Onderzoek heeft wel degelijk aangetoond: hoe hoger de pakkans en hoe zwaarder de straf, hoe groter de kans dat een crimineel van zijn daad afziet.
Progressieve criminologen beweren dat het effect van hogere straffen nooit is gebleken. Maar ook criminelen zijn calculerende burgers. Onderzoek heeft wel degelijk aangetoond: hoe hoger de pakkans en hoe zwaarder de straf, hoe groter de kans dat een crimineel van zijn daad afziet.
|
Nederland wordt steeds crimineler (zie kader). Criminologen en andere sociale wetenschappers noemen vaak allerlei sociale factoren als waarschijnlijke oorzaken: werkloosheid, minder sociale controle, gebroken gezinnen, afname van normen- en waardebesef, ongelijkheid. En sinds Pim Fortuyn mag nu ook openlijk gezegd worden dat er een verband is tussen de toename van het aantal allochtonen en criminaliteit.
Het ligt inderdaad voor de hand dat dit soort factoren van invloed zullen zijn op de hoeveelheid criminaliteit. Maar volgens de puur economische benadering van criminaliteit zijn al die factoren op zichzelf nooit voldoende om criminaliteit te verklaren. Ze zijn hoogstens voldoende om te verklaren waarom sommige mensen er vatbaar voor zijn. Het feit dat ze ook daadwerkelijk crimineel worden, wordt simpelweg verklaard uit het feit dat misdaad loont. De explosieve toename van de criminaliteit in de jaren zestig en zeventig ging immers gepaard met een sterke afname van pakkans en strafmaat, mede onder invloed van progressieve ideeën over een softe aanpak van criminelen. De gewone man voelt dat op zijn klompen aan. Vandaar dat er steeds meer wordt geroepen om harder optreden tegen misdaad.
Gary Becker, winnaar van de Nobelprijs voor de economie in 1992, ontwikkelde in 1968 voor het eerst een uitgebreid economisch model van criminaliteit. Kort gezegd komt de theorie erop neer dat de crimineel een afweging maakt tussen de te verwachten opbrengst van zijn criminele daad en de gemiddeld te verwachten straf. In feite komt dat overeen met de basisaanname van de hele economische wetenschap: dat mensen ernaar streven hun nut te maximaliseren. Als een crimineel overweegt een bank te beroven, zou hij bijvoorbeeld kunnen verwachten 10.000 euro te stelen. Als hij de kans dat hij gepakt, veroordeeld en gestraft wordt op één op twintig schat, en de gevangenisstraf op twintig maanden, dan houdt hij rekening met een gemiddeld te verwachten straf van een maand zitten. Als de dief 10.000 euro meer waard vindt dan het vermijden van een maand gevangenis, zal hij de daad begaan. Niemand vindt het leuk om te zitten, dus hoe hoger de pakkans en hoe langer de gevangenisstraf, hoe groter de kans dat de crimineel van zijn daad afziet. Natuurlijk varieert de pakkans van crimineel tot crimineel. Bovendien is het niet zeker dat criminelen hun pakkans en strafmaat correct inschatten. Maar de theorie gaat ervan uit dat door de bank genomen een vergroting van strafmaat en strafkans de criminaliteit verlaagt. Als de verwachte straf doorgaans hoger is dan de verwachte opbrengst, zal er weinig criminaliteit zijn. Als de verwachte straf doorgaans lager is dan de verwachte opbrengst, zal er veel criminaliteit zijn.
Hoe zit het in Nederland met de pakkans en de strafmaat? Recherchechef H. Vissers van het korps Rotterdam-Rijnmond zegt in het AD (15 april 2002) dat zelfs een substantieel deel van de ernstige delicten in Rotterdam niet behandeld wordt wegens een tekort aan rechercheurs. Het betreft onder meer mishandelingen, steekpartijen, ramkraken en gewapende overvallen. Vissers: “Als niet onmiddellijk helder is wie de dader is, en dat is zelden het geval, laten we het zitten.” Volgens Vissers blijven zaken soms zelfs op de plank liggen als vaststaat wie de daders zijn. Volgens een rapport van het ministerie van Justitie wordt de harde kern gevormd door 9000 draaideurcriminelen die de afgelopen jaren meer dan twintig keer werden opgepakt. Uit onderzoek blijkt dat de pakkans in Nederland ongeveer 2,2 procent is. Twintig keer opgepakt worden, staat dus voor 909 misdrijven per dader en 8,2 miljoen misdrijven voor de totale groep. Een commentaar in het AD (10 juli 2002) van de Raad van Hoofdcommissarissen: “Die 9000 mensen bezorgen ons ontzettend veel werk. Soms lijkt de politie wel een taxibedrijf. Agenten moeten deze verdachten dagelijks ophalen bij supermarkten en warenhuizen. Als je die groep uit de criminaliteit haalt, bespaart dat veel werk.”
Het lijkt erop dat de straffen in Nederland niet alleen laag zijn, maar dat het heel zeldzaam is dat er überhaupt gestraft wordt. Tegen jeugdig kattenkwaad wordt tegenwoordig overigens wel hard opgetreden: rond de afgelopen jaarwisseling werden in Den Haag en Rotterdam driehonderd kinderen gearresteerd die een dag te vroeg vuurwerk afstaken. En er is nog een belangrijke prioriteit: onlangs kreeg de politie opdracht om jaarlijks 180.000 verkeersboetes meer binnen te halen.
Ook is het een Nederlandse traditie dat mensen die eigenrichting plegen, systematisch worden aangepakt. Recent voorbeeld zijn de twee Albert Heijn-medewerkers die vervolgd worden wegens het in elkaar slaan van een crimineel die een collega met een mes bedreigde. Overigens werd de crimineel in dit geval bij wijze van hoge uitzondering ook gestraft, anders zou het bij het publiek wat vreemd overkomen.
De enige manier waarop de overheid haar milde strafklimaat kan handhaven, is door er streng op toe te zien dat burgers niet zelf tegen criminelen optreden. Wellicht dat als de overheid helemaal niets zou doen en politie en justitie zou afschaffen, de hoeveelheid criminaliteit kleiner zou zijn dan die nu is. Eigenrichting zou namelijk wel eens meer effect kunnen hebben dan het optreden van politie en justitie.
Ben van Velthoven, van de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden, verrichtte in 1994 een studie naar de economie van misdaad en straf. Hij maakt daarin, voor het jaar 1990, een berekening van de verwachte straf en de verwachte opbrengst per misdrijf. Het ophelderingspercentage van de door de politie geregistreerde misdrijven bedroeg in 1990 22,3 procent. Op basis van een CBS-schatting van een tien keer zo hoog feitelijk aantal misdrijven tegen privé-personen (6,3 miljoen) en instellingen en bedrijven (5,4 miljoen), komt Van Velthoven op een werkelijke pakkans van slechts 2,2 procent. Maar van de opgepakte criminelen kreeg slechts zes procent gevangenisstraf. Dat komt overeen met een kans op gevangenisstraf van 1 op 758 per gepleegd misdrijf. Naast gevangenisstraf werden er ook boetes opgelegd, maar die waren bedroevend laag.
Uiteindelijk berekent Van Velthoven een verwachte strafdreiging per misdrijf van slechts ƒ 3,60 boete plus vier uur vrijheidsstraf. Daar stond tegenover een verwachte opbrengst per misdrijf van ruim ƒ 400. In 1990 gold dus dat misdaad loonde voor elke doorsneecrimineel die met een normale baan minder dan netto ƒ 100 per uur zou verdienen. Anno 2002 is het opsporingspercentage verder gedaald tot vijftien procent. Aan de andere kant zijn er berichten dat rechters iets harder straffen. Een voorbeeld daarvan is de Rotterdamse rechter die een aantal bendeleden die op zeer gewelddadige wijze mensen van hun scooters beroofden, tot negen jaar gevangenisstraf oplegde (bron: Het Parool, 28 juni 2002).
Begin 2002 schreef criminologe Chrisje Brants in het Tijdschrift voor Criminologie een klaagzang over de partijprogramma’s van politieke partijen. Volgens Brants hebben politieke partijen vooral oog voor meer en harder strafrechtelijk optreden en worden ze daarbij niet gehinderd door enige criminologische kennis van zaken. Onderzoek zou namelijk bevestigen dat er geen aanwijzingen zijn dat strafrecht helpt. Criminologe en GroenLinks-lijsttrekker Femke Halsema is het roerend met Brants eens. Haar commentaar in het AD (8 april 2002): “Nu ook weer over preventieve werking van hogere straffen. Na een eeuw lang onderzoek is daar nog nooit iets van gebleken.”
Klopt het dat criminologisch onderzoek bevestigt dat (harder) straffen niet helpt tegen criminaliteit? Nee. Maar er zijn wel onderzoeken waarbij die conclusie wordt getrokken. Hoewel de theorie dat harder straffen niet helpt, onlogisch is. Het impliceert namelijk dat straffen wel helpt, maar harder straffen niet. Anders zou men wel zeggen dat straffen niet help in plaats van dat harder straffen niet helpt. Maar hoe weten criminologen dat het toevallige niveau van straffen op het moment dat ze er een uitspraak over doen, het optimale niveau van straffen is? Waarom zou het huidige niveau van straffen wél nuttig zijn en harder straffen niet? De theorie heeft alleen betekenis als men zou zeggen: harder straffen dan niveau X helpt niet. Daarnaast lijkt het evident dat langere gevangenisstraffen criminaliteit verlagen, alleen al door het feit dat misdadigers moeilijk misdaden kunnen plegen terwijl ze vastzitten, zelfs al zou er geen afschrikeffect zijn.
Hoe zit het dan met die onderzoeken die aan zouden tonen dat (harder) straffen niet helpt? Vaak betreft het recidive-onderzoeken die verkeerd worden geïnterpreteerd. Een fout die bijvoorbeeld veel wordt gemaakt, is dat men twee groepen criminelen met elkaar vergelijkt, waarbij de ene groep zwaarder gestraft wordt dan de andere. Uit sommige onderzoeken blijkt het percentage criminelen dat na de straf opnieuw misdrijven begaat, in beide groepen weinig uiteen te lopen. Waaruit de onderzoekers dan de conclusie trekken dat harder straffen niet helpt. Helaas hebben deze onderzoekers de economische theorie over afschrikking niet goed begrepen. De theorie zegt dat de crimineel beïnvloed wordt door zijn inschatting van de verwachte straf, niet door de straf die hij toevallig zelf in een enkel geval kreeg. De te verwachten straf bij het plegen van een nieuw misdrijf is bij beide groepen hetzelfde, dus is een gelijk recidive-percentage niet in strijd met de theorie.
Bij een ander type onderzoek probeert men een algemene verhoging van strafkans en strafmaat, bijvoorbeeld door een harder politiek beleid op een bepaald moment, te relateren aan de afname van recidive. Soms vindt men zo’n verband, soms niet. In het laatste geval trekt men dan de conclusie dat harder straffen niet helpt tegen criminaliteit. Maar de theorie dat harder straffen werkt, voorspelt helemaal niet dat recidive afneemt bij harder straffen. Er wordt alleen voorspeld dat de totale hoeveelheid criminaliteit afneemt. Harder straffen kan ertoe leiden dat alle criminelen in gelijke mate minder misdrijven plegen. In dat geval neem recidive af. Het kan er ook toe leiden dat de meeste criminelen stoppen met crimineel zijn, of er niet mee beginnen, en dat na verloop van tijd alleen de zwaarste of meest irrationele criminelen overblijven in de gevangenispopulatie, dus juist diegenen die het vaakst misdrijven plegen. Als je dan de recidive meet van criminelen die uit de gevangenis komen, zal die hoger liggen, terwijl de totale hoeveelheid criminaliteit gedaald is.
Een laatste voorbeeld van problematisch onderzoek is onderzoek waarbij men probeert een relatie te leggen tussen criminaliteit en de hoeveelheid mensen die in de gevangenis zit. Als men over een bepaalde periode een toename ziet in het aantal gevangenen en de criminaliteit daalt niet, dan trekt men soms de conclusie dat harder straffen niet helpt. Los van een aantal andere methodologische problemen, is het een verkeerde aanname dat harder straffen gelijk staat aan meer gevangenen. Harder straffen zou er ook toe kunnen leiden dat er juist minder gevangenen zijn. Als gevangenisstraffen bijvoorbeeld twee keer zo lang worden, of de strafkans wordt twee keer zo groot maar door het afschrikeffect neemt het aantal misdrijven met een factor vier af, dan vermindert de gevangenispopulatie met vijftig procent. Omgekeerd kan lichter straffen de gevangenispopulatie doen toenemen.
Is het dus waar dat er na een eeuw lang onderzoek nog nooit iets van een preventieve werking van hogere straffen is gebleken, zoals Halsema roept? Nee. Het getuigt wel van gotspe om zo’n aperte leugen over je eigen vakgebied te verkondigen. Er zijn vele criminologische onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat harder straffen leidt tot minder criminaliteit. In het algemeen blijkt uit onderzoek dat het effect van een grotere pak- en veroordelingskans groter is dan het effect van een langere gevangenisstraf. Met andere woorden: een verdubbeling van de strafkans levert meer op dan een verdubbeling van de duur van de gemiddelde gevangenisstraf. In Nederland zijn twee onderzoeken gedaan waarin geconcludeerd werd dat de toename van de criminaliteit sinds de jaren zestig in ieder geval deels verklaard kan worden uit het afnemen van de strafkans en het verminderen van de strafmaat: Criminaliteit, pakkans en politie van het Sociaal Cultureel Planbureau (1985) en De ontwikkeling van de criminaliteit in Nederland, 1950-1990 van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden (1994). Sommige onderzoeken vinden ook een extra afschrikeffect als de straf snel op de misdaad volgt. Al trok rechtsgeleerde Okko Bosker van de Rijksuniversiteit Groningen in een proefschrift uit 1997 de conclusie dat een experiment met snelrecht in Drenthe geen extra afschrikeffect had.
Voor zover onderzoek geen definitief bewijs geeft voor of tegen het effect van harder straffen, zoals sommige criminologen beweren, lijkt het redelijk de bewijslast bij hen te leggen die zeggen dat harder straffen niet werkt. Dat is namelijk een stelling die in strijd is met algemeen aanvaarde economische en psychologische theorieën. Het is lastig om door onderzoek hard aan te tonen dat straffen juist wel of juist niet helpt, omdat het moeilijk is het effect van harder straffen te scheiden van allerlei andere factoren die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de criminaliteit. Een daarmee samenhangend probleem is dat het niet altijd duidelijk is of de hoeveelheid criminaliteit oorzaak of gevolg is van harder straffen. Een oplopende criminaliteit kan tot een politiek klimaat van zwaarder straffen leiden.
Een van de betere onderzoeken op dit gebied is een onderzoek van het Amerikaanse National Center for Policy Analysis, waarin de criminaliteit in Texas werd vergeleken met de criminaliteit in de overige Amerikaanse staten. Tussen 1980 en 1988 nam het door criminelen te verwachten aantal gevangenisdagen per misdrijf in Texas af met 37 procent, terwijl het in de hele VS toenam met 36 procent. In diezelfde periode nam de hoeveelheid misdaad in Texas toe van 3 tot 42 procent boven het nationale gemiddelde.
Toen men in de jaren negentig in Texas veel strenger begon te straffen, kwam haar criminaliteitsniveau weer in de buurt van het nationale gemiddelde te liggen. Het is onwaarschijnlijk dat een significant deel van dit verschil kan worden toegeschreven aan iets anders dan een verschil in straffen, omdat men mag aannemen dat andere sociale factoren waarschijnlijk voor een groot deel gelijk zijn in heel Amerika. Dit werd des te duidelijker toen men hetzelfde verband vond bij een vergelijking tussen Texas en Californië, staten die qua sociale ontwikkelingen veel op elkaar lijken.
Deze relatie tussen straffen en misdaad is natuurlijk een kwestie van boerenverstand. Soms is het beter daarop te vertrouwen dan op onderzoeksconclusies die met elke redelijke intuïtie in strijd zijn. Veel automobilisten zullen gemerkt hebben dat ze zich tegenwoordig beter aan de maximumsnelheid houden in verband met de in de afgelopen jaren toegenomen controles en boetes. Dus lijkt het logisch dat zulke afwegingen ook voor criminelen gelden. Er is wel onderzoek gedaan waaruit blijkt dat criminelen gemiddeld minder vatbaar zijn voor consequenties in de toekomst dan gemiddelde mensen. Maar verminderd vatbaar is iets heel anders dan niet vatbaar. Zelfs een rat kun je trucjes leren door beloning en straffen, dus het zou vreemd zijn als een crimineel, die toch slimmer is dan een rat, niet door zulke dingen beïnvloed zou worden.
Wat zeggen criminelen er zelf van? Criminologen Richard Wright en Scott Decker interviewden 105 actieve inbrekers in de Amerikaanse stad St. Louis. Het bleek dat het merendeel van de criminelen relatief rationeel redeneerde, iets wat wellicht ook wel nodig is voor een succesvolle criminele carrière. Doorgaans bleken zij, naar eigen zeggen, bij het maken van criminele beslissingen inderdaad rekening te houden met de verwachte strafkans en strafmaat. Een voorbeeld van een van de uitspraken: “Na mijn 8 jaar voor roof zei ik tegen mezelf: ik pleeg nooit meer een roofoverval, want ik was opgesloten met heel veel jongens die 25 tot 30 jaar hadden gekregen voor roof en ik denk dat ik het daarom maar bij inbreken heb gehouden, want ik had geleerd dat je voor een misdaad met een wapen heel lang moet zitten.”
Morgan Reynolds, directeur van het Criminal Justice Center van het Amerikaanse National Center for Policy Analysis, zei in een getuigenis voor het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in 2000: “Het antwoord is evident voor de meeste Amerikanen: ja, natuurlijk leidt straffen tot minder misdaad. Straffen converteert, in ieder geval soms, criminele activiteit van lonend naar niet-lonend en mensen passen hun gedrag daarop aan.” James Wilson, een van de bekendste Amerikaanse criminologen, werd gevraagd wat de samenleving kan doen om het collectieve morele verval te repareren. Zijn antwoord: “Neem ten eerste afstand van de notie dat gevangenissen niet zouden werken. Dat klopt niet.” John Dilulio van de Amerikaanse Princeton University, een bekend expert op het gebied van gevangenissen en straffen: “Er is veel bewijs dat gevangenisstraffen criminaliteit verminderen. De gegevens laten er geen misverstand over bestaan dat de toename in het toepassen van gevangenisstraffen miljoenen ernstige misdaden heeft voorkomen (in de jaren 80).” Eugene Methvin, die van 1983 tot 1986 lid was van de Amerikaanse Presidentiële Commissie over georganiseerde misdaad, deed zeer uitvoerig onderzoek naar criminaliteit en straffen. Zijn conclusie? “Sluit ze op en je werkt ze tegen. Laat ze los en je betaalt een vreselijke prijs.” (Bron: First Things, januari 1994.)
Zijn meer politiebevoegdheden, zoals fouilleren en een algemene identificatieplicht, bevoegdheden die nu een grote kans maken door het parlement te worden ingevoerd, een oplossing voor criminaliteit? De mate waarin dergelijke politiestaattactieken helpen tegen criminaliteit is nihil. Ze veranderen niets aan het werkelijke probleem: dat criminelen nauwelijks gestraft worden. Meer blauw op straat? Hoogleraar politierecht prof. J. Naeye in het AD (14 mei 2002): “Het is prachtig als er politiemensen op straat zijn, maar dat is geen enkele garantie dat ze iets doen, al verbetert het veiligheidsgevoel misschien een beetje. Mijn stelling is: politici moeten niet roepen om meer blauw, maar om meer recherche.” Het andere grote probleem ligt bij justitie, waar jaarlijks een miljoen strafzaken op de plank blijft liggen (bron: AD, 8 november 2002). En het derde probleem is dat de straffen meestal nogal laag zijn.
Moeten er meer gevangenissen worden gebouwd? Niet noodzakelijkerwijs. Volgens misdaadverslaggever Peter R. de Vries kunnen we het beste softdrugs legaliseren. “En als we dat doen, kunnen we direct stoppen met het aan de lopende band bijbouwen van gevangenissen, waar immers zestig procent van de gedetineerden ‘drugsgerelateerd’ is,” aldus De Vries. Misschien geen gek idee: in het rapport Drugsbeheersing door legalisatie uit 1994, opgesteld door een aantal mensen werkzaam bij justitie, politie en verslavingszorg, werd om deze en andere redenen gepleit voor het legaliseren zowel soft- als harddrugs. Drugscriminaliteit is waarschijnlijk een uitzondering op de regel dat zwaarder straffen criminaliteit vermindert. Bij drugscriminaliteit blijkt zwaarder straffen juist te leiden tot hogere criminaliteit. Ten eerste leidt hard optreden tegen drugshandelaren tot een verharding van de drugshandel. Zo zie je dat de harddrugshandel, die het hardst wordt aangepakt, gewelddadiger is en meer liquidaties kent dan de softdrugshandel. Ten tweede geldt dat hoe harder je optreedt tegen drugshandel, hoe hoger de prijzen van drugs, en dus hoe meer junkies moeten stelen om in hun dagelijkse behoefte te voorzien. Ten derde leidt hard aanpakken van drugs tot corruptie bij politie en justitie, zoals onder meer in het rapport van de commissie-Van Traa over de IRT-affaire duidelijk werd.
Maar gevangenisstraf is toch economisch niet efficiënt? Het voegt leed toe aan de dader, terwijl het geen schadevergoeding oplevert voor het slachtoffer. Het slachtoffer moet via belastingen juist meebetalen aan kost en inwoning van de dader. Daarnaast is de gevangenis volgens sommigen een leerschool voor criminaliteit. Volgens de aan het begin van dit artikel al genoemde Gary Becker, die als eerste een economisch model van criminaliteit ontwikkelde, hoeft een straf ook geen gevangenisstraf te zijn. Het kan ook om geldboete gaan, zolang die maar draconisch hoog is – hoog genoeg om te zorgen dat misdaad niet loont.
In het ideale geval is het totaal aan door criminelen betaalde boetes voldoende om alle kosten van alle criminaliteit te betalen: de kosten van politie- en justitieapparaat, de kosten van misdaadpreventie en de schadevergoedingen, ook aan slachtoffers van misdrijven waarvan de dader niet gepakt is. Misschien is dat niet haalbaar, maar de boete kan tenminste hoog genoeg zijn om een deel van al die kosten te betalen en te zorgen dat er voldoende afschrikeffect is.
Van een kale kip kun je niet plukken? Criminelen kunnen met een gewone baan geld verdienen om hun boetes op afbetaling te betalen. Criminelen die niet betalen, worden naar werkgevangenissen gestuurd, waar ze gedwongen worden te werken totdat hun schuld is afbetaald. Dat is een minder aantrekkelijk alternatief, omdat ze hun vrijheid ontberen en het langer duurt voordat hun schuld is afbetaald, want de kosten van gevangenhouding worden van hun loon afgetrokken. Als negentig procent van de criminelen met deze stok achter de deur zelfstandig zijn boete weet af te betalen, vermindert de benodigde gevangenisruimte met negentig procent. Een bijkomend voordeel is dat in Amerika blijkt dat gevangenen die moeten werken, een lager recidive-percentage hebben. De gevangenissen kunnen daarnaast het beste geprivatiseerd worden, want volgens Amerikaans onderzoek is dat goedkoper (bron: NCPA). De gevangene zou zelf kunnen kiezen waar hij gaat zitten, zolang de gevangenis maar betaling van de boete garandeert en dus zelf het risico neemt van ontsnapping.
Het is de vraag in hoeverre een afname van normen- en waardebesef oorzaak of gevolg is van de sterk toegenomen criminaliteit. Marokkaanse jongens in Nederland, waar een mild strafklimaat heerst, hebben een gebrekkig normbesef. Maar in Marokko, waar een streng strafklimaat heerst, hebben vergelijkbare jongens geleerd dat het accepteren van normen en waarden bittere noodzaak is. Amerikaanse critici van de verzorgingsstaat zeggen dat een samenleving net zoveel armen heeft als ze bereid is te financieren. De gedachte is dat het verstrekken van uitkeringen mensen inactief, werkloos en dus arm maakt. Zo ook zou je kunnen zeggen dat elke samenleving zoveel criminaliteit heeft als ze bereid is te accepteren.
Femke Halsema schreef in 1995 in haar criminaliteitsrapport Ontspoord! (een uitgave van de Wiardi Beckman Stichting) dat het Nederlandse strafrecht humaan is door het lage percentage gedetineerden, de korte vrijheidsstraffen en de gunstige regimes in gevangenissen. Humaan tegenover wie? Tegenover alle slachtoffers van verkrachtingen, geweld, roof enzovoort die door een strenger strafklimaat voorkomen hadden kunnen worden? Of tegenover de daders? Het antwoord van Halsema: “Voordat nieuwe hardere maatregelen overwogen worden, moeten wij ons misschien de vraag stellen in welk land wij het liefst willen wonen als wij bestraft zouden worden. Als het antwoord dan nog steeds Nederland is, laten we dan niet schrikken of ons schamen, maar stiekem trots zijn.” Stiekem?
|
Hogere straffen kunnen ,volgens dit artikel, een deel van de mogelijke misdrijven voorkomen.
Hoe kan het dan dat in de V.S. niet minder misdrijven worden gepleegd terwijl er ze wel hogere straffen hebben? In staten waar ze de doodstraf hebben worden echt niet minder moorden gepleegd dan in Nederland (per hoofd v.d. bevolking.)
En trouwens, je kunt natuurlijk een inbreker b.v. twee jaar gevangenis straf geven i.p.v. 2 maand. Mischien heeft dit wel een afname van criminaliteit tot gevolg. Maar het is nog maar de vraag of je met zo’n straf de betreffende gedetineerde niet zodanig uit zijn sociale omgeving slingert dat voor hem\haar een normale terugkeer (en dus zonder recidive) bijna onmogelijk wordt gemaakt.
Maar ik vind het wel gezond dat de auteur tegen de gevestigde orde durft in te denken.
“Hoe kan het dan dat in de V.S. niet minder misdrijven worden gepleegd terwijl er ze wel hogere straffen hebben? ”
Dat legt de schrijver nu net uit in het artikel …
Overigens wie zegt dat de misdaad niet nog hoger was geweest?
Alsof criminelen zich laten leiden voor wat de wetgever in gedachten heeft.
Zoals altijd loopt de politiek achter op de werkelijkheid.
Een crimineel zal altijd de afweging maken hoe groot de kans is dat hij of zij gepakt word, en als dat groter dan 0 is zullen zij verder gaan denken.
Als het risico nadien 0 is, heeft geen enkele crimineel interesse in de strafmaat.
Al is het 100 jaar voor het stelen van een pakje sigaretten.
Het probleem met de politiek is dat ze nog steeds denken, dat door straffen te verhogen, er iets gaat veranderen.
Word even wakker politiek!
Kijk evt. even naar “The Sopranos”
Die zijn helemaal niet bezig met straffen, maar met zaken doen.
Zo is het ook met kleine criminelen, die gewoon een inschatting maken van de kansen, en dan doen wat ze willen doen.
Aan de politiek, zou ik dan ook willen zeggen.
Als als er iets moet veranderen, begin dan bij de bron, en probeer niet d.m.v. hogere straffen of hogere boetes, iets te bereiken.
Dat gaat helaas niet lukken.
Maar dat zal wel weer vele wetswijzigingen inhouden.
David L. [4] reageerde op deze reactie.
@Gamma [3]:
`Als als er iets moet veranderen, begin dan bij de bron, en probeer niet d.m.v. hogere straffen of hogere boetes, iets te bereiken.`
De mogelijkheden om het bij de bron aan te pakken lijken mij nogal beperkt binnen de kaders van het libertarisme. Of zie ik dit verkeerd?
Comments are closed.