De bijeenkomst van de Wereld Handels Organisatie in het Mexicaanse Cancun is uitgedraaid op een totale mislukking.
De bijeenkomst van de Wereld Handels Organisatie in het Mexicaanse Cancun is uitgedraaid op een totale mislukking. De reden hiervoor ligt hoofdzakelijk bij de rijke westerse landen die de stap naar een echte vrije markt niet wilden of durfden te zetten. Terwijl ze met woorden de vrijhandel prediken en van minder ontwikkelde landen eisen dat ze hun grenzen openstellen voor de westerse producten, blijven ze in de praktijk zelf vasthouden aan protectionisme, importheffingen, productiesteun en exportsubsidies. Het voorstel van de Verenigde Staten en de Europese Unie om hun eigen subsidies op landbouwproducten en heffingen op industriële goederen slechts langzaam en op middellange termijn af te bouwen was ruim onvoldoende. In 1995 hadden de VS en de EU reeds beloofd om hun tolheffingen op te heffen. Acht jaar later is daar weinig of niets van te merken. Hun beschuldigingen aan het adres van de ontwikkelingslanden dat ze in Cancun geen coherent alternatief voorstelden is hypocriet.
Een eerlijke wereldhandel is enkel mogelijk als de rijke westerse landen zelf eerst hun privileges afbouwen. Pas dan kunnen ze aan de ontwikkelingslanden vragen om hun markten volledig te openen. Hoe nefast de belemmeringen zijn blijkt uit recente cijfers van de Wereldbank. Een echte vrije wereldhandel zou meer dan 520 miljard dollar opleveren tegen 2015 en ruim 144 miljoen mensen uit de armoede halen. De Zweedse historicus Johan Norberg berekende dat elke koe in de Europese Unie dagelijks gesubsidieerd wordt voor 2,5 dollar. Dat is meer dan het gemiddeld inkomen van 3 miljard mensen in de minder ontwikkelde landen vandaag. Het neerhalen van de handelsbarrières zou volgens de UNCTAD leiden tot een verhoging van de jaarlijkse export van de ontwikkelingslanden met 700 miljard dollar als ze maar toegang zouden krijgen tot de markten van de rijke landen. Dit bedrag is 14 maal meer dan wat ze jaarlijks aan ontwikkelingshulp krijgen.
Opvallend was de eensgezindheid waarmee de grote ontwikkelingslanden onder leiding van Brazilië, India en China, hierbij geruggesteund door een strijdbare Mexicaanse president Fox weerstand hebben geboden tegen het blok van de VS en de EU. In zijn openingstoespraak tot de wereldtop stelde Fox: “We must achieve free trade in which competition depends on the quality of products and services and not on the amount of the subsidies given to create them.” Een dergelijke stap weigeren de rijke westerse landen alsnog te zetten. Antiglobalisten zien hierin de schaduwkant van het liberalisme en de vrije marktwerking. Dit is evenwel onjuist. De belangrijkste reden waarom de VS en de EU weigeren hun subsidies, heffingen en andere concurrentievervalsende praktijken op te heffen is omdat vakbonden, landbouworganisaties en andere machtige drukkingsgroepen zich hiertegen verzetten. De politieke leiders van de VS en de EU verdedigden bij monde van de Amerikaanse Handelsvertegenwoordiger Robert Zoellick en de Europese Commissaris Pascal Lamy aldus een protectionistische politiek die haaks staat op de uitgangspunten van het ware liberalisme.
De houding van de VS en de EU kan dan wel gunstig zijn voor de drukkingsgroepen en hun leden, voor haar gewone burgers is ze dat niet. Door de subsidies en heffingen betalen de westerse consumenten een hogere prijs en blijven de inwoners in de minder ontwikkelde landen in de kou staan. Dit zorgt op zijn beurt voor meer migratiestromen met toenemende spanningen tussen allochtonen en autochtonen. Voor de lokale producenten in de arme landen is het gewoon een drama. De oneerlijke concurrentie via productiesteun en exportsubsidies maakt het voor de landbouwers aldaar onmogelijk om te werken. Als men weet dat landbouw in de derde wereldlanden de belangrijkste activiteit is en de voornaamste bron van inkomen, beseft men hoe schadelijk het protectionisme is.
Toch moet ook gewezen worden op de verantwoordelijkheid van grote ontwikkelingslanden als Brazilië, India en China zelf. Hun gezamenlijk optreden was niet zozeer geïnspireerd door altruïsme en bekommernis met het lot van de inwoners van de armste landen, maar door een weloverwogen eigenbelang. Zelf houden ze immers ook vast aan importheffingen, niet alleen ten aanzien van het rijke westen, maar ook tegenover de minst ontwikkelde landen. Het gaat dus niet enkel om een probleem tussen het Noorden en het Zuiden maar ook tussen de zuiderse landen onderling. Een van hun argumenten is dat ze als ‘ontwikkelingslanden’ het recht hebben om hun eigen markten tegen import te beschermen. Dit kan in een echte vrije wereldhandel niet. Ook zij zullen in de toekomst hun verantwoordelijkheid moeten opnemen en hun markten, niet in het minst voor de minder ontwikkelde landen, moeten openzetten.
De mislukking van Cancun vormt niet zozeer een probleem voor de geïndustrialiseerde landen, maar wel voor de inwoners van de minst-ontwikkelde landen. Toch is er één lichtpuntje. Voor het eerst verzetten de armere landen zich gezamenlijk tegen de oekazes van de VS, de EU en Japan. Hopelijk houdt dit gezamenlijk protest tegen het protectionisme van de rijke landen stand en laten de individuele staten zich niet verleiden tot bilaterale akkoorden. In die zin kan Cancun een keerpunt worden in de bestaande machtsverhoudingen tussen Noord en Zuid en een eerste stap betekenen naar een werkelijke vrijhandel.
Dirk Verhofstadt is de auteur van het boek Het menselijk liberalisme. Een antwoord op het antiglobalisme.
Dit artikel verscheen eerder op de website van de onafhankelijke liberale denktank Liberales. Ze verspreiden wekelijks een gratis electronische nieuwsbrief met columns, essays, interviews, boekbesprekingen en filmtips. Gratis inschrijven kan op www.liberales.be