z1422284N.jpgAyaan Hirsi Ali werd in 1967 geboren in Somalië en vluchtte naar Saoedi-Arabië om via Ethiopië in Kenia te belanden. In 1992 werd ze door haar vader uitgehuwelijkt aan een in Canada woonachtige clangenoot van haar. Eenmaal in Duitsland, onderweg naar Canada, vluchtte ze naar Nederland. Daar studeerde ze politicologie in Leiden, werkte zes jaar als tolk, ging aan de slag in de studiedienst van de socialistische Partij van de Arbeid en werd in januari 2003. verkozen tot Tweede Kamerlid voor de liberale VVD-fractie. In 2002 verscheen haar eerste boek De zoontjesfabriek. Enkele weken terug verscheen haar tweede boek De Maagdenkooi. Het is een bundeling van essays en lezingen uit 2003 aangevuld met haar ervaringen als tolk voor Somalische vrouwen in blijf-van-mijn-lijfhuizen en asielcentra. Met haar optreden schaart Ayaan Hirsi Ali zich in de internationale gelederen van vrouwen als de Iraans-Franse schrijfster Chahdortt Djavann, de Nobelprijswinnares Shirin Ebadi en de Algerijns-Noorse cabaretière Shaban Rachmani, die allen de strijd aanbinden met de onderdrukking van vrouwen door de islam. Liberales-kernlid Dirk Verhofstadt had een interview met haar in Den Haag.

De titel van je nieuw boek is ‘De Maagdenkooi’. Wat is de betekenis van die titel?

Ayaan Hirsi Ali: De vrouw wordt binnen de islam gezien als een lustobject. Om te voorkomen dat mannen in de war zouden geraken, houdt men dat lustobject zoveel mogelijk uit de publieke sfeer. Een meisje moet ook maagd blijven. Daarom houdt men haar steeds in huis. En als ze het huis buitengaat dan meestal bedekt of in gezelschap van anderen. Heel wat moslimvrouwen en -meisjes zitten zo in een fysieke kooi. De vrouw is heel belangrijk voor de gemeenschap. Zij wordt zwanger, zij krijgt kinderen en zij voedt ze op. Daarmee zit ook heel de moslimgemeenschap gevangen, ook de mannen. Want ook jongens worden opgevoed door vrouwen wier wereldbeeld beperkt is tot de fysieke kooi waarin ze zitten. Vrouwen die geen verstand hebben van de pedagogische inzichten, zowel cognitieve, sociaal-emotionele als motorische, die nochtans van cruciaal belang zijn voor de ontwikkeling van het kind. Simpelweg omdat deze vrouwen geen kans hebben gehad om bewust te worden via het onderwijs, boeken en documentaires van het bestaan van al deze kennis. Het is een geestelijke en maatschappelijke kooi waar ze niet uitkomen tenzij ze de fundamenten van de seksuele moraal in de islam radicaal wijzigen.

Op hoeveel moslims is die maagdenkooi van toepassing?

Ayaan Hirsi Ali: Dat is moeilijk te zeggen. Er zijn 1,2 miljard moslims in de wereld. In landen waar moslims in de meerderheid zijn, is de positie van de vrouw het slechtst. Zoals vroeger onder de Taliban in Afghanistan en vandaag in Saoedi-Arabië, Iran en Jemen. Overal waar de islamitische sharia wordt toegepast is de maagdenkooi het grootst. In sommige moslimlanden wordt de sharia niet integraal toegepast maar wel de onderdelen die betrekking hebben op de vrouw. Dat is het geval in de meeste Arabische landen. En de maagdenkooi komt zelfs voor bij een aanzienlijk deel van de islamitische minderheden in de westerse landen, dus ook in Nederland.

Neemt de onderdrukking van vrouwen in de moslimgemeenschappen in het Westen toe of af?

Ayaan Hirsi Ali: Die neemt toe omdat ook de migratie toeneemt. Dat zie je bijvoorbeeld in de vrouwenopvangtehuizen in westerse landen. Verhoudingsgewijze zitten daar meer moslima’s. Ook in het onderwijs zie je dat moslimmeisjes, vergeleken met andere minderheidsgroepen, veel eerder van school gaan. Niet omdat die meisjes dat willen, maar omdat hun familieleden dat van ze eisen. Ze worden uitgehuwelijkt, krijgen vroeg kinderen en beschikken – omdat ze hun onderwijs niet konden afmaken – niet over de pedagogische vaardigheden om hun kinderen de optimale opvoeding te geven in een westers land als Nederland. Ze beschikken niet over de nodige vaardigheden om hun dochters, maar ook zonen, te voorzien van goed onderwijs. Heel wat kinderen worden zo opgevoed door een half-analfabete moeder. Ze worden seksueel niet goed opgevoed, blijven achter op school en op de arbeidsmarkt. Het is een vicieuze cirkel die de maagdenkooi juist in stand houdt.

Hoe wordt de maagdelijkheid van moslimmeisjes dan beschermd?

Ayaan Hirsi Ali: De meeste mensen uit moslimlanden als Somalië, Marokko of Turkije delen het islamitische geloof. Slechts een klein deel van hen is geseculariseerd. De meerderheid houdt zich aan de bepalingen van de Koran. Zij beschermen de maagdelijkheid van het meisje door te voorkomen dat ze het huis uitgaat, door vanaf hun puberteit te eisen dat ze de hoofddoek dragen en door hen weg te houden van jongens. Op de huwelijksnacht leggen ze dan als het ware een ‘test’ af waarbij ze hun maagdelijkheid moeten bewijzen, niet alleen ten aanzien van de echtgenoot maar ook van de hele familie. Die obsessie voor de maagdelijkheid kent absurde vormen. Zo gaan moslimmeisjes van 16, 17 of 18 jaar in Nederland naar een ziekenhuis om hun maagdenvlies te herstellen. Bepaalde Somalische, Egyptische, Soedanese, Tunesische en andere moslimgezinnen zorgen ervoor dat meisjes op de leeftijd van vijf, zes, zeven, acht in het land van herkomst – bijvoorbeeld tijdens zomervakanties – besneden worden. Hun vagina wordt dichtgehecht om te waarborgen dat het meisje maagd blijft. Overigens wordt er nergens in de Koran gesproken over vrouwelijke genitale verminking. In de hadieth, de verslagen van het leven van de profeet, beweren sommige rapporteurs dat meisjes besnijdenis wenselijk is maar niet verplicht.
In de Koran staan waarden als vertrouwen, waarheid en kennis hoog aangeschreven. Blijkt dat ook in de dagdagelijkse praktijk?
Ayaan Hirsi Ali: Dat zou men wel willen maar in de praktijk is dat bijzonder moeilijk. Autochtone meisjes van zestien jaar kunnen thuis vragen of ze uit mogen gaan en dan wordt een uur van thuiskomst afgesproken. Voor heel wat moslimmeisjes is dat onmogelijk. Zoiets wordt gelijk verboden. Dus zegt het moslimmeisje dat ze gaat studeren of logeren bij een tante of zus. Dat is de allereerste leugen, volstrekt goed bedoeld, maar de ouders drijven het kind er in feite toe te liegen. De ouders kunnen immers niet accepteren dat hun dochter vrij is. Een andere meer ernstige leugen wordt gepleegd door sommige moslimmannen die gevangen zitten in de geestelijke kant van de maagdenkooi. Moslimjongens gaan verkeringen aan met autochtone en niet-moslimmeisjes en vertellen hun ouders daar niets over. Soms leven deze mannen jaren samen met een geliefde niet-moslimvrouw zonder dat hun families daar iets van weten, zelfs wanneer kinderen uit deze verhouding ontstaan. Heel vaak gaan moslimmannen naar de hoeren, ook als ze getrouwd zijn. Op deze manier stellen ze hun echtgenotes, en andere potentiële seksuele partners, bloot aan seksueel overdraagbare ziektes zoals HIV/Aids.

Is er van vertrouwen en waarheid sprake bij de partnerkeuze?

Ayaan Hirsi Ali: Contacten tussen mannen en vrouwen worden doorgaans gearrangeerd door de familie. Seks voor het huwelijk wordt absoluut niet toegestaan. Op de huwelijksnacht heb je dus meestal een man en een vrouw die elkaar niet kennen en die niet voor elkaar hebben gekozen. Het huwelijk begint met de opdracht voor het meisje om te bewijzen dat ze nog maagd is. Ze moet bloeden, en dat moet het meisje ook bewijzen. De ene komt uit een westerse stad en de andere bijvoorbeeld uit het platteland van Marokko. Dat leidt al snel tot conflicten. En ze vertrouwen elkaar niet want er bestaat geen basis voor vertrouwen. Eigenlijk gaat het om één grote leugen die iedereen instandhoudt, want de waarheid is vaak dat die twee mensen elkaar niet willen. En dan begint het dagelijks leven met allerlei problemen. Zo wil een meisje dat hier is opgevoed naar haar vrienden gaan of een opleiding volgen, maar dat wekt de jaloezie van haar echtgenoot. Vaak zal ze dan liegen. Zo zal een meisje tegen haar echtgenoot in bed zeggen dat ze ongesteld zijn. En vaak weten de mannen dat ze dat niet is. Sommigen zwijgen dan, maar anderen verkrachten haar en verantwoorden hun gedrag met de koran waarin Allah de toestemming geeft aan de man om ‘haar te nemen’ en dat zij niet mag weigeren. In de Nederlandse wet is verkrachting binnen het huwelijk strafbaar, maar in de moslimgemeenschap wordt het gedoogd. In de praktijk heerst er dus wantrouwen, leugen en gemeenheid.

Geweld tegen vrouwen komt ook voor binnen westerse gezinnen. Waarom richt je je zo fel op het geweld tegen vrouwen binnen de moslimwereld?

Ayaan Hirsi Ali: In elke samenleving, cultuur en religie komt geweld tegen vrouwen voor. Maar er bestaat wel een groot verschil hoe we, vanuit diverse culturen, tegen geweld aankijken. Autochtone vrouwen die door hun man mishandeld worden, kunnen – als ze mentaal sterk genoeg zijn – weggaan en beroep doen op hun familieleden en vrienden. Een man die zijn vrouw slaat wordt maatschappelijk veroordeeld, daar is iedereen het over eens. In Nederlandse organisaties waar daderbehandeling voor huiselijk geweld wordt aangeboden leren mannen om niet te slaan, om te praten en respect te hebben voor de ander. Deze behandeling slaat aan bij de meeste autochtone mannen. Moslimmannen weigeren deel te nemen aan de daderbehandelingstrajecten of de therapie slaat niet aan bij hun omdat ze overtuigd zijn van hun gelijk. Voor de moslimvrouw is het scenario volstrekt anders. Jonge moslimvrouwen worden uitgehuwelijkt of trouwen om hun ouders plezier te doen. Als er dan geweld gebeurt zegt men steeds dat de vrouw de man niet gehoorzaamt. Als hij haar slaat, is heel de familie het eens dat dit terecht is, omdat zij ongehoorzaam is. Het recht om een ongehoorzame vrouw te slaan wordt rechtstreeks gehaald uit de Koran: hoofdstuk 4 vers 35. Het gaat dus om de morele kijk op geweld tegenover vrouwen. Binnen de autochtone gemeenschap wordt geweld maatschappelijk veroordeeld, maar binnen de meeste moslimfamilies is het normaal. Laat me één concreet voorbeeld geven. De Turkse minister van justitie Cemil Cicek zei dit voorjaar dat vrouwen die verkracht worden, moeten trouwen met hun verkrachter. Daaraan zie je hoe men in moslimlanden aankijkt tegenover geweld.
Mishandelde moslimmeisjes vinden steeds meer hun weg naar opvangcentra en blijf-van-mijn-lijf huizen. Je verwijst in je boek naar de manier waarop ze opgevangen worden in het Rotterdamse Saadet-opvanghuis, alleen voor moslimvrouwen. Kan je dat beschrijven?
Ayaa Hirsi Ali: Als een vrouw in Nederland geconfronteerd wordt met geweld dan kan ze terecht in een blijf-van-mijn-lijf tehuis. Daar wordt ze opgevangen en krijgt ze concrete hulp aangeboden, zoals waar ze ’s avonds kan slapen. Ze krijgt ook een assertiviteitstraining zodat ze op eigen benen door het leven kan. Bij moslimvrouwen kijken ze eerst na hoe ze kunnen bemiddelen. Ze betrekken er de vader of de man bij, die vaak juist de daders zijn. Zo worden moslimvrouwen terug geleid naar de maagdenkooi. Vroeger was de hulpverlening hetzelfde voor iedereen. Maar onder invloed van de multiculti’s moeten we nu respect hebben voor de cultuur van een ander, dus levert men het meisje over aan de ‘gebruiken’ van haar cultuur of religie. Dan zal een imam gaan bemiddelen en tegen het meisje zeggen: ‘je bent nu ongehoorzaam geweest, je bent weggelopen, je hebt je familie in schande gebracht, heb je daar nou spijt van?’. Dat meisje geeft toe, belooft te zullen gehoorzamen, keert terug naar huis en voor de hulpverleners is dat een positief resultaat. Op die manier worden allochtone meisjes weer uitgeleverd aan diegenen voor wie ze net wegliepen. Moreel is dat volstrekt verwerpelijk.

In april 2003 heeft de Nederlandse Tweede Kamer een motie aangenomen op jouw initiatief om het huiselijk geweld effectiever te bestrijden. Hoe is de stand van zaken vandaag?

Ayaan Hirsi Ali: Ja. Er gebeurt nu heel wat. Ten eerste is de aandacht in de media voor dergelijke zaken toegenomen. Zo worden we in het Westen meer geconfronteerd met voorbeelden van zware mishandeling, verkrachtingen, vrouwenhandel en erewraak. En ook binnen de moslimgemeenschap wordt nu meer gepraat over dergelijke zaken en dat is een goede zaak. De regering is druk bezig met het opzetten van één loket van waaruit huiselijk geweld bestreden zal worden in plaats van de talloze organisaties die langs elkaar heen werken. Het accent wordt verlegd van het opvangen van de slachtoffer – lees vrouw – naar de behandeling en het huis uitzetten van de dader – lees de man. Huiselijk geweld en eerwraak zal worden geregistreerd op basis van etniciteit om zo inzicht te krijgen in de mate waarin huiselijk geweld voorkomt bij allochtonen. Maatregelen zijn in de maak om moslimvrouwen die eerst naar Nederland zijn gehaald in het kader van gezinsvorming en die vervolgens na een jaar of twee onder valse voorwendselen worden gedumpt in het land van herkomst terug te laten keren naar Nederland. Met dumpen bedoel ik dat de reisdocumenten en huwelijksbewijzen van de vrouwen worden afgepakt zodat ze onmogelijk terug kunnen keren naar Nederland. Het meenemen van moslimmeisjes naar het land van herkomst en hen daar dumpen of vermoorden wordt zo beter gecontroleerd. Al deze maatregelen zouden niet tot stand zijn gekomen als ik had geluisterd naar de multiculti’s en moslimconservatieven om geen kritiek uit te oefenen op het zachte allochtonenbeleid waarin de regering sociaal-culturele zaken vermeed, omdat anders moslims zich gekwetst zouden voelen.

Je schrijft dat heel wat moslimmeisjes in Nederland slachtoffer zijn van genitale verminking. Nochtans is dat uitdrukkelijk verboden. Hoe gebeurt dat dan? En wat is je voorstel om deze praktijken te bestrijden?

Ayaan Hirsi Ali: In Nederland is genitale verminking verboden, het is strafbaar. Dat is de reden waarom ouders het bij hun kinderen laten doen in de zomervakantie in het land van herkomst. Dat gebeurt vooral met meisjes uit Somalië, Soedan, Egypte, Ethiopië, Nigeria, de Verenigde Arabische Emiraten, Jemen en nog andere landen in Afrika, het Midden-Oosten en Azië. Daar bestaat in ons land geen controle op terwijl we allemaal weten dat het gebeurt. Mijn voorstel is dat Amnesty International een lijst zou maken van alle landen waar genitale verminking gebruikelijk is. In landen als Somalië, Soedan en Egypte – van waar toch heel wat migranten hier naartoe komen – gebeurt dat bij meer dan 90 procent van de meisjes. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst zou in mijn voorstel een eenmalige controle moeten uitvoeren onder meisjes die uit die risicolanden afkomstig zijn en onder de zestien jaar oud zijn. Dan kunnen we vaststellen wie al besneden is en wie niet. De besneden meisjes kan je geestelijke en medische hulp bieden. De niet besneden meisjes worden nadien elk jaar, bijvoorbeeld in september bij het begin van het nieuwe schooljaar, gecontroleerd. Als blijkt dat een meisje alsnog verminkt wordt, wordt dit gemeld aan de Raad voor de Kinderbescherming die een vervolgingsprocedure opstart tegen de ouders. Er staat een maximumstraf van 14 jaar op. Pas als de ouders weten dat er jaarlijks controle is, zullen ze hun kinderen niet meer verminken.

Maakt dit voostel kans?

Ayaan Hirsi Ali: Ik denk het wel. Het voorstel wordt thans besproken in een commissie die is aangesteld door Minister van Volksgezondheid Hoogevorst. Misschien wordt de tekst wat aangepast, maar in elk geval komt er een soort controlesysteem. Zo zeggen andere partijen dat het controleren van meisjes uit slechts enkele landen een vorm van discriminatie vormt en dat we bijgevolg iedereen moeten controleren. Dat is natuurlijk absurd want 99 procent van bevolking doet dat niet en binnen die andere één procent is het een minderheid die het doet. Let op, in Nederland gaat het toch wel om 20.000 meisjes die potentieel het risico lopen op genitale verminking.

Tussen de 70 en 80 procent van de Turkse en Marokkaanse huwelijken vindt plaats met iemand uit het land van herkomst. De PVDA en GroenLinks noemen dit geïmporteerde liefde. Klopt dit?

Ayaan Hirsi Ali: Neen, helemaal niet. Natuurlijk zullen er wel koppels zijn die trouwen omdat ze verliefd zijn op elkaar, maar dat is de uitzondering. Bij de meerderheid gaat het om gearrangeerde huwelijken. Kijk dat gaat zo. De familie beslist dat het voor een meisje of jongen tijd is om te trouwen en dat moet dan met een neef of nicht uit het land van herkomst. Het is een vorm van huwelijksmigratie. Mensen uit die landen trouwen met iemand van hier om er beter van te worden. Tegelijk houdt de familie zo greep op het meisje. Zij kan niet kiezen met wie ze trouwt. Het gaat dus niet om geïmporteerde liefde, maar om geïmporteerde liefdeloosheid.

In Vlaanderen is er discussie over misbruiken bij gezinsherenigingen. Hoe is de situatie in Nederland? En welke politiek voert men daar?

Ayaan Hirsi Ali: Wij maken een onderscheid tussen gezinsvorming en gezinshereniging. Dat laatste geldt voor ouders die hier wonen terwijl hun kinderen in het land van herkomst zijn of omgekeerd en die bij elkaar willen wonen in Nederland. Daar is een bepaalde procedure voor en dat is ook voorzien in de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens. Daar heb ikzelf geen bezwaar tegen. Gezinsvorming is echter een vorm huwelijksmigratie. Het slaat op iemand die hier geboren is, hier opgroeit, hier woont en die dat ook van plan is voor de rest van zijn leven, maar toch zijn partner uit het land van herkomst haalt. Dat willen we ontmoedigen. Zo moeten de partners nu minimaal 21 jaar zijn, tegenover 18 jaar vroeger. Zo moet diegene die een partner laat overkomen uit het buitenland een eigen woonst in Nederland hebben en minstens 120 procent van het minimumloon verdienen. Daarbovenop komt nu nog dat diegene die naar Nederland wil komen ook ingeburgerd moet zijn. Hij of zij moet in het land van herkomst de Nederlandse taal, de gewoontes en de werking van de Nederlandse rechtsstaat leren en een examen afleggen alvorens hij of zij naar Nederland kan komen. Die wet is gepland voor het najaar.

Je richt je met je politieke acties vooral tot de vijftien miljoen moslims die in het westen wonen. Kunnen zij een ommekeer tot stand brengen in de positie van de vrouw in de islam?

Ayaan Hirsi Ali: Niet alleen voor de positie van de vrouw maar voor de gehele hervorming van de morele grondslag van de islam, zoals de gelijkwaardigheid van man en vrouw, de scheiding van kerk en staat en de omgang met niet-moslims. Daar kunnen de vijftien miljoen moslims in het westen een grote rol in spelen. Ze kunnen gebruik maken van onze vrijheid van meningsuiting. Als je in een islamitisch land kritiek uit dan wordt je bedreigd. Als je dat hier doet dan wordt je ook wel bedreigd maar dan wordt je toch beschermd. Kijk, het meest verkochte roman vandaag is de Da Vinci Code vol kritiek op de katholieke kerk. Heel wat katholieken zijn in alle staten en reageren er negatief op, schrijven boeken of maken tegenfilms. Op televisie zag ik een reactie van ‘deskundigen’ aan te tonen dat Dan Brown, de schrijver van de Da Vinci Code, ongelijk heeft. Dat kan hier allemaal zonder dat men fysiek gevaar loopt. Dergelijke kritiek en reacties zouden ook in de islam moeten mogelijk zijn.

Je pleit dus voor een soort culturele tegenkracht vanuit de westerse moslimgemeenschap.

Ayaan Hirsi Ali: Ja, we moeten met boeken, films en televisie concurreren tegen al die troep die verspreid wordt van de andere kant. Met geld uit Saoedi-Arabië worden kinderen op islamitische scholen in Nederland geïndoctrineerd met het wahabisme. Ik zie mijzelf als de concurrent voor het fundamentalisme. Als ik een film maak als Submission dan vind ik het volstrekt niet erg als er verbaal kritiek op komt. Maar geen bedreiging, intimidatie en fysiek geweld. De mogelijkheid om kritiek te leveren, is net het belangrijkste middel waarover die vijftien miljoen moslims in het westen beschikken. Neem bijvoorbeeld de boeken van Chahdortt Djavann. Die kan ze niet in Iran schrijven maar wel in Frankrijk. En ze kunnen worden vertaald en in Iran worden binnengesmokkeld of verspreid via het internet. Over mijn film Submission werd ik geïnterviewd door een Iraanse radiozender die uitzendt vanuit Kroatië. Ook dat zal te horen zijn in Iran. Eigenlijk zouden we een soort Life of Brian moeten maken over de profeet Mohammed en daar verspreiden. Op die manier kan de emancipatie daar beginnen. Eigenlijk zie ik het als mijn plicht als iemand die opgevoed is binnen de islam om daar verandering te brengen, en dat zouden die vijftien miljoen andere moslims in het Westen ook moeten doen.

Intussen blijft ook de discussie over de hoofddoek volop woeden. Het Franse parlement keurde intussen een wet goed die het dragen van opvallende religieuze symbolen verbiedt voor vertegenwoordigers van de overheid en in openbare scholen. Hoe sta jij daar tegenover?

Ayaan Hirsi Ali: Ik steun die wet. Dit sluit perfect aan bij het principe van de scheiding van kerk en staat en de neutraliteit die noodzakelijk is op scholen voor minderjarigen. In Nederland mag het nog en dat leidt vaak tot kleine religieuze oorlogjes. De manier waarop de Fransen dat hebben opgelost valt toe te juichen. De seculiere moraal moet niet boven de religieuze moraal staan, maar er moet voor kinderen een neutrale omgeving zijn op school zodat ze kennis kunnen nemen van allerlei levensbeschouwelijke overtuigingen. Op hun achttiende moeten ze dan zelf bepalen of ze religieus willen worden of seculier. De school moet vooral gericht zijn om een kind de kans te geven zijn geestelijke vermogens te ontwikkelen, vooral zijn kritische vermogens.

Toch zeggen heel wat moslimmeisjes dat ze die hoofddoek vrijwillig dragen. Is dat dan niet zo?

Ayaan Hirsi Ali: Niet allemaal. Sommige meisjes worden fysiek onder druk gezet, zelfs geslagen, om die hoofddoek te dragen. Maar er heerst ook een geestelijke onderdrukking die heel subtiel is. Zo gaat men kinderen al van drie, vier jaar leren om zich niet buiten te bewegen zonder hoofddoek. Als ze dan veertien of vijftien worden, zijn ze niet gewend om zonder hoofddoek buiten te komen. Dat noem ik niet de eigen keuze van het kind.

Intussen maakte je samen met Theo van Gogh de film ‘Submission’. Hoe is die film tot stand gekomen?

Ayaan Hirsi Ali: Toen ik over de mistoestanden in de islam sprak, zeiden heel wat mensen tegen me dat dit niet kwam door het geloof maar door de cultuur. Toen ben ik de Koran en de Hadith gaan citeren, bijvoorbeeld dat de vrouw de man moet gehoorzamen. Maar toen zeiden ze dat dat niet zo belangrijk is omdat veel moslimvrouwen die teksten toch niet lezen. Toen besloot ik om die teksten in beeldvorm te tonen. Eerst wou ik een tentoonstelling maken met poppen waarop de koranverzen zouden staan met daarbij een verwijzing naar statistieken over mishandelingen die in naam van de Koran gebeuren. Toen ik dit aan Theo Van Gogh vertelde stelde hij voor om er een film van te maken. Daar heb ik dan het script voor geschreven.

Hoe waren de reacties?

Ayaan Hirsi Ali: Overweldigend. Meer dan tachtig procent van de reacties van autochtonen was positief. Maar bij moslims kreeg ik enkel de steun van een handjevol vrouwen. De felste reacties kwamen van mannen uit de geïnstitutionaliseerde islam, zoals van Ayhan Tonca, voorzitter van het Contactorgaan Moslims en Overheid, die zei dat het een slechte film was die alleen bedoeld is om de islam belachelijk te maken. Toen een journalist hem vroeg of hij de film had gezien, antwoordde hij: ‘Neen, ik hoef het ook niet te zien’. En Nabil Marmouch, voorzitter van de Arabisch Europese Liga in Nederland, vond het ook slecht maar had het ook niet gezien en had ook geen behoefte om er naar te kijken. Ik kreeg zelfs een e-mail van een man die mij trachtte uit te leggen waarom het logisch is om een vrouw te slaan (lacht).

Heel wat westerse intellectuelen en feministes zeggen dat je met je uitgesproken meningen tegenover de islam nodeloos provoceert en aanzet tot haat. Hoe komt het dat je zoveel kritiek krijgt van hen?

Ayaan Hirsi Ali: Het valt me steeds op dat er wel kritiek mogelijk is op het christendom en de paus. Kijk naar wat Simone De Beauvoir schreef. Zij was van huize uit katholiek en heeft veel kritiek gehad op de religie. Zij wordt door diezelfde feministes gevierd. Blijkbaar mag je wel kritiek hebben op het christendom maar niet op de islam. Hun redenering is dat je tegenover minderheden respect moet hebben. Als die minderheden daarbinnen individuen, meestal vrouwen, onderdrukken dan zeggen ze dat we ze tijd moeten geven om te evolueren. Op die manier scheppen ze een hiernamaals voor de vrouwen die onderdrukt worden, want het zal wel een keer beter worden. En dan zitten die vrouwen vast want de imam zegt ‘wees gehoorzaam en Allah zal je belonen in het hiernamaals’ en westerse feministes zeggen ‘het zal in de loop van de geschiedenis wel goed komen, want het is met ons ook goed gekomen’. Ik wil niet wachten tot het hiernamaals. Westerse feministes zouden moeten beseffen dat ze door hun stilzwijgen heel wat moslimmeisjes veroordelen om hun leed in stilte te lijden.

In 2003 riep je op tot een ‘Derde Feministische Golf’. Is daar al iets van te merken?

Ayaan Hirsi Ali: Ja. Eerst was er niemand die over deze problemen sprak. En nu zijn er al Nahed Selim, Naima El Bezaz, Fadoua Bouali, Naema Tahir, Irshad Manji en andere moslimvrouwen die al dit onrecht aanklagen. Vroeger had je ook al Fatima Mernissi en Nawal El-Saadawi, maar zij kozen een strategie van het veroordelen van de cultuur van geweld maar het buitenschot laten van de islam en in het bijzonder van de rol van de profeet Mohammed. De strategie Chahdortt Djavann en van mijzelf is het onrecht tegen vrouwen – dat gerechtvaardigd wordt vanuit de heilige geschriften van de islam – in het gezicht van de moslimplegers van onrecht en de moslims die zwijgen te smijten. Dan kunnen ze geen kant meer uit. En dan komt de Derde Golf.

Op het einde van je boek geef je 10 tips voor moslima’s die weg willen uit hun familie. Wat me daar bij opvalt is dat je verschillende keren waarschuwt dat ze hun nieuwe verblijfplaats geheim moeten houden. Is weggaan van huis dan echt gevaarlijk?

Ayaan Hirsi Ali: Dat is inderdaad heel gevaarlijk. Meisjes die weglopen tasten de eer van de familie aan. Zij kunnen dit alleen goedmaken door terug te keren zoals bij veel Marokkaanse families gebeurt of door gedood te worden zoals dat soms voorkomt in Turkse en Afghaanse families in Nederland. Zo werd vorig jaar het Turkse meisje Zarife die in Almelo woonde en van huis wegliep door haar vader doodgeschoten. Dat noemen ze dan eerwraak. Weggaan is dus levensgevaarlijk. Wie dat doet moet haar adres geheim houden en enkel contact hebben met echt goede vriendinnen. Daarnaast moeten ze ook nog zorgen voor een inkomen en, als het kan, verder studeren. Het is dus heel moeilijk maar uiteindelijk worden ze zo wel zelfstandig.

Hoe gaat het met jezelf? Ontvang je nog doodsbedreigingen en hoe ga je ermee om?

Ayaan Hirsi Ali: Ik krijg nog steeds bedreigingen. Rationeel gezien is er geen reden om bang te zijn want ik word goed beveiligd. Maar emotioneel ben ik wel eens bang. Bijvoorbeeld als ik erover doordenk dat een vreemd iemand mij wil doden. Maar dat houdt me niet zozeer bezig dat ik niet mijn werk kan doen. En ik ben volstrekt niet van plan te stoppen.

Dit artikel verscheen eerder op: liberales.gif

Liberales verstuurt wekelijks een gratis nieuwsbrief met interviews, essays en boekbesprekingen. Inschrijven kan op www.liberales.be.