De combinatie van de economische recessie in het Westen en de oorlog tegen het terrorisme hebben het idee van een constant groeiende wereldeconomie met steeds minder oorlogen een vrij zware klap toegebracht.
Introductie
Globalisering lijkt met andere mode-termen uit de jaren ’90 als de ‘metroseksueel’ en de ‘nieuwe economie’ tegenwoordig uit de mode geraakt te zijn. De combinatie van de economische recessie in het Westen en de oorlog tegen het terrorisme hebben het idee van een constant groeiende wereldeconomie met steeds minder oorlogen een vrij zware klap toegebracht. We zien daarom dat sinds ‘911’ een intellectueel debat op gang gekomen is waarin men, met weinig succes tot nu toe, weer grip probeert te krijgen op de toekomst.
Het doel van dit stuk is aan te tonen dat de huidige verwarring onterecht is. Globalisering is nog steeds een waardevol begrip. Het is een proces dat veel dieper gaat dan wat uit het debat van de afgelopen tien jaar blijkt en waarvan de wortels in feite teruggaan naar het begin van de geschiedenis. Het huidige debat over de globalisering zal hier in de grotere context van de wereldgeschiedenis geplaatst worden en zo meer diepgang krijgen. Dit zal ons tegelijkertijd helpen de huidige problemen op hun waarde te schatten en de toekomst met meer vertrouwen tegemoet te zien.
1. Vooruitgang
Globalisering
Globalisering wordt in een standaardwerk over geografie zo gedefinieerd:
"The pervasive changes in the global economy and global society brought about by new communication technologies and the time-space compression that results from them." (Haggett, 2001: 785)
Het is een proces dat uit twee elkaar versterkende ontwikkelingen bestaat: a) een steeds groter geografisch gebied en b) steeds intensievere verbindingen binnen dit geografische gebied. Uiteindelijk zal het hele oppervlak van de Aarde bedekt zijn en zullen de transport -en communicatiekosten zo gedaald zijn dat we van ‘het einde van de geografie’ kunnen spreken: een plaatsloze wereld.
Wat we nu voor onze ogen zien gebeuren is niet zo maar een unieke toevalligheid. Het openleggen van nieuwe gebieden en het intensiever benutten hiervan is een proces dat al 12.000 jaar aan de gang is. Sinds het einde van de laatste ijstijd (10.000 v.Chr.) is de mens begonnen met de landbouw, de technologie en het bouwen van steden. De biologische evolutie werd vervangen door de geschiedenis en in die geschiedenis kunnen we een constante trend van vooruitgang waarnemen.
Statistieken
Een paar statistieken kunnen dit heel goed verduidelijken:
Zo nam de bevolking toe met een factor 1.000; van ongeveer 6 miljoen in 10.000 v.Chr. tot 6 miljard in onze eigen tijd waarbij de gemiddelde levensverwachting ook nog eens steeg van 20 naar 56 jaar (Livi-Bacci, 2001: tabel 1.2, 26). Bovendien gingen mensen door de tijd heen in steeds grotere groepen leven met grotere territoria. Van stammen met enkele honderden leden en territoria van een paar honderd vierkante kilometer naar natiestaten met tientallen of honderden miljoen burgers en territoria van bijvoorbeeld 41.526 (Nederland) en 9.631.418 (USA) vierkante kilometer.
Ook het energieverbruik nam fors toe. Verbruikten de 6 miljoen holbewoners in 10.000 v.Chr. ongeveer 400 MW tegenwoordig verbruikt de mensheid als geheel ongeveer 100.000.000 MW (Smil, 1999: xiv-xv). Als we bedenken dat een onweersbui al een intensiteit van 100.000 MW heeft dan begrijpen we het ontzag dat onze voorouders voor dit natuurverschijnsel gehad moeten hebben. Onze eigen prestaties moeten overigens ook niet overschat worden: het is slechts 0,06% van de hoeveelheid energie die de Aarde van de Zon ontvangt.
De kwalitatieve vooruitgang is misschien nog wel het beste te zien in de toegenomen mobiliteit. Allereerst is de maximale snelheid fors toegenomen; van 20 km/h voor een hardlopende volwassene tot 40.000 km/h voor Westerse ruimtevaarders tijdens de Apollo maanvluchten. Maar ook de afstanden die de gemiddelde mens in zijn of haar leven aflegt zijn dramatisch toegenomen. Vroeger speelde het leven van de gemiddelde mens (de ‘happy few’ uitgezonderd) zich af binnen ruwweg duizend vierkante kilometer. Tegenwoordig is een reis naar het buitenland niets opmerkelijks meer. Een mooie illustratie hiervan is van de Britse epidemie deskundige D.J. Bradley die de reizen van zijn drie voorouders vastlegde (Haggett, 2001: fig. 19.4, 590). Zijn overgrootvader bleef zijn hele leven binnen een vak van 40 bij 40 kilometer (een dorp in Northampshire), zijn grootvader binnen een vak van 400 bij 400 kilometer (het zuiden van Engeland) en zijn vader binnen een vak van 4.000 bij 4.000 kilometer (enkele reizen naar het Europese vasteland). Zelf reisde hij de hele wereld over.
Maatstaven
De statistieken wijzen dus al op het bestaan van vooruitgang, maar ook de wetenschap heeft geprobeerd het verschijnsel vooruitgang te meten. Nadat in de 18e eeuw de filosofen van de Verlichting het begrip vooruitgang introduceerden probeerden denkers het te verduidelijken en er meer grip op te krijgen.
Een zeer belangrijke stap in die richting kwam van de ontdekking van de Britse geoloog Sir Charles Lyell die bewees dat de Aarde veel ouder was dan de 5.500 jaar zoals de Bijbel stelde. Lyell kwam hierop via het principe van het uniformitarisme: dezelfde geologische processen die men dagelijks kon waarnemen waren er in het verleden ook geweest en het vormen van zulke complexe geologische formaties had miljoenen jaren gekost schatte Lyell. Veel meer dan de 5.500 jaar van de Bijbel in ieder geval.
Het uniformitarisme werd nu ook toegepast op wat al snel de antropologie zou gaan heten. India kenner Mill stelde dat praten met een Hindoe eigenlijk was als het praten met een inwoner van Babylon uit de tijd van Cyrus of een Egyptenaar uit de tijd van Alexander de Grote. De primitiefste stammen in de jungles van Azië, Zuid-Amerika en Afrika waren vergelijkbaar met de holbewoners uit het stenen tijdperk. Ondanks alle chaos in de geschiedenis met haar meeslepende veldslagen, tragische liefdes en schrijnende hongersnoden was er blijkbaar een constante factor; een meetlat waarmee de antropoloog de ontwikkeling van een bepaald volk in een bepaalde tijd kon aflezen.
Aan het einde van de 19e eeuw raakte deze benadering echter uit de mode en pas in de jaren ’40 en ’50 van de twintigste eeuw gingen antropologen zich weer bezig houden met het wetenschappelijk bestuderen van het verschijnsel vooruitgang. Nu hadden ze echter de beschikking over veel meer gegevens van de vele uitgevoerde veldwerkexpedities en waren ze beter opgeleid om die gegevens te analyseren. Dit leverde een aantal maatstaven op om culturen te rangschikken van simpel naar complex (Carneiro, 2003: 165-169). Het gaat hier om het tellen van verworvenheden (schrift, tempels, wegen en dergelijke) of om het vaststellen van de mate van verstedelijking, de landbouwopbrengsten en de mate van sociale hiërarchie. Een andere interessante benadering was die van Naroll die een wiskundig sterke relatie tussen de grootte van een nederzetting en de mate van arbeidsspecialisatie en sociale hiërarchie ontdekte. Het bleek dat al deze verschillende maatstaven wiskundig een grote mate van correlatie (overeenkomst) vertoonden. Vooruitgang is dus zeker iets dat wetenschappelijk meetbaar is.
Onvermijdelijk
Ieder krachtig idee krijgt onvermijdelijk tegenstanders die haar proberen te verzwakken. Sinds het begrip vooruitgang in de 18e eeuw geïntroduceerd werd is het dan ook van begin af aan controversieel geweest. Hoewel de meeste kritiek niet het bestaan van vooruitgang ontkende werden er wel grote vraagtekens gezet bij het als positief ervaren ervan. De vooruitgang werd door sommigen eerder als morele achteruitgang gezien, een verval van een gelukzalige natuurtoestand naar een decadente beschaving.
Sinds de jaren ’70 zien we echter steeds meer dat het idee van vooruitgang zelf in twijfel getrokken wordt. Er zou sprake zijn van een ‘unieke toevalligheid’ in plaats van een constant, door wetmatigheden beheerst proces. Een belangrijke theoreticus van deze beweging was de bioloog (en marxist) Stephen J. Gould. Hij stelde dat de evolutie geen constant proces van mutaties en natuurlijke selectie dat leidde naar grotere complexiteit was maar een door toeval bepaald proces Gould, 1986). Als we de geschiedenis opnieuw zouden opstarten dan zou het heel anders verlopen en niet noodzakelijkerwijs leiden tot complexe levensvormen.
Ook in de antropologie en archeologie zien we dit terugkomen (Carneiro, 1995). Het lijkt wel of het begrip vooruitgang een instinctieve afkeer bij de postmoderne mens oproept. Zo is het wetenschappelijk bestuderen van vooruitgang in de academische wereld op een zijspoor beland.
Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat de geschiedenis niet zo’n grillig proces is als Gould en de zijnen veronderstellen. Een collega bioloog van Gould, Simon Conway Morris, wijst op het belang van convergentie in de evolutie (Morris, 2002). Dit houdt in dat levensvormen die met dezelfde uitdagingen worden geconfronteerd herhaaldelijk op dezelfde oplossing uitkomen. Zo zijn camera ogen minimaal 7 maal onafhankelijk van elkaar uitgevonden. Ook is er het geval van twee vissoorten (een in Zuid-Amerika en een in Afrika) die beide een identiek mechanisme ontwikkelden om te navigeren in troebele wateren. Volgens Morris toont convergentie aan dat evolutie geen toevallig proces is en dat als we het proces opnieuw zouden starten de resultaten ruwweg hetzelfde zouden zijn.
In de menselijke geschiedenis zien we ook convergentie optreden. Zo is de landbouw in 5 (mogelijk zelfs 10) verschillende gebieden (China, Mesopotamie, Mexico, oosten Noord-Amerika en Chili) uitgevonden zonder beïnvloeding van buitenaf (Diamond, 1997: 99). Ook de eerste staten ontstonden onafhankelijk van elkaar op tenminste 6 verschillende locaties (China, Egypte, Mesopotamie, India, Mexico en Chili) en hadden bijna exact dezelfde kenmerken zoals schrift, bestuursstructuur, georganiseerde religie en een stedennetwerk (Diamond, 1997: 265-292).
De kans dat dit soort uitvindingen toevallig meerdere malen gedaan werden is zeer klein. Er moet wel een sturende kracht achter zitten. We kunnen het vergelijken met een aap die achter een typemachine gaat zitten. De kans dat deze aap per toeval het toneelstuk Hamlet van Shakespeare zou tikken is natuurlijk astronomisch klein. Hetzelfde geldt voor de geschiedenis: vooruitgang bestaat niet alleen maar is in feite ook onvermijdelijk.
2. Vrijheid
Filosofie
De wetenschap leert ons dus dat er zoiets als vooruitgang bestaat, dat het meetbaar is en dat het onvermijdelijk is. Wat de betekenis, de zin van de vooruitgang is daar kan de wetenschap geen antwoord op geven. Dat is de taak van de filosofie. De wetenschap beschrijft en verklaart de waarneembare wereld en de filosofie interpreteert de resultaten daarvan. In die zin staat de filosofie dan ook boven de wetenschap.
Willen we het verschijnsel vooruitgang daarom begrijpen dan zullen we op zoek moeten gaan naar een filosofische analyse hiervan. Een van de beste analyses, die mede het globaliseringdebat geopend heeft, is de ‘end of history’ these van Francis Fukuyama (Fukuyama, 1989 & 1993). Fukuyama baseerde zich op het werk van de19e eeuwse Duitse filosoof Friedrich Hegel en de interpretatie van Hegel door de 20e eeuwse Frans-Russische filosoof Alexandre Kojeve. Beide richtten zich vooral op wat we het psychologische aspect van de vooruitgang zouden kunnen noemen.
Thymos
In zijn analyse richtte Hegel zich op wat de mens anders maakt dan de dieren, dat wil zeggen: het concept van de menselijke ziel. Hierbij moet wel begrepen worden dat dit geen concreet, bestaand iets is maar een abstract filosofisch concept. Met de ziel ontstond het bewustzijn en de geschiedenis. Volgens Hegel is het bovendien zo dat de ziel van een individu bepaald wordt door de tijd waarin een individu leeft.
Hegel volgt Plato in het opdelen van de ziel in drie onderdelen. Allereerst is er het begerende deel, de instincten die de biologische behoeften van de mens sturen. Daarnaast is er het redenerende deel dat de mens in staat stelt de wereld te doorgronden en naar zijn hand te zetten. En als derde is er wat we het ‘emotionele’ deel zouden kunnen noemen en dat de mens in staat stelt om met andere mensen om te gaan.
Juist dit ‘emotionele’ deel, wat Plato thymos noemde, zag Hegel als bepalend voor de loop van de geschiedenis. De noodzaak van een mens om als gelijkwaardig mens (of als meerderwaardig) erkend te worden was veel meer dan biologische driften of de drang tot onderzoeken de motivatie om te handelen en veranderingen te bewerkstelligen.
Hegel stelt de toestand van de mensheid aan het begin van de geschiedenis als volgt voor: er is door de afwezigheid van een beschaving die wederzijdse erkenning en vertrouwen bevordert een strijd van allen tegen allen. De uitkomst van deze strijd is dat de sterken de zwakken tot slaaf maken en, later, dat de sterke staten de zwakke staten overwinnen en haar onderdanen tot slaaf maken. Hierdoor ontstaat een meester-slaaf relatie: de sterken worden als meerderwaardig erkend en de zwakken krijgen geen erkenning.
Stappen naar vrijheid
Vanuit deze oorspronkelijke ‘natuurtoestand’ begint volgens Hegel de menselijke geschiedenis. Wat dan volgt is een opeenvolging van stadia van bewustzijn of wereldbeschouwingen die de ziel van hun ‘onderdanen’ scheppen (opnieuw: de ziel is een flexibel, historisch bepaald concept bij Hegel). We zouden deze stadia ‘beschavingen’ kunnen noemen.
Door de tijd heen zien we dat er een toename is van vrijheid. De meester-slaaf relatie wordt minder scherp; de zwakkeren krijgen bescherming tegen de sterkeren. Dit is, paradoxaal genoeg, het gevolg van de druk van de strijd tussen sterke en zwakke staten. Staten met meer vrijheid zullen winnen van meer autoritaire staten. We kunnen dit begrijpen als we het Griekse leger dat voor Troje lag vergelijken met de Romeinse legioenen. Het Griekse leger bestond uit een verzameling legertjes onder leiding van de zogenaamde ‘helden’, sterke en dappere krijgers die het verloop van het gevecht bepaalden. Het Romeinse legioen daarentegen was een collectief geheel waarin collectieve acties en niet individuele heldendaden belangrijk waren. Een legionair alleen kon niet op tegen een Griekse ‘held’ maar als eenheid hadden de Grieken nooit een kans gehad tegen de Romeinen.
Hegel schetst de ontwikkeling van de geschiedenis als volgt:
"The East knew and to the present day knows only that one is free; the Greek and Roman world, that some are free; the Germanic world that all are free." (geciteerd in Pinkard, 1995: 53)
Volgens Hegel eindigt de geschiedenis met de Verlichting en de daarbij behorende Franse revolutie met haar ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. De verspreiding van de revolutie daarvan door de legers van Napoleon over Europa zorgde ervoor dat de oude hiërarchische structuur onontkoombaar verloren ging.
Fukuyama paste dit aan door te stellen dat met de val van de Sovjet-Unie en het communisme alsmede de rechtse dictaturen in Latijns-Amerika en Zuid-Europa de geschiedenis pas echt geëindigd was. De liberale democratie was nu het onbetwistbare en universele model geworden waarin ieder mens op basis van gelijkwaardigheid in vrijheid zijn of haar talenten zou kunnen ontplooien. Moderne mensen zijn zo beschaafd dat ze elkaar bijna automatisch als gelijkwaardig mens erkennen, of tenminste vanwege de sociale druk voorwenden dit te doen.
Paul Seabright bracht dit scherp onder woorden:
"Onze voorvaderen van twintigduizend jaar geleden hebben geen romans of boeken nagelaten, maar ik durf te wedden dat ze op hun hoede en in kleine groepjes over de vlakten van Eurazië trokken en ervoor zorgden dat de vreemden die ze zo nu en dan in de verte hoorden of zagen, hen niet opmerkten. Hun hersens hadden zich zo ontwikkeld dat ze voorzichtig en wantrouwig waren, want het is bijna zeker dat opportunistische moordpartijen en georganiseerde oorlogsvoering bij de eerste mensen even vaak voorkwamen als bij chimpansees.
Nu wagen we het zomaar ons huis in een buitenwijk uit te gaan en in een stad van tien miljoen vreemden te verdwijnen, die stuk voor stuk evenzeer onze biologische rivalen zijn als de vreemden voor wie onze voorvaderen tweehonderd eeuwen geleden terecht bang waren. Vertrouwen tussen mensen die geen familie zijn, is een vaststaand feit van het maatschappelijke leven geworden." (Seabright, 2004: 25)
Wat we dus zien is dat het door de wetenschap beschreven proces van materiele vooruitgang dat op zich als zinloos zou kunnen worden beschouwd filosofisch beschouwd betekenis heeft gekregen. De zin van de geschiedenis is dat de vrijheid van de mens is toegenomen en de (angst voor) onderdrukking afgenomen.
3. Quo vadis?
Survivals
Globalisering is een combinatie van materiele vooruitgang en van de triomf van de vrijheid (door de verspreiding van de liberale democratie). De bovenstaande analyse leert ons dat het zowel een onvermijdelijk als een zinvol proces is. Toch is er in de laatste tien jaar een krachtige tegenbeweging op gang gekomen die volgens sommigen een dodelijke bedreiging vormt voor het proces van globalisering.
De chaos in Afrika met haar massale, gruwelijke slachtpartijen, epidemieën en hongersnoden wordt vaak als voorbeeld van het falen van de globalisering genoemd. Belangrijker echter is de dreiging van de politieke Islam (en in mindere mate het politieke Hindoeïsme en Chinese nationalisme). In het Westen zelf is er ook een tegenbeweging ontstaan van zowel extreem links (neo-communisten) als extreem rechts (neo-nazi’s). In de krantenkolommen en nieuwssites op internet kunnen de gecombineerde acties van deze groepen zo domineren dat het soms lijkt alsof onze wereld aan de rand van de afgrond staat. Maar hoe serieus moeten we ze nu eigenlijk nemen?
Antiglobalisten: De blinde vijanden van de vooruitgang
Om de ideologie van de tegenbewegingen te begrijpen is het handig het begrip ‘survival’ uit de antropologie te introduceren. Dit begrip werd in de 19e eeuw geïntroduceerd en als volgt gedefinieerd door Tylor:
"Processes and customs, opinions, and so forth, which have been carried on by force of habit into a new state of society different from that in which they had their original home, and they thus remain as proofs and examples of an older culture out of which a newer has been evolved." (geciteerd in Carneiro, 2003: 24)
Wat we nu zien is dat oude ideologieën en religies die in feite niet binnen de liberale democratie passen nog voortleven. Het zijn ‘survivals’ uit eerdere stadia van de geschiedenis. Ze hebben hun originele functie (grotendeels) verloren en worden nu vooral gebruikt als verzet tegen de moderne wereld. Deze elementen uit het verleden worden door de tegenstanders van de globalisering gebruikt voor wat de Amerikaanse filosoof Lee Harris ‘fantasy ideologies’ noemt (Harris, 2002). Een ‘fantasy ideology’ is een doctrine die gebaseerd is op een mythe en haar aanhangers indoctrineert in die mythe.
Een goed voorbeeld hiervan is Al Qaeda dat de Islam wil zuiveren en terug wil keren naar de dagen van het Kalifaat (het islamitische wereldrijk uit de vroege middeleeuwen). Zoals de schrijver Leon de Winter al opmerkte zijn ze hier zo op gericht dat ze het zelfs tot in de absurde details doorvoeren: Spanje zou per se weer islamitisch moeten worden omdat het dat tijdens het Kalifaat ook was en het Andalusia heette. Dit zonder enige acht op de realiteit te slaan.
Wat de aanhangers van deze ‘fantasy ideologies’ bindt is dat ze een grote afkeer van de liberale democratie en vrijheid in het algemeen hebben en dat ze bereid zijn om andere mensen onder dwang tot hun denkbeelden te ‘bekeren’. Ook voor massamoord op onschuldige mensen deinzen ze niet terug wat blijkt uit de Holocaust, de Gulag en de aanslagen op de Twin Towers. Het is niet overdreven om te stellen dat in filosofisch opzicht islamitische fundamentalisten, neo-communisten en neo-nazi’s volkomen identiek zijn. Alleen de kleuren van de vlaggen verschillen.
Voorbij de geschiedenis
De ongetalenteerde criticus die een meesterwerk van literatuur of kunst beoordeeld kan groots lijken vanwege de grootsheid van zijn onderwerp. Zelf is hij dat echter niet. Hetzelfde geldt voor de tegenbewegingen van de globalisering. We moeten ons niet laten afleiden door het feit dat ze het dagelijkse nieuws overheersen maar bedenken dat dit juist het gevolg is van het succes van de globalisering.
Het huidige pessimistische klimaat is overdreven. De Westerse beschaving heeft voor zwaardere vuren gestaan in de jaren ’30 van de twintigste eeuw toen nazisme en communisme reële bedreigingen waren en de geboortecijfers zo sterk gedaald waren dat men vreesde voor een bevolkingsafname. Een wereldoorlog en een koude oorlog volgden waarbij de mogelijkheid dat onze beschaving vernietigd zou worden door atoomwapens aanwezig was. Toch overwon in 1989 het Westen, al het pessimisme ten spijt.
Natuurlijk is de dreiging van massamoord door terrorisme een groot gevaar. Het laten ontploffen van een atoombom in een wereldstad zou rampzalige gevolgen hebben voor de bevolking en de economie. Nog steeds onderkennen de Westerse leiders en burgers niet wat voor opofferingen de strijd tegen het terrorisme zal vergen en hoe krachtig de ‘fantasy ideologies’ zijn. Toch is het onwaarschijnlijk dat de beschaving aan deze strijd tenonder zal gaan. Het is meer het gevaarlijke karwei van het opruimen van de laatste verzetshaarden dan een wereldoorlog die de toekomst van de mensheid bedreigd.
De geschiedenis staat aan onze kant. De massa’s armen en onderdrukten van deze wereld willen vrijheid en welvaart en zijn in landen als India en China druk bezig hieraan te werken. Natuurlijk zijn er tegenslagen, maar op de lange termijn is vooruitgang onvermijdelijk. Met de val van het communisme is de balans onontkoombaar naar een vrijere wereld verschoven.
De vraag is dan wat er na de geschiedenis komt, nadat de globalisering haar eindpunt bereikt heeft en vrijheid en welvaart universeel zijn. De 12.000 jaar geschiedenis is op kosmologisch niveau nietszeggend, hoeveel we er onszelf ook voor op de borst kloppen. De Amerikaanse natuurkundige en nobelprijswinnaar Richard Feynman berekende dat in het volume van een bierglas meer dan genoeg energie zit om alle oceanen van de wereld te laten verdampen. Om die energie te benutten is verstand en wil nodig. Het is onmogelijk om te voorspellen wat onze nakomelingen zullen doen als ze zich van onze beperkingen verlost hebben, maar de mogelijkheden lijken eindeloos.
Dit artikel verscheen eerder op InternationalCapitalism.
Geraadpleegde literatuur
Carneiro, R.L., 1995 ‘Godzilla Meets New Age Anthropology: Facing the Post-modernist Challenge to a Science of Culture.’ Europaea; Journal of the Europeanists vol. 1, pp. 3-22.
Carneiro, R.L., 2003 Evolutionism in cultural anthropology. A critical history. Westview Press, Boulder, CO.
Diamond, J.M., 1997 Guns, germs an steel. The fates of human societies. Cape, London.
Fukuyama, F. ‘The end of history.’ The National Interest no. 16, pp.
Fukuyama, F., 1992 The end of history and the last man. Free Press, New York.
Gould, S.J., 1986 ‘Evolution and the triump of homology, or why history matters.’ American Scientist vol. 74, pp. 60-69.
Haggett, P., 2001 Geography. A global synthesis. Prentice Hall, London.
Harris, L., 2002 ‘Al Qaeda’s fantasy ideology.’ Policy review http://www.policyreview.org/AUG02/harris.html
Livi-Bacci, M., 2001 A concise history of world population. Blackwell Publishers Ltd., Oxford.
Morris, S.C., 2002 ‘We were meant to be.’ New Scientist vol. 176, pp. 26-29.
Pinkard, T., 1995 ‘Hegel on history, self-determination and the absolute.’ pp. 30-58 in Melzer, A.M., Weinberger, J. & Zinman, M.R. (eds.), 1995 History and the idea of progress. Cornell University Press, Ithaca, NY.
Seabright, P., 2004 ‘Honderd eeuwen liberalisme.’ Groene Amsterdammer vol. 128, pp. 24-27.
Smil, V., 1999 Energies. An illustrated guide to the biosphere and civilization. The MIT Press, London.
Jammer, dat extreem-rechts deze site mag bestoken met onzin.
Dit clubje internationale kapitalisten is het niet waardig om op een libertaire site te mogen posten.
Merkwaardig Steven, om uw beoordeling van de kwaliteit van een artikel af te laten hangen van de website waarop het eerder verscheen. Iemand als Dirk Verhofstadt, een sociaal liberaal, heeft veel denkbeelden die ik niet deel, maar schrijft op deze website toch hele individualistische en leeswaardige bijdragen.
Ik vind dit artikel helemaal niet zo slecht en het gedeelte waarin gewezen wordt op het intellectueel failliet van de anti-globalistische beweging – waarin extreem-rechts en -links zich verenigd hebben – kan ik volledig onderschrijven. Vreemd dat u dit artikel ‘extreem rechts’ noemt terwijl het de extreem linkse en extreem rechtse doctrines zo duidelijk veroordeelt!
‘InternationalCapitalism’ lijkt me overigens een persiflage op de website(s) van de Internationale Socialisten.
Globalisering leidt tot de komst van de Antichrist zoals profeten uit de bijbel dat keer op keer hebben voorspeld. Alles spitst zich hier op toe. Men heeft z’n buik vol van geloven die eeuwen lang de koers hebben bepaald en die heden ten dagen onderandere schuldig lijken te zijn aan de verdeeldheid in deze wereld. Men wilt vrede en vrede kan menselijkerwijs alleen worden bewerkstelligd door totale harmonie en eendrachtigheid. Om dit te bereiken worden mensen geconditioneerd om uiteindelijk de zogenaamde weldoener, de meitreya en anders gezegd de antichrist te aanvaarden. De manier waarop we geconditioneerd worden gaat boven onze denkvermogen. Om enkele voorbeelden te geven: 11 september 2001/ Madrit/ en dichter bij huis, Pim Fortuyn/ Theo van Gogh…dit alles maakt dat de stem luider gaat klinken om (harde) maatregelen om veiligheid en vrede tot stand te brengen. Niemand zal zomaar van me aannemen dat ‘dit’ nou juist is waar geheime genootschappen zoals de illuministen opuit zijn. Nederland zal in januari 2005 de burgers verplichten een identiteitskaard op zak te dragen om de veiligheid te versterken. Hier wachtte ik al jaren op enkel op grond van voorspellingen vanuit de bijbel in het boek openbaring hoofdstuk 13. Uiteindelijk zal het uitdraaien op een geimplamenteerde chip onder de huid van de mens waarmee men kan kopen en verkopen zoals dat in de bijbel wordt omschreven. A chachless society dus. Staan we nu niet voor de deur? G’d stelt duidelijk dat wanneer men deze implamentatie accepteert, dat er voor hem geen weg meer is tot G’d. Hier is de antichrist opuit en vele zullen hem met open armen ontvangen juist om de geschiedenis niet meer herhaalt te willen zien. (de chip is reeds ontwikkeld zie: http://www.4verichip.com/ klik op ‘products’ op de site.)1 wereld, 1 wereldeconomie, 1 wereldreligie. Monotheisme zal worden verbannen. Dit zullen de christenen en de joden zijn. En een moderne vorm van vervolging zal in werking worden gezet. Dit is niet uit de lucht gegrepen…onderzoek het zelf onderandere in de bijbel. Ga een keer op de site van cuttingedge.org.
Ik zie de bibliografie en zie dat dit artikel niet deugt. Lees liever werk van John en William McNeill, Kenneth Pomeranz Andre Gunder Frank, Deepak Lal en Roy Bin Wong als je iets van waarde wil weten over de opkomst en zogenaamde “overwinning” van het westen, please.
“Het huidige pessimistische klimaat is overdreven. De Westerse beschaving heeft voor zwaardere vuren gestaan in de jaren ’30 van de twintigste eeuw toen nazisme en communisme reële bedreigingen waren en de geboortecijfers zo sterk gedaald waren dat men vreesde voor een bevolkingsafname. Een wereldoorlog en een koude oorlog volgden waarbij de mogelijkheid dat onze beschaving vernietigd zou worden door atoomwapens aanwezig was. Toch overwon in 1989 het Westen, al het pessimisme ten spijt.”
’t Is zoals met onze goeie kaas uit het land van Herve: hoe langer die ligt, hoe meer die gaat stinken. En lekkerder wordt.
M.a.w. een historisch artikel. Hopelijk overleeft jullie server de atoombommenregen waar we zonder enige twijfel voor staan. Ik gok erop dat dat wel zal lukken. Met bommen gooien zijn we altijd graag de eerste geweest.
Toen dit artikel werd geschreven, hadden we nog de kans en de macht om in te grijpen, maar waren we zo druk bezig met ons eigen groot gelijk, dat we bijgehaald en voorbijgehold werden. In goed vijf jaar tijd!!
Comments are closed.