Deze tekst heeft twee doelen, waarvan één makkelijk en één moeilijk. Het eerste doel is om aan te tonen dat de overheid het probleem is; dat is makkelijk. Het moeilijke doel is om te verklaren waarom de overheid het probleem is. Waarom is het dat kundige, welmenende mensen zulke verschillende resultaten produceren afhankelijk van of ze in de politieke markt opereren of in de economische markt? Waarom is het dat als een willekeurig sample van de mensen die dit artikel lezen (en die niet in Washington zitten), degenen die wel in Washington zitten zouden vervangen, ons beleid waarschijnlijk niet zou verbeteren? Dat is de puzzel die voor ons ligt.

Laten we eerst, ten behoeve van het eerste doel, de gevallen tellen waarin de overheid het probleem is. Laten we onze belangrijkste sociale problemen opsommen en afvragen waar ze vandaan komen.

1. Aantonen dat de overheid het probleem is

Onderwijs

Een belangrijk sociaal probleem is de verslechtering van ons onderwijsstelsel. Naast het leger is het onderwijs de grootste overheidsindustrie van de VS. De totale overheidsuitgaven aan scholing (ik spreek over scholing in plaats van onderwijs, omdat niet alle scholing onderwijs is en omgekeerd) liggen dichtbij die van defensie. Als gecorrigeerd wordt voor inflatie is de som die uitgegeven wordt per pupil de laatste 30 jaar verdrievoudigd. Maar terwijl de input verdrievoudigd is, is de output aan het dalen. Scholen verslechteren. Dit is een probleem dat overduidelijk veroorzaakt wordt door de overheid.

Ordehandhaving en misdaad

Als er één taak is voor de overheid waarover iedereen behalve de meest extreme anarchistische libertariërs het eens zijn, dan is het de burger te beschermen tegen de agressie van andere individuen, om te voorkomen dat hij het hoofd ingeslagen wordt door een wel of niet-willekeurige voorbijganger. Is er iemand die vindt dat de overheid deze taak naar behoren uitvoert? Nee, integendeel. Waarom niet? Voor een deel omdat er zo veel wetten zijn om te overtreden; en hoe meer wetten om te overtreden, hoe moeilijker om wetsovertredingen te voorkomen, niet alleen omdat de rechtshandhaving eerder tekort zal schieten, maar meer nog omdat een groter deel van de wetten niet het begrip van de mensen zal hebben. Je kan alleen die wetten strikt handhaven die de meeste mensen rechtvaardig vinden, oftewel wetten die acties verbieden die zij zelfs in de afwezigheid van ordehandhaving liever vermijden. Als de wetten acties illegaal maken die veel mensen als moreel en juist ervaren, dan kunnen ze alleen afgedwongen worden door bruut geweld. Snelheidslimieten zijn een voor de hand liggend voorbeeld; een alcoholverbod [zoals in de VS van 1920-1933 –red.] is een dramatischer voorbeeld.

Een belangrijke bron van de huidige ordeloosheid, in het bijzonder de slechte toestand binnen de steden, is toe te schrijven aan de poging zogenaamde drugs te verbieden. Ik zeg ‘zogenaamd’ omdat de meest schadelijke drugs legaal zijn in de VS: sigaretten en alcohol. We hebben al eens geprobeerd de consumptie van alcohol te verbieden tegen hele hoge kosten. Nu proberen we narcotica te verbieden tegen enorme kosten. De specifieke consequentie die ik het meest onverdedigbaar vind, is de vernieling die toegebracht wordt aan inwoners van Colombia, Peru en andere landen door ons anti-drugs beleid. Ik ben nog geen acceptabele rechtvaardiging tegen gekomen voor dit gevolg. Terugkerend naar de VS: of je het nu wel of niet een taak van de overheid vindt om te voorkomen dat mensen vrijwillig dingen innemen die je als schadelijk voor hen beschouwd (en of je dit vanwege de schade voor hen of voor derden een overheidstaak vindt) de poging hiertoe is een mislukking geweest. Het heeft veel meer kwaad gedaan aan onschuldige slachtoffers, inclusief het publiek als geheel en specifiek de inwoners van ordeloze stadsbuurten, dan goed gedaan voor degenen die narcotica zouden gebruiken als het legaal was. Er zouden enkele onschuldige slachtoffers zijn (bijvoorbeeld crackbaby’s) zelfs als drugs gelegaliseerd zouden zijn. Maar deze zouden veel minder in aantal zijn, en het zou ook veel beter mogelijk zijn om hun aantal verder te verminderen en het restant te helpen.

Normen en waarden

De overheid draagt niet in zijn eentje de schuld voor het uitzonderlijke verval in normen en waarden en de resulterende explosie van tienerzwangerschappen, buitenechtelijke geboortes, en één-ouder gezinnen. De overheid heeft echter wel in een belangrijke mate bijgedragen aan deze sociale problemen. Charles Murray?s boek ?Losing Ground? geeft overtuigend bewijs dat deze problemen voor een groot deel toe te schrijven zijn aan mislukt overheidsbeleid.

[Sinds de toename van sociale uitkeringen in de VS in het midden van de jaren ?60 zijn met name onder de zwarte bevolking de genoemde problemen enorm verergerd, en is onder zwarte jongeren de criminaliteit toegenomen en de arbeidsparticipatie afgenomen. –red.]. Persoonlijk zou ik nog een mislukte overheidsmaatregel toevoegen, die hij niet noemt, maar waaraan ik een sleutelrol toeken in het verval van sociale en culturele waarden (via een indirecte route evenwel) namelijk dienstplicht. Maar dat is een argument voor een andere keer.

Daklozen

Wat is de oorzaak van de huidige golf van daklozen in het land, die schandalig genoemd mag worden? Veel ervan is veroorzaakt door overheidsacties. Huurbescherming is een factor, hoewel dit ook op ander manieren veel schade toegebracht heeft, alsmede het overheidsbesluit om inrichtingen te legen en mensen op straat te zetten [het merendeel van de daklozen bestaat uit geestespatiënten en drugs- en alcoholverslaafden –red.], verder de stadsvernieuwing en de sociale woningbouw. Samen hebben deze maatregelen meer huizen vernield dan dat ze bijgebouwd hebben, en bovendien is veel sociale woningbouw een voedingsbodem voor misdaad en moreel verval geworden.

Huisvesting

Een ander sociaal probleem bestaat uit de hoge kosten voor huisvesting en de vernieling van woningen. De Noord-Bronx lijkt op recente [1993] beelden uit Joegoslavië van gebieden die onder vuur gelegen hebben. Er is geen twijfel wat de oorzaak is: huurbescherming in New York City, direct, en indirect via overnames van huizen door de overheid omdat de huurbescherming de eigenaars belemmerde de huizen kostendekkend te onderhouden. Dezelfde resultaten zijn er overal waar huurbescherming is, alhoewel New York verreweg het ergste voorbeeld is.

Voorts hebben bouwreguleringen, bestemmingsplannen, en andere overheidsmaatregelen in het hele land de kosten voor huisvesting drastisch verhoogd. Een aannemer in Californië die reeds vanaf W.O.II werkzaam was, vroeg ik: ?stel dat je nu eenzelfde huis zou bouwen dat je in 1945 bouwde, en stel dat arbeids- en materiaal kosten onveranderd zouden zijn; hoeveel meer zou je nu meer kwijt zijn aan bouwkosten om te voldoen aan overheidsreguleringen?? Zijn conclusie: ?Tenminste een kwart van de totale kosten.?

Gezondheidszorg

De overheid speelt een steeds grotere rol in de gezondheidszorg. Decennia lang waren de totale uitgaven aan gezondheidszorg ongeveer 3-5% van het nationaal inkomen. Nu is dat 12-13%, en nog altijd stijgende. De acceleratie van uitgaven dateert van de introductie van Medicare en Medicaid [door de overheid gesubsidieerde zorg(verzekering) –red.] in 1965. In een eerder artikel (Input and Output in Medical Care, Hoover Essays in Public Policy series), geef ik cijfers van ziekenhuiskosten per patiëntdag, gecorrigeerd voor inflatie. De kosten zijn in 1989 26 keer hoger dan in 1946 ($545 vergeleken met $21); personeel per bezet bed was 7 keer zo hoog (4.6 vergeleken met 0.7), terwijl het aantal ziekenhuisbedden per 1000 inwoners gehalveerd was (van 10.3 naar 4.9). De gezondheidszorg is sinds 1946 enorm verbeterd, maar zowel voor 1965 als daarna. Toch zijn de meeste kostenstijgingen van na 1965. Die 7 keer zoveel personen per ziekenhuisbed zijn duidelijk geen mensen die patiënten bezoeken; het zijn vooral mensen die formulieren invullen om te voldoen aan overheidsreguleringen.

Het financiële stelsel

U bent zich bewust van de zwakheid van ons financiële stelsel. Is er enige twijfel dat dit te wijten is aan Washington? De spaardepositocrisis was door de overheid veroorzaakt; door de accelererende inflatie van de jaren ?70, die de netto waarde van veel spaarinstellingen ondergroef; door slechte regulering in de jaren ?80; door de verhoging van het spaarbedrag waarvoor de depositoverzekering van de overheid van toepassing is; en recentelijk door de slechte manier waarmee met de crisis omgegaan is. U kent het verhaal, ik hoef het niet uit te leggen.

Files

Iedereen klaagt over verstopte snelwegen. Dit is een interessant gegeven: de particuliere auto-industrie kan alle auto?s die men wil rijden produceren, maar de overheid is klaarblijkelijk niet in staat een vergelijkbaar goede infrastructuur voort te brengen, een duidelijk contrast.

Vliegvelden

Een vergelijkbaar contrast bestaat tussen vliegmaatschappijen en vliegvelden. De particuliere vliegtuigindustrie is in staat vliegtuigen te bouwen die alle maatschappijen willen vliegen, de maatschappijen hebben de benodigde piloten, werktuigkundigen, en dergelijke gerekruteerd. Waar is het struikelblok? Op vliegvelden en in vluchttorens. Waarom? Deze worden verzorgd door de overheid.

Overige

Ik heb nog niet eens het slechte macro-economische beleid genoemd: de omgekeerde Reaganomics van de Bush [Senior] regering droeg bij aan de recessie van 1990-1991, en gaf ons een moeizaam herstel van een milde recessie. Noch heb ik de overregulering van de industrie en de landbouw genoemd, waardoor belastingbetalers mensen betalen om producten te verbouwen die vernietigd, opgeslagen of weggegeven worden. Ik heb niet eens tarieven en quota?s behandeld of ?affirmative action? en arbeidsreguleringen.

Is er gezien de gegeven lijst enige twijfel dat de overheid het probleem is?

Dit alles betekent niet dat de overheid geen belangrijke functie heeft. Integendeel, de tragedie is dat omdat de overheid zoveel dingen doet die ze niet zou moeten doen, het de dingen die ze wel zou moeten doen, slecht doet. De basistaken van de overheid zijn: het land verdedigen tegen buitenlandse vijanden, agressie van ingezetenen tegen andere ingezetenen voorkomen, een goede besluitvorming organiseren om onze regels op te stellen, en onze onderlinge disputen regelen.

Ik twijfel of onze progressieve wijsneuzen die de boodschap verspreiden dat de vrije markt en het kapitalisme, in plaats van de overheid, het probleem zijn, een vergelijkbaar lijstje van belangrijke sociale problemen kunnen opnoemen die door particulier initiatief veroorzaakt worden.

De voor de hand liggende respons is: vervuiling. Ze zullen zeggen dat particuliere ondernemingen verantwoordelijk zijn voor luchtvervuiling, voor watervervuiling, voor de vernieling van de aarde. Ik suggereer dat zij de vervuiling van landen waar de productie door de overheid georganiseerd is, zoals Polen of de Sovjet Unie of Roemenië vergelijken met de vervuiling in dit land. Het verschil is niet dat onze overheid meer succesvol is geweest in het vermijden van vervuiling; het is dat particuliere ondernemingen het niet winstgevend vinden om te vervuilen; het is winstgevender om vervuiling te vermijden. Er is een echte functie voor de overheid met betrekking tot vervuiling: bepaal voorwaarden, en vooral: definieer eigendomsrechten om zeker te zijn dat de kosten van de vervuiling gedragen worden door de daarvoor verantwoordelijken. Het feitelijke overheidsbeleid is echter noch efficiënt noch effectief. Een voorbeeld is de ?Clean Air Bill?. Deze zal meer industrie opruimen dan luchtvervuiling.

2. Verklaren waarom de overheid het probleem is

Belangengroepen

Een vaak gebruikte verklaring waarom de overheid het probleem is, is de invloed van belangengroepen. Overheidsmaatregelen geven vaak substantiële voordelen aan weinigen terwijl er beperkte kosten voor velen zijn. Een dramatisch voorbeeld werd me recentelijk duidelijk, toen ik met een taxichauffeur sprak in New York City. Ik ben reeds lang geïnteresseerd in het vraagstuk van de regulering van de taxi-industrie, dus ik vroeg hem wat de marktprijs was voor een licentie om een taxi te mogen rijden. Zoals u weet, het aantal taxi’s wordt beperkt per overheidsbepaling, en de licentie om te mogen taxirijden is verhandelbaar en wordt in een relatief vrije markt verhandeld. De huidige prijs [1993] bleek tussen $100.000 en $125.000 te liggen.

Als de beperking op het aantal taxi’s verwijderd zou worden dan zouden de voordelen de nadelen enorm overstijgen. Consumenten zouden profiteren door meer alternatieven te hebben. Het aantal taxi’s zou toenemen en zo ook de vraag naar chauffeurs. Om meer chauffeurs aan te trekken zouden de opbrengsten van chauffeurs stijgen. In economisch jargon: de aanbodscurve van chauffeurs heeft een stijgend verloop.

Waarom bestaat de beperking op het aantal taxi’s? Het antwoord ligt voor de hand: de mensen die nu een licentie hebben, zouden een verlies maken, en dat zijn ze zich bewust. Alhoewel ze met weinigen zijn, zouden ze veel herrie maken op het stadhuis. De mensen die de extra taxi’s zouden rijden weten niet dat zij nieuwe of betere banen zouden hebben. Ook is er geen New Yorker te vinden, die het zijn tijd en moeite waard vindt om te lobbyen bij het stadhuis voor de verwijdering van de taxibeperking om betere taxiservices te krijgen. Dit loont niet voor de individuele taxiconsumenten. Ze hebben gelijk; het is rationele onwetendheid om het niet te doen.

Eigenbelang in de publieke sector

Het verschijnsel van geconcentreerd profijt en verspreide kosten is een geldige verklaring voor veel overheidsprogramma’s. Maar het gaat niet ver genoeg om onze huidige situatie te verklaren. Het verklaart bijvoorbeeld niet waarom als een overheidsorganisatie eenmaal bestaat, ze veel minder efficiënt is dan een vergelijkbare particuliere onderneming. Misschien leidt geconcentreerd profijt tot de totstandkoming van de US Post Office. Maar waarom zou op deze gronden de US Post Office minder efficiënt zijn dan United Parcel Service?

Een antwoord is dat de prikkel van winst sterker is dan de prikkel van publieke dienstverlening. In zekere zin geloof ik dat dit juist is, maar in zekere zin ook weer niet. De mensen die particuliere ondernemingen leiden, hebben dezelfde prikkel als degenen die in overheidsondernemingen werken. In alle gevallen is de prikkel hetzelfde: hun eigenbelang te promoten. Mijn oude vriend Armen Alchian, professor aan de Universiteit van Californië stelde het als volgt: ‘Er is één ding,’ zei hij, ‘waarop je aan kan dat iedereen doet, en dat is dat ze hun eigenbelang voor het jouwe plaatsen.’ De mensen die particuliere ondernemingen leiden zijn hetzelfde soort mensen als degenen die overheidsondernemingen leiden, net als de Chinezen in Hong Kong dezelfde Chinezen zijn als die op het Chinese vaste land; net zoals de West-Duitsers en de Oost-Duitsers geen verschillende mensen waren. Toch waren de resultaten zeer verschillend.

Het punt is dat het eigenbelang gebaat is bij andere handelingen in de particuliere sfeer dan in de publieke sfeer. De budgetrestrictie is bijvoorbeeld anders. Een onderneming begonnen door een groep mensen in de particuliere sfeer kan succes hebben of kan falen. De meeste nieuwe bedrijven falen (als een onderneming overduidelijk bestemd is voor succes, dan bestaat dit bedrijf waarschijnlijk al). Als de onderneming faalt, dan treedt er een verlies op. De eigenaren hebben een goed zichtbare budgetrestrictie, want om gaande te blijven, zouden ze steeds dieper in hun eigen broekzakken moeten graven. Ze zijn terughoudend om dat te doen, dus hebben ze een sterke prikkel om van de onderneming een succes te maken of om hem te sluiten.

Stel dat dezelfde groep mensen hetzelfde bedrijf start in de overheidssector, en dat de initiële resultaten hetzelfde waren. De onderneming is een mislukking, het plan werkt niet. Nu hebben ze een heel andere budgetrestrictie. Niemand geeft graag toe dat hij een fout heeft gemaakt, en dat hoeft nu ook niet. Ze kunnen zeggen dat de onderneming alleen een mislukking was, omdat het plan niet op een voldoende grote schaal is uitgevoerd. Belangrijker nog, ze hebben een andere, veel diepere broekzak om in te graven. Met de beste bedoelingen kunnen ze proberen de mensen, die over de publieke uitgaven gaan, te overtuigen om hun onderneming op een grotere schaal te financieren, om dieper in de broekzak van de belastingbetaler te graven teneinde de onderneming gaande te houden. Dit illustreert een algemene regel: als een particuliere onderneming een mislukking is, gaat deze failliet (tenzij het een overheidssubsidie kan krijgen); als een overheidsonderneming een mislukking is, wordt deze uitgebreid. Ik daag u uit de uitzonderingen te vinden.

De algemene procedure is dat de overheid begint aan een activiteit als die op dat moment wenselijk lijkt. Als de onderneming eenmaal onderweg is, of die nu wenselijk blijkt of niet, krijgen mensen zowel bij de overheid als in de particuliere sector er een belang in. Als de initiële reden voor de activiteit verdwenen is, hebben zij een sterke prikkel om een andere rechtvaardiging te vinden voor de handhaving ervan.

Een duidelijk voorbeeld in de internationale sfeer is het Internationale Monetaire Fonds (IMF), dat te Bretton Woods opgericht was om een stelsel van internationale vaste wisselkoersen te regelen. Of het een goed of slecht stelsel was, is hier even niet relevant. Toen President Nixon in 1971 weigerde de dollar nog langer voor buitenlandse centrale banken inwisselbaar te laten zijn voor een vaste hoeveelheid goud, stortte het stelsel in, en werd vervangen door flexibele wisselkoersen. Hoewel de functie van het IMF verdween, verdween het IMF niet, maar veranderde zijn takenpakket en breidde het zelfs uit. Het werd een hulpagentschap voor ontwikkelingslanden in financiële nood, en ging door met het graven in de broekzak van zijn sponsors om zijn nieuwe activiteiten te sponsoren. In Bretton Woods werden twee organisaties opgericht: één om het stelsel van vaste wisselkoersen te regelen en een ander, de Wereldbank, om economische ontwikkeling te bevorderen. Nu hebben we twee organisaties om economische ontwikkeling te bevorderen; en beiden doen in mijn ogen meer kwaad dan goed.

Laten we en heel ander voorbeeld nemen in de VS. Aan het einde van W.O.II hadden we loon- en prijsregulering. Tijdens de oorlogsinflatie vonden veel werkgevers het moeilijk om werknemers te vinden. Om onder de loonregulering uit te komen gingen zij gezondheidszorg als secundaire arbeidsomstandigheid aanbieden teneinde werknemers aan te trekken. De belastingdienst had enige tijd nodig voordat ze werknemers verplichte de gezondheidzorg als belastbaar inkomen op te geven. Tegen de tijd dat de belastingdienst zo ver was, beschouwden de werknemers de onbelaste gezondheidzorg inmiddels als een verworven recht. Ze zorgden voor zoveel politiek geluid, dat het Congres een wet aannam, die de door werkgevers betaalde gezondheidzorg een niet-belastbare status gaf. Het excuus verdween toen de loon- en prijsregulering ophield, maar de belastingontheffing bleef bestaan. Het gevolg was dat een medisch stelsel gecreëerd was waarin het vanzelfsprekend beschouwd werd dat werknemers hun gezondheidzorg via de werkgevers regelden. Op deze indirecte manier waren oorlogsreguleringen een belangrijke factor die bijdroegen aan de collectivisering van de gezondheidzorg, waarachter het bedrijfsleven een drijvende kracht werd.

De kiezer een effectieve stem geven

Progressieve wijsneuzen zullen u vertellen dat het probleem is dat het publiek de goederen, die de overheid voortbrengt, wel graag wil hebben, maar te gierig is om er zelf geld aan uit te geven. Als we van deze gierigaards meer geld zouden loskrijgen met behulp van belastingen zouden we dit probleem verhelpen. Ze hebben misschien voor een deel gelijk, maar alleen voor een deel. Het is bijvoorbeeld geen reden waarom we landbouwsubsidies hebben. Willen de mensen van ons land er echt graag voor betalen dat boeren producten verbouwen, die weggegooid worden of tegen gereduceerde prijzen in het buitenland gedumpt worden? Misschien kan voor Medicare en Medicaid gesteld worden dat het publiek de goederen wil die de overheid ze geeft, maar zeker niet voor landbouwsubsidies of beperkingen op de import van Japanse auto’s, die de prijs van een auto met mogelijk zo’n $2000 verhogen en overigens de neergang van de Amerikaanse auto-industrie niet tegengaan. Het is ook niet waar voor importquota voor suiker. Als er een verkiezing zou zijn waarbij er gekozen kan worden om de suikerprijs te verdubbelen, denkt u dat er een meerderheid ‘ja’ zou stemmen?

Integendeel, wanneer het publiek over dergelijke zaken kan stemmen stemt zij overweldigend ‘nee’. Het merendeel van de mensen vindt de overheid te groot. Mensen weten dat zij geen waar voor hun geld krijgen als zij belastingen betalen. In Californië waar referenda mogelijk zijn, stemden de mensen voor ‘Proposition 13’, die aanleiding was voor de ‘tax revolt’. Later stemden ze voor de ‘Gann Limit’ ter beperking van de totale overheidsuitgaven. In 1991 stemden Californiërs om de termijnen van staatsbestuurders te verkorten, en in 1992 verkortten ze de termijnen van hun Congresleden. Connecticut heeft een progressieve inkomstenbelasting omdat Weicker daar gouverneur is, niet omdat de mensen het willen. Bij herhaaldelijke verkiezingen over progressieve belastingen werd het voorstel verworpen.

De progressieve wijsneuzen hebben echter om een nog fundamentelere reden ongelijk. Het probleem is niet dat de overheid te weinig uitgeeft, maar dat het te veel uitgeeft. Het probleem met scholen is dat de overheid te veel uitgeeft aan de verkeerde dingen. Ook in de gezondheidszorg geeft de overheid te veel aan verkeerde dingen uit. Het eindresultaat is dat de overheid een zich zelf handhavend monster is geworden. Abraham Lincoln sprak over een overheid van het volk, door het volk, voor het volk. Wat we nu hebben is een overheid van het volk, door de bureaucraten (inclusief parlementsleden en bestuurders), voor de bureaucraten.

Laat me opnieuw benadrukken dat het probleem niet is dat de bureaucraten slechte mensen zijn. Het probleem is, zoals de Marxisten zouden zeggen, het systeem, niet de mensen. Het eigenbelang van mensen in de overheid doet hen beslissingen nemen die in strijd zijn met het eigenbelang van de rest van ons. Herinner Adam Smith’s principe van de onzichtbare hand: Mensen die alleen hun eigenbelang bedoelen te dienen worden ‘door een onzichtbare hand geleid waardoor zij het publieke belang dienen zonder dat dit’ hun intentie was. Ik stel dat hier een omgekeerde onzichtbare hand werkt: Mensen die het publieke belang bedoelen te dienen worden door een onzichtbare hand ertoe geleid particuliere deelbelangen te dienen zonder dat dit hun intentie was.

Ik geloof dat onze huidige problemen bestaan omdat we geleidelijk overheidsinstituties hebben ontwikkeld waarin mensen geen effectieve stem hebben. Een recente studie door James Payne maakt dit erg duidelijk. Na een studie van 14 verschillende publieke hoorzittingen [in het Congres] over overheidsuitgaven, vond Payne dat ‘1014 getuigen voor extra uitgaven waren. Slechts 7 zouden als tegenstanders geclassificeerd kunnen worden. Met andere woorden, de verhouding pro-uitgevers ten opzichte van anti-uitgevers was 145:1.’ Een nog belangrijkere bevinding was dat ‘van de 1060 gehoorde getuigen 47% federale bestuurders was, en 10% staats- en locale beambten. Verder bestond 6% uit de congresleden zelf.’ Dus 63% van de getuigen die pro-uitgevers waren, kwamen vanuit de overheid. Ze vertelden ons dat zij ons geld zouden moeten besteden, ik zal niet zeggen voor hun profijt, maar voor wat zij geloofden (of zeiden dat ze geloofden) dat ons profijt was. Payne voegde toe ‘meestal worden de standpunten over overheidsuitgaven in het Congres gevormd door de overheidsbeambten zelf.’ Wat het geval is voor uitgaven is evenzeer het geval voor andere overheidsmaatregelen: suikerquota, de belastingontheffing voor zorg via de werkgever, landbouwsubsidies, en ga zo maar door.

Het probleem van geconcentreerd profijt en verspreide kosten is een reëel probleem. Maar ik geloof niet dat het op dit moment het echte probleem is. Het echte probleem is dat we niet in staat zijn te doen wat we zeggen, vanwege de structuur van de overheid. We bepleiten vrij ondernemerschap voor de bevrijde communistische landen. We zeggen dat ze moeten privatiseren, privatiseren, privatiseren, terwijl wij collectiviseren, collectiviseren, collectiviseren.

Wat kunnen we hier aan doen? We hoeven onszelf niet te straffen. Dit is een geweldig land; het is het rijkste land ter wereld met de hoogste levenstandaard. Het is een enorm eerbetoon aan de vrije markt dat met minder dan 50% van de beschikbare middelen, de particuliere sector een levenstandaard kan produceren waarop de wereld jaloers is. Wij, het volk, moeten eens te meer regeren. Daarvoor is een grote verandering nodig in de politieke structuur, denk ik.

Beperkte bestuurstermijnen

De enige nu al waar te nemen beweging die beloftevol is, is de beweging naar beperkte bestuurstermijnen, een beweging die een de-bureaucratisering van in ieder geval het Congres belooft. Verder zou het leuk zijn om weer terug te keren naar het ‘spoilssysteem’ [waarbij de winnende politieke partij het ambtenarenapparaat politiek benoemd] als alternatief voor het huidige ambtenarenapparaat. Dat zou het hele bestuur de-bureaucratiseren. Nu hebben we mensen in zekere, permanente banen wiens positie afhangt van een steeds groter groeiende overheid. Hoewel ik geen mogelijkheid zie om naar het spoilssysteem terug te keren, zouden beperkte bestuurstermijnen niet alleen het Congres zelf de-bureaucratiseren, maar ook de staf van Congresleden, nu ongeveer de enige ambtenaren voor wie ambtelijke regels en het onbeperkt aanblijven niet opgaan.

Er is een groot draagvlak voor beperkte bestuurstermijnen. Colorado voerde in 1991 beperkte bestuurstermijnen in voor zowel staatsbestuurders als Congresleden. Californië voerde ze in 1991 in voor staatsbestuurders en vergezelde tijdens de verkiezingen van 1992 13 andere staten met het invoeren van beperkte bestuurstermijnen voor Congresleden. Hierdoor hebben nu 15 staten dergelijke termijnbeperkingen. Het aantal stemmen voor beperkte bestuurstermijnen in de 14 staten die daarvoor konden kiezen, was in 1992 groter dan het aantal landelijke stemmen voor Clinton! Dit is echt een idee waar de tijd rijp voor is. Natuurlijk zullen Congresleden u vertellen dat het ongrondwettelijk is voor individuele staten om hun bestuurstermijnen te beperken. Misschien is dat zo, maar het zou geprobeerd moeten worden, en het Congres heeft zonder meer de macht om een amendement aan de grondwet toe te voegen om dit mogelijk te maken. In ieder geval is iets drastisch nodig om de richting te veranderen waarheen we nu bewegen.

De VS heeft een geweldig erfgoed en een geweldige geschiedenis. Sinds het begin van onze republiek is iedere generatie beter geschoold dan de vorige en heeft een hoger levensstandaard. De komende generatie dreigt de eerste te zijn voor wie dat niet geldt, en dat zou een enorme tragedie zijn.

Oorspronkelijke titel: ‘Why Government is The Problem’, The Hoover Institution, Essays in Public Policy No. 39 (1993).

Vertaling door Peter van Maanen.

Eindnoten:
i Charles Murray, ‘Losing Ground: American Social Policy, 1950-1980’ (New York: Basic, 1984).
ii Recente boeken van Huber en Olson tonen aan dat de overheid niet goed onze disputen regelt. Zie Peter W. Huber, ‘Liability: The Legal Revolution and Its Consequences’ (New York: Basic, 1991); Walter K. Olson, ‘The Litigation Explosion’ (New York: Dutton, 1991).
iii Citaten uit: James L. Payne, ‘Why Congress Can’t Kick the Tax and Spend Habit,’ Imprimis (Hillsdale College) 20, no.5 (May 1991).
iv De overheidsuitgaven op alle niveaus samen (federaal, staat, en lokaal) waren in 1992 ongeveer 43% van het nationaal inkomen. Van de overgebleven 57% voor de particuliere sector wordt een aanzienlijk deel opgeslokt door verplichte uitgaven en opgelegde kosten als gevolg van reguleringen, tarieven, quota, etc. Mijn conclusie is dat de particuliere sector “minder dan 50% van de beschikbare middelen” beheerst.

Dit artikel verscheen eerder op: mvlogo-small.jpg