Onder intellectuelen is het altijd populair om de vrije markt de schuld van alle maatschappelijke problemen te geven. Er is zelfs een publicatie die stelt dat de markt ‘The God That Sucked’ is. De samenvattingen van de cursussen in de catalogus van mijn universiteit, de thema’s van de lezingenreeksen die gehouden worden, en de redactionele inhoud van de studentenkranten suggereren dat veel studenten en mensen van de faculteit het daarmee eens zijn.

De populaire minachting van de markt is zorgwekkend. Er zijn weinig instituties die alom zo gehaat worden. Maar er zijn wellicht ook maar weinig instituties die alom zo verkeerd begrepen worden. Dit onbegrip kan gevaarlijk zijn: de radicalen die zo fel protesteren tegen de vrije markt begrijpen maar zelden dat ze in feite pleiten voor het slachten van de kip met de gouden eieren.

’…de radicalen die zo fel protesteren tegen de vrije markt begrijpen maar zelden dat ze in feite pleiten voor het slachten van de kip met de gouden eieren.’

Om Robert Frost aan te halen, we moeten eerst zien hoe de hemelen bewegen, voor we de wereld proberen te veranderen. Met andere woorden, we moeten eerst kijken wat is voor we kunnen praten over wat hoort te zijn. In dit artikel wil ik juist dit doen: Ik verhelder de definitie van een ‘vrije markt’ en betoog dat de veronderstelde zonden van de markt berusten op misverstanden.

Het is van groot belang om te definiëren waar we het over hebben. Vaak verschillen mensen van mening doordat ze de termen die de ander gebruikt verkeerd begrijpen. Laten we daarom de ‘vrije markt’ definiëren: dictionairy.com definieert een “markt” als “een gelegenheid om te kopen en te verkopen” en een “vrije markt” als “een economische markt waar vraag en aanbod niet of nauwelijks gereguleerd worden.” “vrije markten” en “kapitalisme” zijn praktisch synoniemen, en George Reisman definieert “kapitalisme” op een eloquente manier:

‘Kapitalisme is een sociaal systeem gebaseerd op privaat bezit van de productiefactoren. Het wordt gekarakteriseerd door het in vrijheid nastreven van materieel eigenbelang [1] en het berust op een fundament van de culturele invloed van de rede. Gebaseerd op haar fundering en essentiële aard, wordt kapitalisme verder gekenmerkt door sparen en kapitaal accumulatie, ruil en geld, financieel eigen belang en het winstmotief, de vrijheden van economische competitie en economische ongelijkheid, het prijssysteem, economische vooruitgang, en een harmonie van de materiële eigenbelangen van al de individuen die eraan deelnemen.’[2]

We kunnen dus de “vrije markt” definiëren als een sociaal systeem gebaseerd op de vrijwillige uitwisseling van eigendomsrechten. En toch wordt de “vrije markt” alom gehaat binnen de academische wereld.

Veel populaire kritieken op de vrije markt zijn zo bekend dat het bijkans clichés zijn geworden (de critici van het kapitalisme spreken allicht zelf liever over ‘axioma’s’). We zullen hier de essentie van de kritiek in een aantal algemene beweringen uiteenzetten. Ze zijn als volgt: de markt is a-sociaal, de markt vertrappelt mensenrechten, de markt is de vijand van het milieu, en de markt is het wapen van de rijken tegen de armen. Laten we elk van deze beweringen beschouwen.

Één van de populairste mythes over de markteconomie is dat het noodzakelijkerwijze een Hobbesiaanse “oorlog van iedereen tegen iedereen” inhoudt, een gevaarlijke wereld waarin we allemaal strijden om de zero-sum hoeveelheid van grondstoffen. In een ingezonden opiniestuk dat recent verscheen in de Washington University Student Life werd geponeerd dat het “apocryphale idee van de realiteit [van de markt]… er toe kan leiden dat de hele menselijke soort zichzelf vernietigt.”[3] Dat zijn angstaanjagende woorden. Hieruit volgt dan dat de markt op een oorlog lijkt: als grondstoffen schaars zijn en iedereen leeft om te kunnen consumeren, dan zal er onherroepelijk conflict – en oorlog – uitbreken.

‘Maar conflict en oorlog zijn juist de exacte tegenpolen van de principes van de vrije markt. De essentie van handelen op de markt is samenwerking: twee partijen ruilen goederen en diensten, en beide zijn hierdoor beter af.’

Maar conflict en oorlog zijn juist de exacte tegenpolen van de principes van de vrije markt. De essentie van handelen op de markt is samenwerking: twee partijen ruilen goederen en diensten, en beide zijn hierdoor beter af. Je betaalt Wal-Mart voor een stropdas. Wal-Mart koopt de stropdas van een producent. De producent betaalt de arbeid en het land dat hij heeft gebruikt om de stropdas te produceren. Iedereen wint.

De lezer dient ook op te merken dat niemand ooit een onderwerpingsoorlog is begonnen om de vrijwillige ruil van goederen en diensten uit te breiden. Integendeel, veel oorlogen vinden plaats voor redenen die fundamenteel anti-kapitalistisch zijn: namelijk, handelsconflicten. We doen er goed aan om de wijsheid van Frederic Bastiat in acht te nemen die stelde dat als goederen niet over de grens kunnen reizen, legers dit wel zullen doen.

Een ander populair punt van kritiek op de vrije markt is dat het mensenrechten zou vertrappelen. Slavernij, racisme, seksisme en “sweatshops” zijn de kinderen van het kapitalisme; daarom zou de vrije markt post haste omver geworpen moeten worden.

Ten eerste, slavernij is per definitie anti-markt: vrije markten worden geleid door principes van vrijwilligheid. Ten tweede, racisme en seksisme zijn moeilijk in stand te houden in competitieve markten: het maakt niet uit hoeveel een werkgever zwarten, vrouwen, joden, homoseksuelen etc. haat, daar consumenten zelden bereid zijn om de extra prijs te betalen die het de werkgever mogelijk maakt om aan zijn verlangens om te discrimineren gevolg te geven. De markt is diepgaand goedaardig geweest voor zelfs de meest onderdrukte minderheden. In zijn meesterwerk Competition and Coercion: Blacks in the American Economy 1865-1914 zet Robert Higgs de spectaculaire vooruitgang die de zonen en dochters van slaven maakten toen zij eenmaal deel konden nemen aan de markt economie, op een rij.

Ten derde, we moeten onszelf twee vragen stellen wanneer we het lot van arbeiders in “sweatshops” beschouwen.[4] Allereerst, waardoor zijn hun arbeidsomstandigheden zo slecht? En daarnaast, wat zijn de op-één-na-beste alternatieven? Arbeidsomstandigheden zijn zo slecht in de Derde Wereld omdat veel Derde Wereld landen pas net begonnen zijn met het opzetten en aannemen van instituties die de markteconomieën van het Westen kenmerken. De alternatieven voor arbeiders zijn vaak verschrikkelijk: veel kinderen ontvluchten de criminaliteit, prostitutie en honger om in sweatshops te gaan werken. Als we de sweatshops sluiten, zullen ze waarschijnlijk terugvallen in een leven van criminaliteit, prostitutie en honger.

Het is ook populair om de markt ervan de schuld te geven dat ze de vijand van het milieu is. Ook dit is onjuist: de toestand van het milieu verslechtert juist daar waar eigendomsrechten slecht gespecificeerd zijn of slecht gewaarborgd worden. Als er iets of iemand is die in dit opzicht gefaald heeft, is het de staat wel. Er is hiervoor voldoende bewijs in de voormalige communistische landen: veel meren en stromingen in de voormalige Sovjet-Unie zijn zo sterk vervuild dat ze onbruikbaar zijn geworden. De econoom George Reisman besteedt een fors deel van zijn meesterwerk Capitalism aan de relatie tussen markt en milieu, en hij laat zien dat de bewering “de markt is de vijand van het milieu” op fictie berust.

De vrije markt wordt er ook van beschuldigd het ultieme wapen van de rijken tegen de armen te zijn. De kapitalistische “meritocratie” is verantwoordelijk voor wijdverbreide armoede, stuitende ongelijkheid, en de wurggreep die Big Business op de wereld heeft. Deze beweringen zijn weliswaar intrigerende retorische vondsten, maar ze zijn ook gewoonweg onjuist.

’In de markteconomieën van vandaag de dag, is het verschil tussen de super-rijken en de armen dat de een een Dodge Viper rijdt en de ander een Chevy Cavalier uit 1987.’

De arme landen van vandaag waren al arm lang voordat de moderne liberale markteconomieën in Europa en Noord-Amerika ontstonden; daarom kunnen we kapitalisme niet de schuld geven van de armoede. Veel critici verwijten de vrije markt ook dat het verantwoordelijk is voor de ongelijke verdeling van welvaart in de Verenigde Staten, maar hier zien ze twee zaken over het hoofd.

Ten eerste, de inkomensmobiliteit: iemand die in de VS in armoede wordt geboren, heeft een heel goede kans om zich op te werken. Ten tweede, het mag dan zo zijn dat de verdeling van geldelijke inkomens behoorlijk ongelijk is, maar de verdeling van toegang tot goederen van soortgelijke aard is veel gelijker geworden. In het grootste deel van de wereldgeschiedenis was het verschil tussen arm en rijk het verschil tussen hen die aten en hen die verhongerden. In de markteconomieën van vandaag de dag, is het verschil tussen de super-rijken en de armen dat de een een Dodge Viper rijdt en de ander een Chevy Cavalier uit 1987.

De lezer dient ook op te merken dat de macht van “big business” behoorlijk overdreven wordt. Een uniek kenmerk van het kapitalisme is dat het de grootste beloningen brengt voor diegenen die het beste in de behoeften van de gewone man voorziet. Neem Wal-Mart, dat vaak bekritiseerd wordt door linkse intellectuelen, als voorbeeld: de klanten van Wal-Mart zijn vrijwel allemaal afkomstig uit de lagere of middenklassen. Kapitalisme genereert enorme rijkdom, en de voordelen belanden bijna allemaal bij diegenen die relatief het slechtst af zijn.

Ludwig von Mises zei het kort en krachtig in een serie lezingen die postuum zijn gepubliceerd als Economic Policy: Thoughts for Today and Tomorrow. Hij merkt op “dit is het fundamentele principe van kapitalisme zoals het vandaag de dag bestaat in al die landen waar er een hoog ontwikkeld systeem van massaproductie bestaat: Big business… produceert vrijwel alleen om de behoeften van de massa’s te bevredigen.” De “machtsrelaties” waar Marxisten over spreken zijn precies het tegenovergestelde van wat we veelal denken: consumenten, niet producenten, leiden de dans.

Desalniettemin houden tegenstanders van de vrije markt vol dat de enige reden waarom mensen de vrije markt tolereren, is omdat ze daartoe gedwongen worden. Het bewijs van de immigratie in de 20e eeuw ondersteunt deze hypothese echter niet. Duizenden mensen kwamen om toen ze naar het vrije West-Duitsland of Zuid-Korea probeerden te vluchten, en er was maar weinig verkeer de andere kant op. Op dezelfde manier hebben duizenden Cubanen hun lijf en leven geriskeerd om naar Amerika te komen. Weinigen, of misschien zelfs helemaal niemand, zijn de oceaan op een zelfgemaakt vlot overgestoken om een beter leven in Cuba te zoeken.

’Er is geen enkel socialistisch land dat ooit vrije verkiezingen heeft gehouden, en geen enkele vrije markt heeft ooit een vernietigingskamp geproduceerd.’

Tenslotte is het simpelweg gebrekkig vakmanschap om enkel de litanie van (vermeende) misdaden van de markt op te sommen en vervolgens te suggereren dat de markt op enige betekenisvolle manier gefaald heeft. Wat men moet doen is een superieur alternatief bieden. In dit geval staan zowel de theorie als de geschiedenis sterk aan de kant van de vrije markt. Mises en Hayek demonstreerden dat rationele calculatie onmogelijk is als er geen sprake is van privé-bezit van de productiefactoren. Dit betekent niet dat een “socialistische economie” inefficiënt is – het is letterlijk een oxymoron. Onze ervaringen met radicale revoluties en planeconomieën in de twintigste eeuw zijn ook niet erg bemoedigend: in de naam van “het volk” heeft Che Guevara duizenden mensen vermoord, Hitler miljoenen en Stalin en Mao tientallen miljoenen.

Het mag dan in de mode zijn om de vrije markt de schuld van alle maatschappelijke problemen te geven, maar deze schuld is onverdiend en het vertrouwen of zelfs geloof dat veel academici in alternatieven voor de markt hebben, is nergens op gebaseerd. Er is geen enkel socialistisch land dat ooit vrije verkiezingen heeft gehouden, en geen enkele vrije markt die ooit een vernietigingskamp heeft geproduceerd. Populaire academische meningen niettegenstaande, de vrije markt werkt. En daar kunnen we mee aankomen.

Noten

[1] Gedefinieerd in ibid, p. 21 het gebrek aan de initiatie van fysiek geweld. (italics in origineel).
[2] Reisman, George. 1996. Capitalism: A Treatise on Economics (Ottawa, IL: Jameson Books), p. 19.
[3] Redden, Shawn. 2004. “Enslaved by ‘Free Markets.'” Student Life, February 20, 2004.
[4] Zie Carden, Art. 2003. “Grit, Grime, and Economic Development.” The Free Market 23 (12): 1–3 voor een diepgravender discussie.

mises-institute.jpgDit artikel verscheen eerder (8 maart 2004) op mises.org, de website van het in Auburn, Alabama gevestigde Mises Institute. Art Carden is een Graduate Student in de Economie aan de Washington University in St. Louis. Bekijk zijn archief op mises.org. Vertaling door Koen Swinkels.
Dit artikel verscheen eerder op: mvlogo-small.jpg

3 REACTIES

  1. Tijdens de Hanze in de Middeleeuwen is er 200 jaar geen oorlog gevoerd in Noord-Europa. De geweldadigste eeuw is de 20e eeuw geweest, omdat deze eeuw de grootste staatsinterventie kende van alle eeuwen in de economie. Miljoenen mensen zijn vermoord vanwege het socialisme of de socialistische ‘heilstaat’. Een schrijnende armoede is nog steeds het gevolg van deze staatsmythes. Uit talloze onderzoeken is gebleken dat de rijkste landen ook de meest vrije zijn en minst staatsgericht. Waarom willen de socialisten, communisten of sociaal-democraten dat niet inzien? Is er een mentale blokkade, een aangeboren negeergedrag of is men bang om de waarheid onder ogen te zien, zodat dan het fundament onder hun ideologieen wegvalt en moeten omzien naar een andere invulling van hun leven.

  2. Al jaren word agrariërs verteld dat ze marktgericht moeten produceren. Al jaren is de agrarische markt niet meer vraaggestuurd maar aanbod gestuurd doordat steeds meer landen de export van landbouwproducten opvoeren om aan deviezen te komen. Wie maakt onze leiders duidelijk dat agrariers worden misbruikt door die schijnliberalisatie?

  3. WOLVEN IN SCHAAPSKLEREN

    Het fundamentele probleem is de natuurlijk neiging van veel mensen om hun eigen verantwoordelijkheid (bijv. om zelf na te denken) door te schuiven naar politieke, religieuze en economische leiders. Die spelen daar handig op in en laten zich daar dik voor belonen. De massamens daarentegen laat zich even gemakkelijk koejoneren, als de leider zich voor zijn bedrog laat belonen (vergelijk het met een soort marktevenwicht). Dat is bijna altijd zo geweest. Alleen het Rationalisme van klassieke en verlichte denkers en daarna heeft aan die ongebreidelde machtshonger enige paal en perk kunnen stellen. Door stelselmatig opzettelijk socialistisch onderwijsbeleid sinds de jaren ’60 dreigt Nederland weer horig te worden, zoals de Europese agrarier door Mansholt en kornuiten ook horig gemaakt is. Bedenk ook, dat de collectivistische wolven niet voor de strijd uit hun schaapskleren tevoorschijn plegen te komen.

Comments are closed.