Het doel is om elke individualiteit uit te wissen en de wil te sterken voor de islam. ‘Men zei hem dat elk afzonderlijk individu, elke ziel apart, elk lichaam apart, niets betekenen’, zo schrijft Ortiz, die hiermee de kern raakt van elke vorm van totalitarisme.
De voorbije verschenen tal van films en boeken over de situatie in het Afghanistan onder de beruchte Taliban. Op basis van die informatie krijgen we stukje voor stukje een beter beeld over de onmenselijkheid waaronder de Afghanen in die periode moesten leven. De films Kandahar en Osama van Siddiq Barmak maken duidelijk dat vrouwen en meisjes door de Taliban als tweederangsburgers werden beschouwd en behandeld. In zijn boek De vliegenier van Kabul beschrijft Khaled Hosseini dat het vliegeren in Afghanistan een nationale volkssport was, vergelijkbaar met voetbal hier. Toen de Taliban aan de macht kwamen, was één van de eerste dingen die ze deden het verbieden van vliegerwedstrijden. Ze vonden het een on-islamitische bezigheid. Ook andere vormen van tijdverdrijf, muziek, literatuur en dans werden verboden. In de plaats kwam een streng religieus regime dat geen enkele ruimte liet voor geestelijke vrijheid.
In zijn roman Een soldaat van de Taliban beschrijft de Franse politicoloog Sébastien Ortiz het korte leven van Hafiz die samen met zijn familie in de Pakistaanse stad Peshawar opgroeide. Zijn Afghaanse ouders waren daarnaar gevlucht toen de Russen in 1979 Kaboel binnenvielen. Zijn vader Ismaël was een gewone islamiet zonder vorm van fanatisme die voor zijn dagelijkse kost muziekinstrumenten maakte. Als zijn geliefde zuster plotseling overlijdt, besluit Hafiz zijn leven aan de Koran te wijden. Beïnvloed door fanatieke imams die op meeslepende manier de jihad prediken wordt Hafiz soldaat van de Taliban. Samen met andere soldaten brengt hij het terreurbewind van de Taliban ten uitvoer. Op een dag wordt hij verliefd. Bij de arrestatie van een oude man wiens huis vol staat met verboden publicaties, neemt hij een boek mee. De Arabische poëzie opent dan zijn hart. Vanaf dat moment wordt Hafiz heen en weer geslingerd tussen zijn geweten, zijn gevoel en zijn verliefdheid.
Een essentieel moment in het leven van Hafiz is wanneer hij naar de koranschool of de madrasa gaat. Voor zijn vader is dit de logische stap in de ontwikkeling van zijn zoon. Daar zal hij opgroeien tot een goede moslim. Maar het enige dat Hafiz er leert zijn de studie van het Arabisch, koranexegese en scholastieke theologie. In ruil voor kost en inwoning moeten de leerlingen zich wel onderwerpen aan de gemeenschappelijke regels van de madrasa. Het doel is om elke individualiteit uit te wissen en de wil te sterken voor de islam. ‘Men zei hem dat elk afzonderlijk individu, elke ziel apart, elk lichaam apart, niets betekenen’, zo schrijft Ortiz, die hiermee de kern raakt van elke vorm van totalitarisme. Tegenover de uniciteit van de mens plaatsen de koranonderwijzers het principe van de jihad, de opoffering van het individu aan het geloof. Wie die weg volgt zal al zijn zonden vergeven zien en gespaard worden voor de Dag des Oordeels. En ongelovigen zijn vijanden.
Na de koranschool werd Hafiz opgenomen in een trainingskamp bij Jalalabaad in Afghanistan waar hij leerde omgaan met wapens. Later maakte hij deel uit van het Departement voor de Bevordering der Deugdzaamheid en de Bestrijding van de Losbandigheid van de Taliban. Hafiz verkreeg op die manier een ‘kalantar’, het grootste lot dat een levende door God werd toegewezen. Maar in de praktijk werd hij aldus een dienaar van de terreur. Scholen en universiteiten werden gesloten, het dragen van witte sokken of schoenen werd verboden, artsen mochten vrouwen niet langer onderzoeken, foto’s nemen werd verboden en het dragen van de burka werd verplicht voor vrouwen. Toen hij twijfels toonde moest hij mee optrekken tegen rivaliserende groepen in de bergen. Wat daarna volgt is een periode van twijfel en afschuw. In de epiloog schrijft Ortiz dat Hafiz omkwam in de strijd tegen de Noordelijke Alliantie. ‘Zo eindigt het verhaal van de Talib die van muziek en van vrouwen hield zonder de tijd te hebben gehad dat te ontdekken’, zo eindigt Ortiz.
Hafiz is een fictieve naam, maar het verhaal van Ortiz leunt sterk aan bij wat we intussen weten over de recrutering van jongeren door fundamentalistische moslims. Meer dan welk non-fictieboek ook, legt de auteur uit hoe het komt dat weldenkende jonge mensen worden meegesleurd in waanzinnige avonturen. Hafiz was nog geen 14 jaar oud toen hij zich aanbood bij de madrasa, de toegangspoort tot de heilige strijd. Waarschijnlijk gaan momenteel duizenden Hafizs die poort nu binnen.
Sebastien Ortiz, Een soldaat van de Taliban, De Geus, 2003
Dit artikel verscheen eerder op: |
Liberales verstuurt wekelijks een gratis nieuwsbrief met interviews, essays en boekbesprekingen. Inschrijven kan op www.liberales.be.