In tegenstelling tot de vroegere leninistische gedachte over ‘de dictatuur van het proletariaat’ hebben Hardt en Negri het over ‘de menigte’ als het enige sociale subject dat in staat is de democratie, een regering van iedereen door iedereen, te verwezenlijken.
Bijna vijf jaar na de massale en spectaculaire betoging tijdens de bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle lijkt de antiglobaliseringsbeweging enigzins stilgevallen. Na Seattle volgden wel nog massale demonstraties in Praag, Nice, Davos, Québec, Göteborg, Genua, Gent, Brussel, Barcelona, Rome en Thessaloniki. Maar sinds 2003 vermindert het aantal deelnemers en blijkt ook de mediabelangstelling wat terug te vallen. Dat betekent niet dat de grote vragen en problemen die de antiglobalisten op de agenda plaatsten verdwenen zijn. Veel van hun analyses en eisen werden zelfs opgenomen in het discours van diverse politieke partijen. Een sprekend voorbeeld is de politieke actie van de Braziliaanse president die in eigen land een ‘zero-hongerprogramma’ lanceerde en de andere handelsblokken en regio’s probeert te verenigen onder de vlag van de strijd tegen de honger. Ook op mondiaal economisch vlak haalde Brazilië enkele opmerkelijke successen. Onder impuls van Brazilië werden klachten ingediend bij de WHO tegen de concurrentievervalsende katoensubsidies in de Verenigde Staten en de protectionistische suikersubsidies in de Europese Unie. En met succes. De WTO veroordeelde de VS en de EU.
Het discours van de antiglobalisten, die zich intussen bijna allemaal andersglobalisten noemen, komt aan bod in de programma’s van andere politieke leiders. Sommige initiatiefnemers van het mondiale protest kijken daar met gemengde gevoelens tegenaan. Voor de enen vormt dit het bewijs van hun gelijk, anderen beschouwen het eerder als een vorm van recuperatie waardoor de lont uit het mondiale kruitvat wordt genomen. Dat is alvast de mening van Michael Hardt en Antonio Negri die in 2000 ophef maakten met hun boek Empire waarin ze een nieuwe mondiale orde beschreven, een nieuwe vorm van soevereiniteit die bestaat uit een reeks van nationale en supranationale organisaties die onder één en dezelfde bestuurslogica vallen. Volgens Hardt en Negri zijn de machtsrelaties in het Empire gebaseerd op uitbuiting, en die is meedogenlozer en totaler dan ooit. Tegenwoordig is bijna iedereen op een of andere manier opgenomen in het netwerk van de kapitalistische uitbuiting. Dit boek vormde meer dan andere antiglobalistische werken als No Logo van Naomi Klein en The Silent Takeover van Noreena Hertz, de theoretische leidraad voor de antiglobalisten. Onlangs verscheen hun nieuw boek De menigte waarin ze focussen op oorlog en democratie in de nieuwe wereldorde en een scherpe, tegendraadse visie formuleren op de globalisering.
Hardt en Negri verhullen hun marxistische sympathieën niet. Het gaat hen niet zozeer om het bijsturen van de kapitalistische wereldorde of het wegvijlen van de scherpste kantjes ervan, maar om de installatie van een nieuwe hegemonie en een radicale democratie die totaal breekt met het kapitalisme. In tegenstelling tot de vroegere leninistische gedachte over ‘de dictatuur van het proletariaat’ hebben Hardt en Negri het over ‘de menigte’ als het enige sociale subject dat in staat is de democratie, een regering van iedereen door iedereen, te verwezenlijken. Voor hen is de menigte het moderne proletariaat, een verzameling van uiteenlopende singulariteiten die eenzelfde doel zouden hebben, namelijk de vervanging van het huidige systeem door een ander. Wat dat andere systeem dan juist is, blijft onduidelijk. In elk geval zou het een anti-kapitalistisch systeem moeten worden waarin de vrije markt deels of geheel aan banden wordt gelegd. Met andere woorden, een systeem dat gestuurd wordt vanuit de collectiviteit, via nationalisaties, collectivisering en regulering en dat via het nieuwe imperatief: de menigte.
Over dit voor hun theorie essentieel begrip ‘menigte’ wijden de auteurs een volledig hoofdstuk in hun boek. Alleen als ‘de menigte eindelijk in staat is om over zichzelf te regeren, wordt democratie mogelijk’, aldus Hardt en Negri. Het is een zin die je twee keer moet lezen om te begrijpen dat hier zowat hetzelfde staat als ‘alle macht aan het proletariaat’ en dat we dan in de ware socialistische democratie terecht zullen komen. In feite getuigt die uitspraak van een grenzeloze naïviteit die neigt naar domheid, ofwel naar blind- en doofheid voor de gruwelijke excessen die voortvloeiden uit de concrete toepassing van deze collectivistische ideeën in het verleden. Hardt en Negri zien de wereldwijde omwenteling evenwel met vertrouwen tegemoet. Van ‘kiss-ins’ – waarbij homoseksuelen openlijk met elkaar zoenen om homofobe mensen te shockeren – tot massale demonstraties en illegale migratiestromen zijn volgens hen de tekenen van de fundamentele omslag die onstuitbaar bezig is. Eigenlijk dromen ze van een wereldwijde biopolitieke staking van één week die het bestaande mondiale kapitalistische systeem definitief zou ontwrichten.
In elk geval verwerpen de auteurs elk systeem van representatieve democratie. Niemand kan ‘het volk’ vertegenwoordigen aldus hun redenering. Het zijn de mensen zelf die moeten kunnen beslissen. En in navolging van Lenins theoretische strijd voor de afschaffing van de staat – theoretisch, want in werkelijkheid werd de staat onder Lenin sterker dan ooit – bepleiten de auteurs de afschaffing en vernietiging van de soevereiniteit op mondiaal niveau. Blijkbaar ongewild sporen ze hiermee met de kantiaanse gedachte van het wereldburgerschap. Maar waar Kant een bescherming van de individuele rechten en vrijheden bepleitte ongeacht en over de grenzen van de nationale staten, streven de auteurs net naar een mondiaal burgerschap waarin het individu zich onderwerpt aan een collectieve wil. Zo streven ze naar een nieuwe ‘mensensoort’ (sic) – dat woord staat er letterlijk – die door de menigte wordt geproduceerd.
Hardt en Negri besteden in hun boek veel aandacht aan de problematiek van de vluchtelingen en (illegale) migratie. Ze wijzen terecht op het verlangen van tienduizenden, vaak hopeloze, mensen naar een beter bestaan. Die ontvluchten het gevaar en de armoede in hun eigen streek en nemen daarbij elk mogelijk risico. ‘Vluchten is een soort training voor het verlangen naar vrijheid’, aldus de auteurs die hierin een belangrijke motor zien naar hun mondiaal collectieve ideaal. Het is hun sterkste argument maar overtuigt finaal niet. Dat migratiestromen wijzen op onvrede en onrechtvaardigheid klopt. Alleen loopt hun analyse van de oorzaken daartoe mank en zijn hun alternatieven, zoals nieuwe golven van nationalisering en collectivisering, niet het juiste antwoord. Decennialang werden dergelijke alternatieven al uitgeprobeerd met alle desastreuze gevolgen vandien. De ware oorzaak van de wereldwijde kloof tussen arm en rijk ligt niet zozeer in een teveel aan liberalisme, maar in een gebrek eraan. Juist het toepassen van een echte vrije markt en het neerhalen van protectionistische barrières kan mensen kansen geven. Mensen ontvluchten hun gebieden niet zozeer omwille van armoede of gebrek, maar omwille van het ontbreken van enig perspectief. Het toelaten van producten uit de arme wereld op onze markten is een belangrijk middel om hen perspectief te bieden. Het toekennen van eigendomsrechten aan de arme bevolking die leeft in de zogenaamde favelas, bidonvilles, barrios marginales en shantytowns, zoals voorgesteld door de Peruaanse econoom Hernando de Soto, is een ander middel om armen meer kansen te bieden maar ook dit staat lijnrecht tegenover de collectiviserende maatregelen die de auteurs voorstaan.
Het verwerpen van de bestaande kapitalistische wereldhegemonie kan volgens Hardt en Negri leiden naar een meer rechtvaardige wereld. Dat zou echter zwaar kunnen tegenvallen en juist leiden tot een samenleving waar mensen als individu niet echt voor gekozen hebben. Honger, armoede en geweld zijn belangrijke redenen om bestaande structuren te bekritiseren en omver te werpen. Maar besef de consequenties van hun alternatief. Een maatschappij waarin mensen genieten van een theoretische vrijheid en gelijkheid maar in de praktijk behandeld worden als dingen die nuttig of onnuttig zijn voor de menigte of het collectief. Een collectief waarin de mens finaal ten onder gaat.
Michael Hardt en Antonio Negri, De menigte, De Bezige Bij, 2004.
Dit artikel verscheen eerder op: |
Liberales verstuurt wekelijks een gratis nieuwsbrief met interviews, essays en boekbesprekingen. Inschrijven kan op www.liberales.be.
Dus als ik het goed begrijp is “de dictatuur van het proletariaat” vervangen door “de democratie van de menigte”.
Altijd al geweten dat die roodhuiden geen onderscheid maken tussen democratisering en collectivisering.
Zoals het mode blijft alle belangrijke inzichten van Marx – die zelf zei: ik zal mezelf nooit een Marxist noemen – samen met het failliet van de socialistische regimes uit de 20e eeuw overboord te zetten, zo begrijpt de auteur van deze polemiek helaas bitter weinig van het werk van Hardt en Negri. Als ‘De Menigte’ goed wordt begrepen als concept wordt eerst en vooral duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een filosofie die zich richt op een identiteit (of klasse zo men wil) maar een radicale meervoudigheid (voor een goed begrip: lees Deleuzes werk). Dit betekent, zoals H&N ook duidelijk aangeven, dat een Menigte duidelijk te onderscheiden is van een Massa. Waar de laatstgenoemde zich richt op het vormen van een identiteit, probeert het concept van de Menigte de mens in zijn vrije associatie te zien. H&N illustreren dat aan de hand van onder andere de nieuwe samenwerkingsvormen waarbij intellectuele arbeid (in de Westerse wereld) op de voorgrond treedt, expertise belangrijk wordt en de werkgever-werknemer relatie veel minder ondergeschikt is dan vroeger.
Helaas moet ik hieruit concluderen dat het boek niet begrepen of – en dat lijkt me voor de hand te liggen – niet gelezen is. Daar ik uit intellectuele overwegingen keurig Nozick, Hayek en Rand lees zou het aardig zijn wanneer de filosofisch dilettanten van rechts ook eens werkelijk een boek op zouden pakken.
dixi.
Comments are closed.