Salman Rushdie is bekend, niet zozeer door zijn boeken, maar wel door het ophefmakende doodvonnis dat over hem werd uitgesproken.
Salman Rushdie is waarschijnlijk een van de meest gekende schrijvers in de wereld. Dat komt niet zozeer door zijn boeken (heel wat mensen hebben een boek van hem gekocht maar niet gelezen), maar wel door het ophefmakende doodvonnis dat over de Indisch-Engelse schrijver werd uitgesproken. Zijn roman De duivelsverzen werd door de Iraanse ayatollah Khomeini als godslasterlijk beschouwd jegens de islam. Op 14 februari 1989 sprak hij een fatwa uit, waarbij hij elke moslim op de wereld de toestemming en zelfs de opdracht gaf om de schrijver te vermoorden. De moordenaar zou een premie van drie miljoen dollar krijgen. Rushdie dook onder en overleeft alsnog de fatwa, maar toch vielen er in deze zaak al diverse slachtoffers. De Italiaanse en Noorse vertalers van zijn boek werden gewond bij een aanslag, de Japanse vertaler werd vermoord. Het protest tegen deze aanslag op de vrijheid van meningsuiting was aanvankelijk groot maar verdween langzaam uit beeld zonder dat de doodsbedreiging werd opgeheven. Om zichzelf en andere schrijvers die bedreigd worden omwille van hun ideeën te beschermen gebruikte Rushdie al die jaren zijn enige wapen: zijn scherpe pen.
Het resultaat kan je lezen in De grens over, een bundeling essays en columns die Rushdie schreef tussen 1992 en 2002. In een gedreven stijl laat hij zich uit over diverse onderwerpen als de ondergang van de roman, de gewelddadige relatie tussen India en Pakistan, popmuziek, globalisering, de haat van de islam, de aanslagen van 11 september, en schrijvers als Arthur Miller, Hanif Kureishi en VS Naipaul. Hij verdedigt universele waarden als schoonheid en tolerantie en veroordeelt de kortzichtigheid en agressie die voortkomt uit het fundamentalisme van alle tijden. Indrukwekkend zijn de Berichten uit de duivelsjaren die een soort dagboek vormen van de auteur die ondergedoken leeft uit vrees voor een aanslag op zijn leven. Dat die vrees gegrond is blijkt uit de diverse moorden door religieuze fanatici op liberale en seculiere schrijvers en journalisten zoals Ugur Mumçu, Tahar Djaout en Farag Fouda. In Turkije werd een hotel waarin secularistische schrijvers een bijeenkomst hielden in brand gestoken waarna de aanstichters de hulpdiensten verhinderden om de plek te bereiken. Er vielen verschillende doden. In Algerije werden in de jaren negentig duizenden mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden vermoord door moslimextremisten. En zo gaat het in steeds meer Arabische landen en daarbuiten.
De grote vijand van de religieuze fanatici is het secularisme omdat dit een totale scheiding van Kerk en Staat eist, een eind wil maken aan de onderdrukking van de vrouw en de ideeën die meer dan 1300 jaar geleden in de Arabische woestijn opkwamen als enige waarheid weigeren te aanvaarden. Rushdie heeft het trouwens niet alleen over het fanatisme bij de islam alleen maar bij alle godsdiensten. Zo komt hij tot de overtuiging dat waarden en normen onafhankelijk zijn van een religieuze overtuiging en dat het voor de mens mogelijk en zelfs noodzakelijk is een idee over het goede te vormen zonder zijn toevlucht te nemen tot een geloof. Ayatollahs en mullahs zijn niet zozeer geestelijke leiders maar veeleer leiders van de gedachtepolitie die streven naar macht. Daarvoor beroepen ze zich op de intrinsieke zuiverheid van hun ideeën. Voor de auteur leiden zuiverheidsideeën van ras, cultuur en religie echter rechtstreeks naar gruwelen: naar de gasoven, naar etnische zuivering, naar marteling.
In een andere column hekelt hij de Britse commentatoren die zich ergeren over de hoge kosten voor zijn bescherming. Rushdie repliceert dat niet alleen zijn vrijheid hier beschermd wordt maar ook de Britse soevereiniteit, namelijk het recht van Britse staatsburgers (Rushdie heeft de Britse nationaliteit, nvdv) om niet vermoord te worden door een buitenlandse mogendheid en de vrijheid van meningsuiting. “U moet Rushdie verdedigen”, zei een Iraanse schrijver tegen een Britse geleerde. “Door Rushdie te verdedigen verdedigt u ons”. In feite is het een zaak die ons allen aanbelangt en waarvoor we als kinderen van de Verlichting moeten strijden. Als we op dit vlak zouden toegeven, als we zouden toelaten dat een mens wordt uitgeschakeld omdat hij iets schrijft dat niet naar de zin is van een religieuze fanaticus, dan geven we datgene op waarvoor talloze dappere mensen hun leven gelaten hebben, namelijk de individuele vrijheid en het recht om zijn mening te zeggen. Het heeft ons in het Westen eeuwen van strijd gekost om de christelijke inquisitie te verslaan, we moeten nu eenzelfde gevecht voeren tegen de nieuwe islamitische inquisitie. Bitter merkt Salman Rushdie op dat heel wat Europese leiders wel lippendienst bewijzen aan de idealen van de Verlichting maar hun mond houden van zodra nationale economische belangen in het geding zijn.
Enkele weken na de terroristische aanvallen van 11 september 2001 haalt Rushdie opnieuw furieus uit naar de moslimfundamentalisten. Hun bedoeling was niet zozeer gebouwen omver te halen maar heel wat meer. “Dergelijke mensen zijn tegen, om maar een korte opsomming te geven, vrijheid van meningsuiting, een meerpartijensysteem, algemeen kiesrecht voor volwassenen, een regering die rekenschap aflegt, joden, homoseksuelen, vrouwenrechten, pluralisme, secularisme, korte rokken, dansen, baardloosheid, de evolutietheorie en seks.” Fundamentalisten, zo schrijft Rushdie, denken dat wij in niets geloven. Daarom moeten we het eens zijn over de dingen die ertoe doen: “kussen in openbare ruimtes, boterhammen met spek, het oneens zijn, hippe mode, literatuur,, gulheid, water, een gelijkere verdeling van de hulpbronnen van de wereld, films, muziek, vrijheid van denken, schoonheid, liefde. Dat zullen onze wapens zijn. Niet door oorlog te voeren, maar door de onbevreesde manier waarop wij verkiezen te leven zullen we hen verslaan.” Misschien klinkt dit te optimistisch maar in essentie heeft hij gelijk. De nieuwe communicatiemiddelen, van televisie tot internet, kunnen daarbij helpen om de door de mullahs gebouwde muren in de hoofden van de moslimjongeren af te breken. Het is maar als we op één vlak toegeven dat wijzelf of mensen uit een andere deel van de wereld dit niet mogen doen dat we een onaanvaardbare toegeving doen aan de hedendaagse tirannen van het Heilige Woord. Hiermee keert hij zich in feite ook af van al die cultuurrelativisten die vinden dat we geen recht van mening zouden mogen hebben over de gewoontes en gebruiken in andere culturen, zelfs al zijn die gewoontes en gebruiken fundamenteel in strijd met de rechten van de mens.
De zogenaamde progressieve intellectuelen zullen uitschreeuwen dat dit alles niet over de islam gaat. Rushdie is het daar niet mee eens. Natuurlijk gaat dit over de islam. “Deze paranoïde islam, die buitenstaanders, ‘heidenen’, de schuld geeft van alle kwalen in moslimmaatschappijen, en die maar één remedie kent, namelijk die maatschappijen afsluiten voor de rivaliserende moderniteit, is op het ogenblik de snelst groeiende versie van de islam ter wereld”, zo schrijft hij. Het woord islam betekent op zich reeds ‘onderwerping’. Gelukkig zijn er ook moslimstemmen die opstaan tegen de obscurantistische ‘kaping’ van hun geloof. Ze leven in alle Arabische landen en in het Westen, maar vaak zwijgen ze uit vrees als een ‘afvallige’ te worden beschouwd of erger nog, uit vrees voor hun leven. Maar het zijn juist die personen die hun vrees opzij moeten zetten, want als de islam verzoend wil raken met de moderniteit “dan moeten hun stemmen aangemoedigd worden tot ze aanzwellen tot een gebrul”, aldus Rushdie. Hij keert zich ook tegen het anti-Amerikanisme en vindt dat Amerika in Afghanistan gedaan heeft wat het moest doen. Alleen moet er wel een regeling komen voor het Midden-Oosten zodat de fanatici zich hier niet langer kunnen achter wegsteken. Alhoewel de auteur zich daarover weinig illusies maakt. Zelfs met een regeling voor de Palestijnen zullen moslimstaten het anti-Amerikanisme misbruiken om hun incompetentie, hun corruptie, hun onderdrukking van de eigen bevolking en hun economische, wetenschappelijke en culturele stagnatie te maskeren.
Grote schrijvers overschrijden grenzen en laten zich niet door religie, nationalisme, conservatisme, rassen- of sekseverschillen beperken. Met deze essays toont Salman Rushdie aan dat hij tot die grote schrijvers behoort. Hiermee komt hij op het niveau van een Mario Vargas Llosa die zich naast zijn indrukwekkende romans ook engageert voor de vrijheid van de mens en zijn meningsuiting.
Salman Rushdie, De grens over, Contact, 2003, 448 blz.
Deze recensie verscheen eerder op: |
Liberales verstuurt wekelijks een gratis nieuwsbrief met interviews, essays en boekbesprekingen. Inschrijven kan op www.liberales.be.