De hoofddoek is volgens Djavann de essentie van het probleem. De islam kan bestaan zonder de hoofddoek, maar het islamitisch systeem niet. De hoofddoek is hét symbool van de onderwerping van de vrouw aan God.
Met haar boek Bas les voiles! – in het Nederlands uitgebracht onder de titel Weg met de sluier! – kreeg de Iraanse schrijfster Chahdortt Djavann die in Frankrijk woont onmiddellijk Europese bekendheid. In dit boekje neemt ze radicaal stelling tegen het dragen van de hoofddoek omdat die cultureel, religieus en maatschappelijk wordt opgelegd. Het is een keihard protest tegen de houding van heel wat moslimmannen, de orthodox islamitische voorschriften en de houding van westerse intellectuelen die in hun cultuurrelativistisch discours voorbijgaan aan de essentie van de moderniteit. Sindsdien is in Frankrijk heel wat gebeurd. Onder impuls van de president Jacques Chirac keurde het Franse parlement intussen een wet goed die het dragen van opzichtige religieuze symbolen zoals de hoofddoek verbiedt voor vertegenwoordigers van de overheid en voor leerlingen in openbare scholen.
De wet, die begin september van kracht werd, lijkt succesvol. Vorig schooljaar waren er nog 1.200 geregistreerde incidenten en problemen, nu nog nauwelijks 100. Toch blijft men in de orthodoxe islamwereld ageren tegen het hoofddoekverbod. In Irak werden de Franse journalisten Christian Chesnot en Georges Malbrunot ontvoerd en met de dood bedreigd indien de hoofddoekjeswet niet zou worden ingetrokken. In Frankrijk zelf blijft de fundamentalistische Union des Organisations Islamiques de France zich verzetten en ook westerse intellectuelen noemen de wet een aanslag op de vrijheid van godsdienst. Zij vinden dat elke cultuur gelijkwaardig is en dat het westen geen bepalingen mag opleggen die ingaan tegen de islam. In haar laatste boek Que pense Allah de l’Europe? haalt Djavann opnieuw zwaar uit naar de integristen en cultuurrelativisten die de emancipatie van de moslimvrouw in de weg staan.
Voor heel wat mensen, zowel moslims als westerlingen, is de hoofddoekkwestie maar een detail. Daar is Djavann het helemaal niet mee eens, integendeel. De hoofddoek is volgens haar net de essentie van het probleem. De islam kan bestaan zonder de hoofddoek, maar het islamitisch systeem niet. De hoofddoek is hét symbool van de onderwerping van de vrouw aan God. Het wordt voorgesteld als een ‘eigen keuze’ maar in feite is het een religieuze plicht omdat het zo in de Koran zou staan. De hoofddoek symboliseert de juridische minderwaardigheid die wordt opgelegd aan honderden miljoenen vrouwen in de wereld. De verplichting om hem te dragen is volgens de auteur dan ook een doelbewuste strategie van de orthodoxe islam om het verschil in waarde tussen mannen en vrouwen te bevestigen en te bestendigen.
Wie eraan twijfelt of het hier wel om een doelbewuste strategie gaat moet volgens Djavann maar kijken naar wat er zich de afgelopen decennia heeft afgespeeld in bijvoorbeeld Iran en in het Westen zelf. Voor de komst van Khomeini liepen vrouwen ongesluierd rond in de Iraanse straten. Aan het strand konden vrouwen ongehinderd rondlopen in badpak en met een korte jurk. Sinds de Iraanse revolutie worden vrouwen, niet alleen moslima’s maar ook van andere religieuze minderheden, gedwongen om zich in openbare plaatsen te bedekken. Er werd zelfs een heuse paramilitaire organisatie opgezet die de naleving van de sluiering dag en nacht moet controleren. Ook in Europa waren er tot twintig jaar geleden nauwelijks hoofddoeken in het straatbeeld te zien. Pas met het opkomende fundamentalisme werden moslima’s ook hier verplicht om zich te sluieren op straffe van bestraffing, mishandeling, uitsluiting en nog erger. Hoe kan men dan blijven verkondigen dat vrouwen, en vooral jonge meisjes, dit vrijwillig doen?
Djavann was een meisje van dertien jaar tijdens de islamitische revolutie in Iran. Tien jaar lang onderging zijn deze onderdrukking, door haar omschreven als ‘een jodenster van de vrouw’. Op haar drieëntwintigste ontvluchtte ze haar geboorteland en vestigde zich in Parijs. Ze zag de mentaliteitsverandering die zich sindsdien onder moslima’s in het Westen voltrok. De kern van de zaak is dat door de hoofddoek vrouwen een handelswaarde kregen toegekend. De vrouw wordt daardoor het voornaamste en exclusieve bezit van de moslimman, vader, broer of echtgenoot. De Egyptische schrijfster Nahed Selim keert zich in diezelfde zin tegen het gebruik van het betalen van bruidschatten in de moslimtraditie. Er worden nog steeds exorbitante bedragen betaald en dat is nefast. Als je zoveel hebt moeten betalen voor een vrouw dan eist de man ook gehoorzaamheid. Alsof de man daarvoor zijn hele leven aanspraak kan maken op haar gratis huishoudelijke en seksuele diensten.
Volgens Djavann is de hoofddoek hét instrument voor de islamitische bekeringsijver in Europa. Het is systeem is niet volledig afgesloten. Men kan zich steeds tot de islam bekeren, men kan er dus instappen maar niet eruit. De auteur noemt het een valsstrik want geloofsafval wordt niet geaccepteerd, volgens de sharia op straffe van de dood. De hoofddoek dient juist om vrouwen te intimideren. Djavann wijst erop dat tijdens de betogingen in Frankrijk, tegen de wet op het verbod van religieuze kentekenen in openbare scholen, gesluierde meisjes op straat kwamen onder het ordewoord ‘Allah Akbar’, of ‘God is groot’ waarmee ze te kennen gaven dat de wetten van Allah belangrijker zijn dan de menselijke wetten. Het provocerend dragen van de hoofddoek onderlijnt juist hun verwerping van de westerse waarden, van de emancipatie en de gelijkheid tussen de seksen. Sommige betogers eisten het recht op om de hoofddoek te dragen ‘zoals in Iran’, waarmee ze voorbijgingen aan het feit dat men daar geen enkele keuze heeft, het is er de hoofddoek of de dood.
Djavann ziet in de strijd voor het behoud van de hoofddoek een uiting van het islamitisch confessionalisme, een totalitaire en imperialistische bekeringsbeweging. Net als in de moslimlanden zelf probeert de orthodoxe islam te infiltreren in de Europese voorsteden die door de overheid aan hun lot worden overgelaten. Daar proberen ze de islamitische wetten op te leggen. Ze spelen in op de identificatie van de moslimjongeren met de jonge Palestijnen, de helden van de Intifada. Volgens de auteur proberen ze door te dringen in de scholen, de gemeenten en de media met steeds dezelfde boodschap: dat het politieke en sociale leven ondergeschikt moet zijn aan het religieuze. Het klinkt allemaal dramatisch en Djavann geeft zelf toe dat een grote meerderheid van de moslims zich alsnog niet laat verleiden door de sirenenzang van de orthodoxe islam. Maar ze is overtuigd dat die een ‘muselmaanse natie’ wil creëren in Europa en dat ze daarom zo hardnekkig vasthoudt aan de hoofddoek.
De orthodoxe islam voedt daarbij extreem rechts en omgekeerd. En opvallend zijn ook hun punten van overeenkomst. Ze zijn beiden gekant tegen abortus (blijkbaar speelt voor beiden de nataliteit een belangrijke rol), ze zijn voor de doodstraf, ze zijn antisemitisch en staan vijandig tegenover de democratie. Bij de betogingen liepen moslimmeisjes provocerend met de Franse ‘tricolore’ om het hoofd, hét symbool van het extreem-rechtse Front National. Maar misschien is nog de belangrijkste overeenkomst, die Djavann hier niet vermeldt, de merkwaardige eensgezindheid van orthodoxe islamieten en extreem rechts tegenover vreemdelingen zelf (beiden zijn racistisch), tegenover homoseksualiteit en tegenover de vrouw. Vrouwen hebben voor beiden een dienende taak in het gezin en in de samenleving waarbij kinderen baren een essentiële opdracht blijft. De orthodoxe islam en extreem rechts zijn niet uit op een versterking van de individuele vrijheid, de gelijkwaardigheid van man en vrouw en de vrijheid van meningsuiting, maar willen de ‘anderen’ onderwerpen aan hun bedenkelijke waarden en tradities. En die ‘anderen’ zijn niet alleen de vreemden, de andersdenkenden en de ongelovigen maar ook en vooral de vrouwen.
Dit boek zal door menige orthodoxe moslim en westerse cultuurrelativist weer opgevat worden als kwetsend en misplaatst. Opnieuw zal men in naam van een misbegrepen tolerantie voorbijgaan aan de essentie van de boodschap, nl. dat in naam van de islam praktijken gebeuren die niet door de beugel kunnen en die we in naam van de universele rechten van de mens met kracht zouden moeten verwerpen. Het wordt hoog tijd dat we vrouwen als Chahdortt Djavann en Ayaan Hirsi Ali openlijk steunen. Tal van moslimvrouwen mogen het huis niet verlaten zonder goedkeuring van de echtgenoot. Tal van moslimvrouwen worden uitgehuwelijkt tegen hun zin. Tal van moslimvrouwen moeten zich kleden volgens culturele en religieuze gebruiken die mannen hen opleggen. Tal van moslimvrouwen worden mishandeld als ze hun eigen wil volgen. Sommigen worden desnoods vermoord in naam van de eer van de familie.
Mishandeling gebeurt ook in westerse gezinnen, en dat is evenzeer onaanvaardbaar. Maar zoals Ayaan Hirsi Ali in haar boek De Maagdenkooi aantoont, veroordelen we in het Westen deze praktijken en beschikken we over wettelijke middelen om discriminatie aan te klagen. We veroordelen dergelijk gedrag op basis van onze Grondwetten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die bescherming ontbreekt echter voor vrouwen in de moslimwereld. De moslimlanden hebben jaren geleden wel de Universele Islamitische Verklaring van de Rechten van de Mens aanvaard, maar die stelt dat elke bepaling ervan – zoals de gelijkwaardigheid van man en vrouw – maar geldig is als ze overeenstemt met de Koran. En uit de letterlijke interpretatie van de Koran – die de laatste jaren steeds meer opgang maakt – blijkt duidelijk dat men vrouwen niet dezelfde waarde geeft als mannen. En diezelfde vrouwonvriendelijke houding zet zich ook in de westerse moslimgemeenschap door en wordt verantwoord op basis van een misbegrepen vrijheid van godsdienst.
Hoezeer men kan hopen dat de gematigde krachten in de moslimwereld de bovenhand halen, het is een feit dat de orthodoxe islam aan invloed wint. Met als rechtstreeks gevolg dat steeds meer moslimvrouwen verplicht zijn de hoofddoek te dragen, thuis te blijven en zich te onderwerpen aan de wil van hun man, hun vader, hun broers en andere mannelijke familieleden. Het wordt tijd dat de vele westerse feministen die zich over deze schandelijke praktijken hullen in een oorverdovende stilte, spreken. Nahed Selim, een gelovige moslima die het boek De vrouwen van de profeet schreef, klaagt die houding aan: ‘Het zijn vaak linkse partijen in West-Europa die moslimvrouwen in de steek laten door voortdurend te roepen dat ze vast moeten houden aan hun eigen cultuur. Ik hoop dat ze inzien dat dit niet werkt. Eigenlijk zijn ze hypocriet. Want waarom gunnen ze zichzelf emancipatie en gelijkwaardigheid, maar ontzeggen ze dit aan moslimvrouwen? Die hebben daar ook recht op.’
Chahdortt Djavann, Que pense Allah de l’Europe?, Gallimard, 2004, 55 blz.
Dit artikel verscheen eerder op: |
Liberales verstuurt wekelijks een gratis nieuwsbrief met interviews, essays en boekbesprekingen. Inschrijven kan op www.liberales.be.
Ik hoop dat jullie wel een kritische kijk op liberales.be blijven houden, libertarians, want liberales en de VLD zijn net zo liberaal als de VVD en D66.
Ik hoop dat niet alleen, maar wij zijn dat ook vast van plan.
Dank voor de waarschuwing, en als je vermeende afwijkingen ziet, laat het dan svp weten.
Hub
Comments are closed.