Benito Mussolini was een socialist voor hij fascisme uitvond. De Italiaans dictator was redacteur van de socialistische partijkrant Avanti! en verzette zich als pacifist fel tegen Italiaanse betrokkenheid in de Eerste Wereldoorlog aan de kant van de geallieerden. Het Duitse nationaal socialisme was precies wat de term aangeeft; socialisme op basis van nationale eenheid in plaats van klassenstrijd. De vijanden van de fascisten en nazi’s waren in de eerste plaats liberalen, kapitalisten en internationalisten. Dat ze het hardst vochten met marxisten was omdat die zich op hetzelfde electoraat richtten. Kapitalisme en liberalisme waren op dat moment al bijna irrelevant geworden. Marxisten waren volgens de nazi’s ook geen echte volkse socialisten, maar materialistische Joodse internationalisten.
De geaccepteerde literatuur schetst een heel ander beeld over fascisme. We horen alleen over de racistische, militaristische, nationalistische en conservatieve kanten van de ideologie. Dat blijkt minder dan de halve waarheid als je primaire bronnen erbij pakt, ongefilterd door de officiële historici van de Wiardi Beckman Stichting en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Lees bijvoorbeeld Het Socialisme van de NSB, een bloemlezing van NSB-teksten van 1931 tot 1940, in 1941 verschenen bij de Nederlandse nationaal socialistische uitgeverij Nenasu. Of het bijbehorende boek Het Nationalisme van de NSB van een jaar eerder. Een betere weergave van de denkwereld van Nederlandse nationaal socialisten in hun eigen woorden kun je niet vinden.
De Nederlandse nazileider Anton Mussert zag twee botsende werelden. “De ene wereld is de wereld van het liberalisme-kapitalisme-marxisme,” zegt Mussert. “Die wereld noemt men de democratische of nog meer op de man af gezegd, de Joodse. De andere is de nieuwe wereld, die zich baan breekt door de oude heen; de wereld van fascisme en nationaal socialisme, de wereld van de bewustwording der volkeren op eigen waarden, de volkse wereld.”[ii] Marxisme werd als materialistische ideologie op één hoop geveegd met liberalisme. Marxisme en kapitalisme zouden de volkeren van de wereld opstoken tot klassenstrijd en oorlog. Fascisme was voor volkseenheid en vrede op basis van een natuurlijk evenwicht waarin superieure volkeren zouden heersen over inferieure volkeren.
Fascisme was een reactie op het falen van marxisme. De revolutionaire beloften waren niet uitgekomen. De sociaal-democraten hadden na de Eerste Wereldoorlog hun lot verbonden aan het democratische bestel. Fascisten, communisten en anarchisten oefenden met vergelijkbare vormen van bevlogen idealisme in de jaren twintig en dertig een grote aantrekkingskracht uit op jongeren. Marxisme was voor stoffige oude mannen. “Hoewel het revisionisme zich van Marx’ leerstellingen goeddeels heeft losgemaakt,” stelt het NSB-programma, “durft de huidige sociaal-democratie niet te erkennen dat de theorie van de klassenstrijd hopeloos verouderd is en in de moderne tijd een wapen is dat niet minder hen treft die het hanteren, dan hen die het moet treffen.”[iii]
De NSB’ers wierpen zich op als de ware socialisten:
“Terwijl de NSB’ers streden tegen het kapitalisme, en het kapitalisme de nationaal-socialisten daarom tot broodeloosheid veroordeelde, maakten de tot welstand gekomen arbeidersleiders hun argeloze volgelingen wijs, dat de NSB het reactionaire kapitalisme zèlf was. Door de mateloze verwarring en de zinlozen haat, die het gevolg is geweest van deze misleiding, heeft de zogenaamde democratie zich zovele jaren nog kunnen handhaven ondanks de willekeur, het onrecht en de corruptie die zij vertegenwoordigde, en de misdadige buitenlandse politiek die zij voerde in haar verknochtheid aan de westerse machten.”[iv]
Die westerse machten waren Engeland en Amerika, de bolwerken van het gehate liberalisme, kapitalisme en internationalisme.
Fascisten en nationaal socialisten noemden zichzelf rechts, maar dat was voor 1945 niet zondermeer synoniem voor conservatief. Rechts keerde zich in de eerste plaats tegen de Franse revolutie en de liberale revoluties van 1848. “Het liberalisme dat de Franse revolutie ons heeft gebracht was vol over vrijheid, gelijkheid en broederschap,” zegt Mussert in een Landdagrede in het Groningse dorp Wedde in mei 1934. “Die gelijkheid en broederschap zijn alllang opgeborgen, daarover spreekt niemand meer. Van de ons beloofde vrijheid is alleen overgebleven de vrijheid tot uitbuiting, die juist onder het tegenwoordige reactionaire bewind meer de teugel viert. … Het liberalisme beschouwt de wereld als één gebied, waarin de handel vrij is. Elk begrip van volk is het vreemd.”
Met het “reactionaire bewind” doelde Mussert minachtend op de confessionele Anti-Revolutionaire Partij (ARP), de Christelijk Historische Unie (CHU) en de Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP) die Nederland sinds de eerste wereldoorlog hadden geregeerd. Reactionair betekent hier niet conservatief, maar werkend tegen het activisme van idealistische jongeren. Mussert was teleurgesteld in de rechtse partijen, waar hij juist niet de liberalen onder rekende. Het “zogenaamde rechtse bewind” had tot zijn woede niets gedaan tegen het mengsel van “liberalisme, marxisme en democratie” dat het Nederlandse bestel volgens hem typeerde. “Integendeel,” zegt Mussert in Wedde, “dit tijdperk was de grootste bloei van het liberalisme en het marxisme.” De visie van minister-president Colijn (ARP) was volgens de nazileider “volkomen die van de liberale grootkapitalistische wereldbeschouwing”.
De NSB zag zichzelf als vertegenwoordiger van “een algemeene, socialistische wil van het volk” tegenover “de kapitalistische minderheid” die de macht kon behouden “omdat het volk in ontelbare partijen verdeeld werd gehouden en de machtigen in al deze partijen de lakens uitdeelden”.[v] De NSB stelde zich bij socialisme een overheid voor die het “algemeen bellang” uit particuliere handen haalt en op zich neemt. “Het algemeen bellang op economisch gebied wordt gevormd door de voorziening in redelijke behoeften van het gehele volk,” stelt het NSB-programma. “Niet de verkrijging van zo groot mogelijke dividenden voor de aandeelhouders of de uitbetaling van buitensporige lonen en salarissen, dient het doel van de bedrijven te zijn.” Bedrijven die de markt voortbrengt zouden slecht functioneren omdat de “voornaamste zorg” van de kapitalisten was “de winsten zo groot te doen zijn als met de ongebreidelste uitbuitingssystemen bereikbaar was”.[vi]
Als bewijs dat fascisten eigenlijk kapitalisten waren wordt vaak opgevoerd dat ze bedrijven in particuliere handen lieten. “Wie gelooft er in onze tijd nog aan socialisatie van duizenden en nog eens duizenden bedrijven en bedrijfjes?” vraagt het NSB-programma. “Praktisch niemand, zelfs niet tot oordelen bevoegde leden van de SDAP.” De NSB zou het particulier eigendom daarom inderdaad erkennen, maar met het voorbehoud dat bij “bedrijven welke onvoldoende worden beheerd of – in strijd met het algemeen bellang – worden geëxploiteerd, van staatswege wordt ingegrepen”.[vii] Daarmee blijft in de praktijk van economische vrijheid helemaal niks over.
Het bedrijfsleven zou bovendien worden georganiseerd op “de solidariteit tussen alle bevolkingslagen”. In elke bedrijfstak zouden organisaties van werknemers en werkgevers komen die samen de bedrijven zouden leiden. Een “hogere instantie” zou toezien op overleg tussen die organisaties om te zorgen dat “onder alle omstandigheden het algemeen bellang wordt gesteld boven het groepsbellang en het groepsbellang boven het persoonlijk bellang”.[viii] Dit economische model heette corporatisme. Mussolini in Italië en Salazar in Portugal pasten het toe.
Dit fascistische economische model sloeg erg aan onder katholieke jongeren in Nederland en België en via hen onder sociaal-democraten. De SDAP worstelde in de jaren twintig en dertig met een identiteitscrisis. De sociaal-democraten hadden de klassenstrijd grotendeels afgezworen. Ze zochten een nieuwe invulling voor het begrip socialisme en kwamen daarmee bijna overmijdelijk op dezelfde lijn als de fascisten; nationaal socialisme was de logische stap in de post-marxistische gedachtengang. In de jaren dertig raakte de SDAP in de ban van het plansocialisme van de Belgische socialistenleider Hendrik de Man. De corporatistische opbouw leek de ideale manier voor uitvoering van een planeconomie. De Man collaboreerde in de oorlog dan ook met de Duitsers.
Corporatisme werd de schakel voor een katholiek-socialistische samenwerking die na de oorlog werd voortgezet in de rooms-rode kabinetten. De PvdA probeerde na de oorlog corporatisme vorm te geven met de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO). De Tweede Kamer en de katholieke coalitiegenoten, die inmiddels hun enthousiasme voor corporatisme een beetje waren kwijtgeraakt, staken hier een stokje voor, maar we hebben er nog steeds de overlegeconomie aan te danken met een buitenproportioneel grote macht voor de zogenaamde ‘sociale partners’ en vage ondemocratische instituten als de Sociaal Economische Raad, het Centraal Planbureau en het Sociaal Cultureel Planbureau.
Anton Mussert zou het zelf niet meer meemaken, maar in januari 1938 ontgingen de ontwikkelingen hem niet. “Geleidelijk stelen de politieke partijen alle geestelijke eigendommen van de NSB,” aldus de nazileider in partijblad Volk en Vaderland. “De marxisten spreken nu na vijf jaren NSB over natie, volk, volkseenheid, arbeidseer met evenveel gemak als zij gedurende veertig jaar spraken over klassenstrijd, gebroken geweertjes, dappere ongehoorzaamheid.”[ix]
De bovenstaande citaten zijn geen uit verband gerukte losse flodders. Ze zijn onderdeel van een redenatie met een eigen interne logica. Ze geven een eerlijk beeld van de teneur van de totale tekst. Toch roept dit beeld van fascisme ongeloof en verontwaardiging op. Het is een verboden visie op fascisme. Men zal je meteen uitleggen dat het socialisme van fascisten en nationaal socialisten alleen maar schijn en propaganda is. Een werkelijk kritische historicus zou tussen de regels door moeten lezen. Het is een gemakkelijk excuus waarmee linkse historici zichzelf alle vrijheid geven alleen te lezen in primaire teksten wat het beste in hun straatje past. En alles waar ze een ongemakkelijk gevoel van krijgen te verzwijgen. Het is ook onwaarschijnlijk, want wat fascisten verkondigden en wat ze deden vormt een relatief coherent geheel.
Ben je meteen een fascist als je anti-liberaal, anti-kapitalistisch en anti-globalist bent? Je hebt in ieder geval voor negentig procent het gedachtengoed gemeen. En het waren niet in de eerste plaats racisme en militarisme die leidden naar de totalitaire staat, oorlog en concentratiekampen. Die waren het rechtstreekse gevolg van de fascistische ideeën over de verhouding tussen individu en gemeenschap, internationale orde en economische planning. Juist die ideeën zijn in het nieuwe Europa weer populairder dan ooit.
Lees verder in Het Europese Model – aflevering II : de ‘grote sprong voorwaarts’ van Europees Nationalisme.