binnenhof_1.med.jpgIn de rest van Europa worden ze al een beetje nerveus. Want niet alleen de notoire dwarsligger Engeland en de riskante twijfelaar Frankrijk, maar ook het nooit-gedachte Nederland zou – op 1 juni – wel eens een ‘nee’ kunnen laten horen tegen de nieuwe Europese Grondwet. En, zo wordt in de Europese hoofdsteden beseft: Nederland is toch een ander geval dan Denemarken of Ierland, landen waar burgers eerder een Europees verdrag torpedeerden.. Ook een ander geval dan het grotere Polen of het kleinere Tsjechië, waar ook een ‘nee’ dan wel een te lage opkomst dreigen. Nederland is groter dan de vorige nee-zeggers en bovenal al meer dan een halve eeuw een van de actieve grondleggers van het verenigde Europa.

Nederland, altijd beschouwd als een van de trouwste aanhangers van het verenigd Europa met veel Brusselse bevoegdheden, is sinds het begin van de jaren negentig langzaam kritischer geworden over de zegeningen van de Europese Unie. In werkelijkheid liet de Europese Unie de Nederlandse burgers goeddeels koud. Europa was vooral een zaak van het Nederlandse politieke en economische establishment. Bij de burgers was er een lauwe sympathie – ‘het schijnt goed voor ons te zijn’ – maar daar bleef het ook bij. Belangrijk, ook: de burgers werd niets gevraagd. Ook bij verkiezingen bleven politieke keuzes over de Europese integratie (bijvoorbeeld de Europese munt, een Europees leger, Europees migratiebeleid, Europese uitgaven) buiten beschouwingen.

Beetje bij beetje sloop de scepsis over de Europese integratie Nederland binnen. Midden jaren negentig bleek Nederland plotseling, naar verhouding dan, de grootste betaalmeester van Europa te zijn geworden. Eind jaren negentig werd – eerst op papier, daarna ook in de hand – de gulden verruild voor de euro zonder dat de burgers het idee hadden dat ze daarom hadden gevraagd. De Europese Unie breidde zich vervolgens in hoog tempo uit (Polen en nog negen armere landen) en nieuwe steeds meer omstreden uitbreidingen staan op stapel (de hele Balkan, Turkije en wellicht ook Oekraïne). Er bleken in Brussel steeds vaker wetten te zijn gesmeed waar veel Nederlanders niet bij juichten.

Minstens zo belangrijk: sinds elf jaar zijn de Nederlandse kiezers meer in beweging dan in enig ander land in West-Europa. Een groot deel van de kiezers is op drift, met de verkiezingen van 2002 en 2003 als voorlopig hoogtepunt. Het gebrek aan vertrouwen in de Haagse instellingen heeft zich uitgebreid naar gebrek aan vertrouwen in de Europese instituties. De grote Haagse politieke partijen, het kabinet-Balkenende – allemaal voorstanders van de Europese grondwet – houden met verholen zorg rekening met een nieuwe bijltjesdag, die deze keer de Europese integratie zou kunnen treffen. Maar indirect ook henzelf. Want: dat zowel CDA, PvdA, VVD, GroenLinks als D66 en dus een ruime kamermeerderheid ijveren voor een ‘ja’ op 1 juni. Maar die kamermeerderheid garandeert bij een referendum niets. Bij referenda reageren kiezers nogal losgeslagen van hun partijen en de toch al losgeslagen Nederlandse kiezers kunnen dat op 1 juni ook weer doen. De peilingen van zowel Maurice de Hond als de peilingen die de Rijksvoorlichtingsdienst heeft laten doen bieden geven de ‘ja’-campagne nog geen gerust beeld. De meeste mensen weten nauwelijks waar de Grondwet over gaat, een meerderheid zegt wel te gaan stemmen, maar van de mensen die dat zeggen is ruwweg maar een derde voor, een derde tegen en weet een derde het nog niet.

Her en der worden in Den Haag de campagneteams opgezet. Er wordt gepeild, er wordt strategisch gedacht, er worden vooral voorbereidingen getroffen voor de eindspurt, want de laatste twee weken van mei die doorslaggevend worden geacht. Omdat de grote politieke partijen nou ook weer geen zin hebben om bij voorbaat hun vingers te branden aan een nieuwe kiezersopstand, moet vooral het kabinet de kooltjes uit het vuur halen. Het kabinet, meer in het bijzonder premier Balkenende en minister Bot van Buitenlandse zaken (beiden CDA) hebben immers hun handtekening onder de nieuwe Grondwet gezet. Voor de politieke partijen is het referendum over de Grondwet vooral de opmaat naar de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar en de Tweede Kamerverkiezingen die voor het jaar daarop zijn voorzien.

De ‘ja’-promotor van het kabinet is staatssecretaris Atzo Nicolaï (VVD). Hij heeft op een etage van het ministerie van Buitenlandse Zaken een warroom laten inrichten, waar de doorgewinterde pr-man Jan Goejenbier (D66, AVRO, diverse ministeries) als projectleider is aangesteld. Nicolaï schrijft stukken en geeft interviews waarin hij niet alleen de zegeningen van de Grondwet, maar die van de hele Europese eenwording voor Nederland uitvent. Europa is goed voor de economie en de Grondwet zal er voor zorgen dat er ‘simpeler en sneller’ nieuwe Europese besluiten kunnen worden genomen en dat Europa meetelt in de wereld. En wie de euro en Turkije er bij haalt krijgt van de bewindsman een draai om de oren: die zaken hebben er volgens hem – in het VNO-blad Forum – ‘geen fluit’ dan wel ‘geen snars’ mee te maken. Het is de vraag of Nicolaï’s geprikkelde toon de juiste manier is om de argwanende Nederlandse burger mee te krijgen. Zoals ook de verzamelde fractieleiders in Straatsburg een wel heel merkwaardige dreigende toon tegen de Nederlandse kiezer aannamen, voor het geval ze er over mochten denken de door hen bewierookte Grondwet af te wijzen.

De ‘nee’-campagne is vooralsnog een merkwaardig gezelschap: de SP, Geert Wilders, de LPF en de kleine christelijke partijen. Plus het Comité Grondwet Nee, wat in feite ook een bijwagen van de SP is. Hun getal in de Tweede Kamer is niet groot, maar ze kunnen medestanders buiten de Tweede Kamer krijgen. Op straat, in de kantine, op de markt en in het café en zelfs in de krantenkolommen staan ze niet alleen.

Over de gevolgen van een eventueel Nederlands ‘nee’ wil geen enkel vooraanstaand ‘ja’-campaigner hardop praten. De investeringsbank Morgan Stanley heeft berekend dat er op dit moment 58 procent kans is dat minstens één van de tien landen waar burgers over de Grondwet mogen stemmen de Grondwet afwijzen, waarmee die er – althans op papier – niet komt. Als de Fransen de Grondwet afwijzen is die sowieso dood, dan is een Nederlands ‘nee’ alleen een bevestiging van het overlijden – daar is iedereen het wel over eens. Maar als alleen Nederland nee zegt, of alleen samen met Engeland? Heimelijk wordt er over gedacht, zelfs binnen de Haagse ja-campagne, dat er dan misschien nog wel wat uit te braden is, zoals een royale financiële geste van de rest van Europa voor de kampioen-betaler Nederland.

Maar wat is eigenlijk een Nederlands ‘nee’? De ‘ja’-partijen in de Tweede Kamer zeggen – zij het onder uiteenlopende voorwaarden – de uitslag te zullen respecteren, maar de onduidelijkheid over de uiteeenlopende voorwaarden qua opkomst en uitslag kan nog tot onverkwikkelijke patstellingen aanleiding geven. Iedere meerderheiduitslag die niet door het parlement wordt overgenomen kan voor het publiek echter reden zijn om het referendum tot een bezoedelde handjeklap te verklaren, wat vertaald kan worden in volgende verkiezingen. Het eerste landelijke referendum in het Koninkrijk der Nederlanden kan, afhankelijk van de uitslag en de nasleep, in zowel binnen- als buitenland nog lang naijlen.

Bron: Elsevier

Dit artikel verscheen eerder op squarebanner-138px.gif