BOUCKAERT.jpg
Boudewijn Bouckaert

Boudewijn Bouckaert is professor en hoofd van de Vakgroep Grondslagen en Geschiedenis van het Recht aan de Gentse universiteit. Zijn aandacht gaat vooral naar de rechtstheorie, de economische analyse van eigendomsrechten en de ruimtelijke ordening. Momenteel doceert hij aan de prestigieuze universiteit van Harvard over the History and Civilization of the Netherlands and Flanders en Property Rights in Transition Economies. Hij is voorzitter van Nova Civitas, een Vlaamse liberale politieke denktank met afdelingen in Gent en Antwerpen. Daarnaast is hij ook voorzitter van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen en lid van de Hoge Raad voor Justitie. Boudewijn Bouckaert omschrijft zichzelf als een woordvoerder van het klassieke liberalisme. Hij leunt ook aan bij het gedachtegoed van de libertarische beweging waarbij hij refereert naar de ideeën van denkers als Ludwig von Mises, Friedrich Hayek, Milton Friedman, Murray Rothbard en James Buchanan.

Cultuurrelativisten verwerpen het idee dat we ons uitspreken over gewoontes en tradities in andere landen. De stelling dat alle culturen ‘gelijkwaardig’ zijn, is jarenlang gemeengoed geweest in de westerse samenleving. Is een dergelijke houding houdbaar in de globaliserende wereld?

Boudewijn Bouckaert: Het klopt dat door de immigratie mensen van verschillende culturen zijn gaan samenwonen. De Verenigde Staten hebben daar bijvoorbeeld een lange traditie in, al van bij het begin van de negentiende eeuw, zij het dat het vooral ging om immigranten uit landen met een christelijke beschaving. Ze hebben daar een patroon van bovenculturele waarden ontwikkeld waardoor mensen met verschillende culturele achtergronden op een compatibele manier met elkaar kunnen omgaan. Dat is trouwens de enige manier waarop je een multiculturele samenleving leefbaar kunt houden. Als je dat aanvaardt – en ik zie geen alternatief – dan kan je niet zeggen dat alle culturen evenwaardig zijn. Een aantal houdingen binnen bepaalde culturen kunnen de toets aan die bovenculturele waarden niet doorstaan. Zeggen dat alle culturen evenwaardig zijn is een heel onkritisch dogma. Dat is een bijzonder naïef idee en een nefaste reactie op de globalisering.

Politici en filosofen verwijzen regelmatig naar de universaliteit van de mensenrechten. Kampen we momenteel niet met een inflatie aan mensenrechten?

Boudewijn Bouckaert: Dat is een interessante vraag. Het klassiek liberalisme, de stroming waarin ik mijzelf situeer, kent slechts een relatief beperkt repertorium van mensenrechten, waardoor de claim dat die absoluut zijn logischerwijze en sociaal gezien kan waargemaakt worden. Als je de mensenrechten altijd maar uitbreidt, zoals het recht op water, het recht op kunst of het recht op mobiliteit, dan verhoog je de kans op botsingen tussen al die mensenrechten. Door die botsingen heb je steeds meer overheid nodig die het toepassingsgebied van die rechten moet gaan arbitreren en waardoor mensenrechten steeds relatiever en voorwaardelijker worden. Die relativering van de mensenrechten sleurt dan de echte fundamentele mensenrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van beweging en het eigendomsrecht met zich mee. De paradox van het steeds maar bij creëren van nieuwe mensenrechten is dat men zo de fundamentele mensenrechten aantast. Bepaalde van die nieuwe rechten zijn geen mensenrechten. Je hebt geen recht op water tenzij je dat op een legitieme manier verworven hebt. In een samenleving, met een ontwikkeld sociaal bewustzijn, zullen er allerlei sociale systemen ontstaan die er voor zorgen dat mensen, die door aanvaardbare omstandigheden niet aan water kunnen geraken, daar wel kunnen van genieten. Maar dat is geen mensenrecht. Als je zou zeggen dat iedereen recht heeft op water dan zul je vaak de eigendomsrechten van bepaalde mensen moeten schenden.

Is het eigendomsrecht dan een mensenrecht?

Boudewijn Bouckaert: Ja, want het eigendomsrecht is het verlengstuk van zelfeigendom. Iedere persoon is in wezen meester of eigenaar van zichzelf. De taak van de overheid is het samenleven van soevereine individuen, dus van mensen die hun eigen leven mogen bepalen, goed te laten functioneren binnen een rechtsorde. Het eigendomsrecht is maar compatibel met het soevereiniteitsbeginsel als je het Lockeaanse begrip van oorspronkelijke eigendomsverwerving aanvaardt. Oorspronkelijke eigendonsververwerving, dus niet door overdracht vanwege een andere persoon, is maar geldig wanneer men dingen neemt uit het vrije domein, dus zonder die van een ander af te nemen. De klassieke liberalen noemden dat de ‘communauté négative’ of de ‘negatieve gemeenschap’. Zolang goederen niet in gebruik zijn genomen door een ander staan ze ter beschikking van iedereen. Daarbovenop komt natuurlijk alles wat een persoon als waarde toevoegt via zijn arbeid en creativiteit, dat maakt trouwens het grootste deel uit van iemands eigendom.

Maar is dat wel rechtvaardig? Heel wat eigendom is in de loop van de geschiedenis toch verworven door geweld?

Boudewijn Bouckaert: Dat klopt. Denk aan de feodaliteit, de oorlogen, de veroveringen in de loop van de geschiedenis. Maar ook aan de willekeurige nationalisaties die in de vorige eeuw gebeurden door de communistische regimes. We mogen de formele titels zoals die op een bepaald moment bestaan dan ook niet als een dogma erkennen. Veel van die titels zijn waarschijnlijk op een onrechtvaardige manier verworven geweest. Wanneer dat heel duidelijk is dan zou men kunnen onteigenen om zo tot een herverdeling te komen die meer in overeenstemming is met de Lockeaanse procedure. Zo is in de Verenigde Staten heel wat land onrechtmatig afgenomen van de Indianen (door oorlog, door bedrog). Als men zeer duidelijk kan aantonen dat goederen, en dan vooral land, op een onrechtmatige wijze werd afgenomen, zoals dit bvb. kan in de vroegere communistische landen (zie de restitutieprogramma’s), dan moet dit maar. In de andere gevallen moet men het pragmatisch bekijken. Als de bestaande eigendomsverdeling van alles wat men niet verworven heeft door eigen arbeid of door eigen risico, niet al te schrijnend ongelijk is, is het beter hierin te berusten. Soms is die dermate ongelijk en verstoort die tevens de werking van de markt en van de democratie, dan is een ingreep nodig. In 1945 zijn de Amerikanen tussengekomen in Japan en hebben het grootgrondbezit van de militaristische kaste ontmanteld en een klasse van vrije en onafhankelijke boeren in het leven geroepen. Dit heeft mede de basis gelegd voor een stabiele democratische samenleving.

Kunnen we vanuit rationeel en rechtsfilosofisch standpunt aantonen dat principes als de scheiding van kerk en staat, de gelijkheid van man en vrouw en de vrijheid van meningsuiting universeel geldig zijn?

Boudewijn Bouckaert: Het klassiek liberalisme gaat er vanuit dat naast de massale verschillen die er tussen mensen bestaan er een gemeenschappelijke stam bestaat, een soort fundamentele eenheid van het menselijk ras. Het voornaamste punt daarbij is het vermogen tot rationaliteit. Zelfs mensen die in een heel primitieve context leven en geen notie hebben van filosofie zullen na een zekere aanpassingsperiode in staat zijn tot redeneren. Dat zullen gorilla’s bijvoorbeeld nooit kunnen. Het vermogen tot rationaliteit, het discussiëren over gedragingen en waarden, en het vermogen om daarover te communiceren, bestaat enkel bij mensen. Het is dan ook geen gek standpunt om de instituties die we opbouwen en de gedragsregelen die we uitwerken compatibel te maken met de mens als redelijk wezen.

Goed, maar in welke mate zijn die liberale grondrechten dan universeel te noemen? Sommigen zeggen dat die zaken niet universeel zijn, maar alleen westers.

Boudewijn Bouckaert: Die waarden zijn inderdaad in het westen ontstaan via de Grieken, de Romeinen en het christendom. Uiteindelijk zijn we hier gekomen tot de idee van de redelijkheid van de mens en de waarde van de kritische discussie. Dat is minder of helemaal niet het geval in andere culturen. Dat die waarden een westerse oorsprong hebben zal dus niemand ontkennen, maar dat is geen argument dat het zou beperkt moeten blijven tot de westerse territoriale sfeer. Dat is onzin. De claim dat de mensenrechten universeel zijn, is juist verbonden aan de mens en niet aan een bepaalde cultuur. Het gaat om transculturele normen die geschikt zijn om mensen met verschillende culturele achtergronden met elkaar te doen samenleven. Als je kijkt naar de multiculturele samenleving in de Verenigde Staten waar men de vrijheid van de ander erkent en respecteert, dan zie je dat dit ook empirisch klopt. Dat is niet het geval in bijvoorbeeld Arabische culturen, waar je hooguit een tweederangsburger bent.

Om volwaardige burgers te zijn, moeten mensen zich dus neerleggen bij die liberale fundamentele grondrechten.

Boudewijn Bouckaert: Inderdaad. De westerse cultuur is voor een stuk gegroeid uit de Griekse filosofie, het Romeinse recht en de christelijk joodse traditie, maar laat toe dat ook niet-christenen binnen onze cultuur kunnen functioneren. De historisch religieuze ontstaansgeschiedenis van onze normen en waarden moet je zelfs niet voor waar aannemen, als je ze maar volgt. In andere culturen is die transcendentie er nooit gekomen. De islam heeft daar problemen mee. Het is een strakke monotheïstische godsdienst met absolute claims. Daarenboven is hun godsdienst sterk verweven met hun rechtssysteem. Het zegt in feite dat je als moslim maar van al die rechten kan genieten als je dat ganse pakket van tradities aanvaardt. Dit is goed beschreven in het boek The West and the Rest van Roger Scruton. Islambeleving binnen onze westerse beschavingssfeer moet uiteraard kunnen, maar het zal dan een Islam moeten zijn die compatibel is met de grondwaarden van onze beschaving. Eigenlijk betekent dit dat de islam een interne revolutie zal moeten doormaken, maar dat is natuurlijk heel moeilijk. Een van de grootste problemen met de islam is haar volkomen gedecentraliseerde karakter. Het christendom, en vooral de katholieke kerk dan, was altijd goed gestructureerd, met een zeer duidelijke hiërarchie en een elite die binnen een bepaald patroon dacht. Als die elite van mening veranderde dan kon het rekenen op een zekere discipline van de gelovigen. Daarom is het in zekere zin spijtig dat de islam geen paus kent. Als nu binnen de islamitische beweging een bepaalde groep gewonnen is voor geleidelijke veranderingen dan staat er steeds een andere, meer extremistische fractie recht die zegt dat zij het bij het rechte eind heeft. Bij ons is dat anders verlopen. In de middeleeuwen is er een kritische traditie gegroeid die allerlei interpretatietechnieken ten opzichte van de bijbel heeft ontwikkeld.

Die kritiek op de bijbel en op andere heilige geschriften heeft bij ons wel jaren geduurd. Verwachten we van de islam niet te snel dat ze aan bepaalde voorwaarden voldoen?

Boudewijn Bouckaert: Bij ons is dat proces begonnen in de twaalfde eeuw met Abelardus en dat heeft dan ongeveer zeshonderd jaar geduurd. Wat betreft de islamitische landen moeten we dus inderdaad wat geduld hebben, maar met de islamieten die naar hier komen, vind ik van niet. Als zij hier een reactionaire houding aannemen en die ook cultiveren, zoals bijvoorbeeld de ongelijke behandeling van man en vrouw, dan bestaat er een gevaar voor het functioneren van onze samenleving. We gaan toch niet steeds opnieuw discussies heropenen die bij ons al lang tot het verleden behoren. De intellectuele discussie over de positie van de vrouw is bij ons al lang beslecht en dat mogen we niet opnieuw op de helling zetten. Dat behoort als het ware tot het contract voor wie hier binnenkomt. In islamitische landen moeten we eerder op een voorzichtige manier de intellectuele elites steunen die de westerse beschavingswaarden ondersteunen.

U spreekt nu over beschaving en niet over cultuur.

Boudewijn Bouckaert: Ja, ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen cultuur en beschaving. Cultuur is een samenhangend geheel van gedragshoudingen zoals we de eetcultuur hebben of de religieuze cultuur. Het woord cultuur wordt veel te ruim uitgebreid, we stoppen er zelfs de mensenrechten in met alle problemen van dien als we het hebben over de multiculturele samenleving. Ik zou eerder spreken over beschaving. Dat is een heel mooi woord, we moeten onze houdingen, opinies en driften ‘schaven’ zodat we met anderen kunnen samenleven. Binnen één enkele beschaving kunnen verschillende culturen samen functioneren. Daar bieden de Westerse beschavingswaarden ons alvast de kans toe. In die zin denk ik dat de islamitische cultuur in onze contreien onze beschavingswaarden moet aanvaarden.

Is godsdienst een noodzakelijk fundament voor recht en moraal?

Boudewijn Bouckaert: Intellectueel gezien niet. Ik denk dat heel wat mensen bereid zijn een zekere discipline inzake sociale moraal, respect voor mensenrechten en empathie voor andere mensen na te leven en te cultiveren zonder dat ze daarvoor het perspectief nodig hebben van een soort beloning in het hiernamaals. Neem bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Dat land is bijzonder seculier geworden en functioneert behoorlijk. Dat neemt niet weg dat godsdienst voor veel mensen nog steeds heel belangrijk kan zijn.

Sommigen stellen dat het liberalisme waardevrij is en gelijkstaat met een vorm van moreel indifferentisme. Klopt dit?

Boudewijn Bouckaert: Dat is totale onzin. Dat zijn uitspraken van socialisten en andere tegenstanders van het liberalisme die menen de moraliteit in pacht te hebben. Er wordt vaak een verwarring gemaakt tussen het liberalisme als een politieke filosofie en het economisch denken dat van de assumptie uitgaat dat de mens primair gericht is op zijn eigenbelang. Adam Smith maakte al snel duidelijk dat als de vrije markteconomie al goede sociaal aanvaardbare resultaten produceert onder de assumptie dat iedereen egoïst is, quod non, dan zal het nog des te beter gaan wanneer mensen in werkelijkheid veel altruïstischer zijn. Daarmee gaf hij aan dat het vrije marktsysteem goed werkt, zelfs als men zou vertrekken van de moreel meest minimalistische hypothese. Dat argument is vaak geassimileerd geworden met het liberalisme als dusdanig. Liberalen zouden een egoïstisch mensbeeld hebben, sociaal darwinisten zijn en vinden dat de sterkste het moet halen. Dat klopt niet. Het liberalisme stelt in de eerste plaats een aantal politieke waarden voorop, bijvoorbeeld over de manier waarop mensen met elkaar samenleven in een polis die breder is dan jezelf en je familie. Die politieke waarden scheppen het kader waarbinnen allerlei morele attitudes en houdingen kunnen worden ontwikkeld. Het liberalisme aanvaardt wel geen absolutisme inzake moraal. Maar dat betekent nog niet dat het moreel indifferent is. De mens moet uiteindelijk zelf zijn geluk nastreven, wat betekent dat hij of zij in overeenstemming moet leven met zichzelf en zijn of haar eigen beperkingen moet aanvaarden.

Een veel gehoorde kritiek op het liberalisme is dat het de vrijheid als een absoluut gegeven ziet. Zijn er grenzen aan de individuele vrijheid?

Boudewijn Bouckaert: Jazeker. Er zijn veel grenzen aan de individuele vrijheid. Je moet de meningen van anderen respecteren, je moet de eigendommen van anderen respecteren. Het is juist dat wat het socialisme niet doet. Socialisten brengen dat respect niet op en verstoren de vrijheid door te reguleren en te onteigenen. Socialisten laten toe dat de politieke leiders zich de vrijheid toe-eigenen om te spelen met de levens en de eigendommen van anderen.

Maar is het eigendomsrecht dan absoluut?

Boudewijn Bouckaert: Het eigendomsrecht is absoluut voor de samenlevingsorde. De overheid moet eigendomsrechten beschermen en afdwingen. Maar het eigendomsrecht is niet absoluut voor de eigenaar zelf. Het grote verschil tussen het socialisme en het liberalisme is dat het socialisme de morele bal over hoe men met eigendomsrechten omspringt in het kamp van de overheid legt, waardoor de overheid zich de macht voorbehoudt om in te grijpen. Het liberalisme legt die morele verantwoordelijkheid bij de eigenaar. Laat mij een extreem voorbeeld geven. Neem dat er een stuk land ligt tussen de weg en een rivier, en dat een kind op het punt staat te verdrinken. In dat geval zou de eigenaar kunnen beslissen of je over zijn grond mag gaan. Indien hij dat tegenhoudt dan begaat hij een hoogst immorele daad. Wij moeten rekenen op de morele verantwoordelijkheid dat mensen op een fatsoenlijke manier met hun eigendomsrechten omspringen. Iedere mens zou in het bovenstaande geval zijn klein beetje winst aan comfort – dus geen indringers op zijn land – moeten opgeven ten bate van het enorme verlies dat de verdrinking van een kind zou veroorzaken.

Maar zegt u nu dat een eigenaar desnoods immoreel mag handelen en de toegang tot zijn eigendom mag verhinderen?

Boudewijn Bouckaert: Je hebt inderdaad het recht om immoreel te handelen. Recht betekent altijd dat je keuzes mag maken en zelfs in dit zeer extreme geval heeft die eigenaar dat recht. Want wat is het alternatief? Ofwel leg je de morele verantwoordelijkheid over het omspringen met eigendom bij individuen, ofwel leg je dat bij de overheid. In dat laatste geval ga je aan bepaalde instanties de macht toespelen die hen niet toekomt. Ik vrees dat de morele uitkomsten dan slechter zullen zijn dan als eigenaars dat zelf bepalen. Mensen die dergelijke immorele keuzes maken zullen daar in een samenleving voor gestraft worden door het oordeel van de anderen. Zo iemand wordt genegeerd, geboycot en uitgespuwd. Ik denk dat iedereen wel de keuze zal maken om onmiddellijk achter dat kind te springen, daar hoeft een overheid ons niet toe te dwingen. De juiste afweging die we hier moeten maken is niet: vinden we dat de eigenaar het kind moet (laten) redden of niet. Het antwoord is hier duidelijk: de eigenaar heeft de morele plicht dit te doen. De politieke institutionele vraag is evenwel: laten we de eigenaar de vrijheid deze keuze te maken of moet de overheid dat in zijn plaats doen door bijvoorbeeld een wet die het weigeren van hulp strafbaar stelt. Door te betrouwen op de overheid, ook in dit moreel nogal evidente geval, neemt men het risico dat men de gehele eigendomsordening op de helling zet en de overheid ‘carte blanche’ geeft om overal en nog waar in te grijpen. Zoals het niet zeker is dat eigenaars steeds moreel zullen optreden is het ook niet zeker dat overheden steeds moreel verheven regelen zullen opleggen. De nazi’s (ook een overheid) schoten eigenaars, die hulp boden aan joden, gewoon dood. Je hebt mijns inziens meer garanties op goede morele uitkomsten met een gedecentraliseerd systeem van eigenaars die beslissen, dan met een gecentraliseerd systeem van een overheid die beslist. De overheid mag natuurlijk wel ingrijpen wanneer iemand de rechten van iemand anders heeft gekrenkt en misdaden heeft begaan. De Israelische regering bijvoorbeeld had het recht om Eichman te ontvoeren en te berechten.

Hoe staat u tegenover de problematiek van de dure AIDS-geneesmiddelen in minder ontwikkelde landen? Zijn patentrechten belangrijker dan het recht op gezondheid?

Boudewijn Bouckaert: Het is belangrijk dat mensen die investeren in research en development een patent kunnen nemen. Als we dat niet toelaten dan gaat men op termijn minder investeren wat dan weer slecht zal zijn voor de gezondheid op langere termijn.

Wat is de rol van de staat? Is het de taak van de overheid om te zorgen voor herverdeling ten aanzien van zieken, werklozen en gepensioneerden?

Boudewijn Bouckaert: De overheid heeft geen algemene herverdelende taak. Eigenlijk moeten we het marktproces zijn gang laten gaan. Sommigen zeggen dat dit zal leiden tot steeds meer ongelijkheid, maar dat klopt niet. Een vrije marktwerking leidt dank zij de mededinging de facto tot meer gelijkheid, zeker binnen de brede lagen van de bevolking. Natuurlijk zal dan nog steeds een onderlaag bestaan, maar daarvoor reken ik op vrijwillige liefdadigheid en als zou blijken dat die slecht functioneert dan kan eventueel gedacht worden aan een ingreep door de overheid, als men er dan maar goed van bewust is dat dit geen algemene herverdeling is maar enkel gericht op mensen die door pech en armoede getroffen zijn. We mogen immers niet blind zijn voor de perverse neveneffecten die door overheidsingrepen ontstaan. Je moet ook opletten dat de overheid niet ‘out of control’ geraakt waardoor ze de middelen gebruikt en misbruikt voor allerlei doelstellingen die niets met de oorspronkelijke doelstelling te maken hebben. Denk ook aan de ‘public choice’, het cliëntelisme en het creëren van een politiek electoraat, allemaal fenomenen die we thans kennen in onze westerse samenlevingen. Het probleem is dat onze economieën steeds meer in competitie komen met andere economieën waar het overheidsbeslag veel kleiner is. De uitdaging is of we ons enorm uitgebreide sociaal welvaartssysteem wel in stand kunnen houden. Ik vrees van niet. We zullen ons Rijnlandmodel moeten hervormen en uiteindelijk komen tot systemen waarin de zelfverantwoordelijkheid een grotere rol speelt.

Weber stelde ooit dat het geweldsmonopolie in handen van de overheid moet liggen. Bent u daarmee akkoord?

Boudewijn Bouckaert: In principe wel. De overheid moet binnen haar territorium de dominante geweldmacht zijn en via het rechtssysteem zorgen voor orde. De overheid moet dan via wetgeving en een casuistiek in de rechtspraak bepalen welke vormen van geweld bij zelfverdediging toegelaten zijn. In dat verband vind ik dat men het principe van de zelfverdediging ook zou moeten uitbreiden tot het beschermen van zijn eigendom, waarbij men natuurlijk rekening houdt met de proportionaliteit, dat wil zeggen dat men geen buitensporig geweld mag gebruiken, het moet in verhouding staan tot de bedreiging. De overheid mag ook elementen van zijn gewelduitoefening privatiseren in de zin van het ‘uitbesteden’ ervan, maar de overheid houdt wel nog steeds de sleutel in handen. Private gevangenissen lijken mij bijvoorbeeld mogelijk voor zover ze voldoen aan de voorwaarden die door de overheid worden opgelegd.

U bent ook voorzitter van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen. Voelt u zich een Vlaming, een Belg, een Europeaan of een kantiaanse wereldburger?

Boudewijn Bouckaert: Ik voel me in de eerste plaats een wereldburger. Mijn eerste aanknopingspunt is het liberalisme en een wereld waarin mensen in volle vrijheid met elkaar kunnen samenleven en samenwerken. Tweede punt. De beste politieke organisatie waarin we dat mogelijk maken, zijn nationale territoriale staten, dus gebaseerd op een territorium en niet gebaseerd op een ras of een godsdienst. Natuurlijk rijst dan de vraag waar die grenzen moeten getrokken worden? Het lijkt me dat die staten het best zullen functioneren als ze min of meer aansluiten bij relatief homogene gemeenschappen. Als ik dat toepas op de Belgische situatie dan denk ik dat Vlaanderen en Wallonië best soevereine nationale staten worden, dus onafhankelijk, maar wel binnen de Europese Federatie. De federatie België zoals we die nu kennen functioneert slecht, zowel voor de Vlamingen als voor de Walen, denk aan het sociaal zekerheidssysteem. Het probleem met België is dat we gezamenlijke instellingen kennen maar anderzijds met twee diverse politieke markten. Vlaanderen en Wallonië, die lange historische banden hebben met elkaar, kunnen dan vanuit hun soevereine positie wel nog kijken wat ze nog samen kunnen doen, zoals bijvoorbeeld de uitoefening van justitie, waarin we veel gemeenschappelijk hebben (bv. het privaatrecht). Dit is dan eerder een confederaal dan een federaal verband.

Hoe staat u tegenover de uitbreiding van de Europese Unie? Zijn de grenzen nu bereikt of kunnen we verder uitbreiden, ondermeer met Turkije?

Boudewijn Bouckaert: Ik worstel met die vraag. Wat betreft de vrije markt zou ik niet liever willen dat zoveel mogelijk landen toetreden tot de Europese vrijemarkteconomie. Ook de verspreiding van enkele van onze waarden zoals de verdraagzaamheid zou een positief effect kunnen hebben op bijvoorbeeld Turkije. Aan de andere kant is Europa een politieke unie met heel wat politieke bevoegdheden en dan zou de intrede van Turkije wel voor problemen kunnen zorgen. Met Turkije halen we een enorme politieke macht binnen, vergelijkbaar met Duitsland. Daarbij weten we niet goed hoe dat land gaat evolueren. Wordt dat een meer gesloten samenleving of een meer liberale. Het toelaten van Turkije tot de Unie lijkt mij alvast een groot risico voor Europa. De vraag is: gaat Turkije ‘Europeaniseren’ of gaat Europa eerder ‘verturksen’? Het ganse dossier rond Turkije lijkt me op een slordige manier aangepakt. Men heeft een aantal jaren geleden, ik dacht in Helsinki, bijna stoemelings beslist Turkije er maar bij te nemen zonder daar een serieus politiek dedat in de Unie over te organiseren. Nu zit men met de gebakken peren. Het grootste deel van de publieke opinie is tegen, maar neen zeggen tegen de Turken gaat ook zeer moeilijk omdat men bij hen een redelijke verwachting heeft gecreeerd. Abrupt de deur toeslaan zou wel eens zware gevolgen kunnen hebben voor Turkije en dus ook voor ons.

Zijn er grenzen aan Europa?

Boudewijn Bouckaert: Europa is een geografisch begrip en dan kan je zeggen dat we de Unie beperken tot de landen die daar in liggen. In die zin passen Wit-Rusland en Oekraïne beter bij Europa dan Turkije. Rusland kunnen we er dan weer niet bijnemen want dan zouden we gans Siberië er bij moeten kunnen nemen en dat is uitgesloten.

Dit artikel verscheen eerder op: liberales.gif

Liberales verstuurt wekelijks een gratis nieuwsbrief met interviews, essays en boekbesprekingen. Inschrijven kan op www.liberales.be.