Inhoud

De bedreiging voor Europa’s economieën

Een opvallende zich verdiepende scheiding verspreidt zich over Europa’s aangezicht. Het is de scheiding tussen het Europa dat wordt beoogd in de Ontwerpgrondwet en het Europa zoals we dat nu kennen.

Deze scheiding is evident vanaf de allereerste zin van het Ontwerp. Die loopt op tot meer dan 400 woorden. Hij beschrijft een nobele en verheven Europese “bestemming”: gezwollen uitbundige clausules over Europese beschaving, humanisme, gelijkheid van personen, respect voor billijkheid, cultuur, aspiratie, onvervreemdbare rechten en onschendbare wetten, solidariteit, vrede, gerechtigheid, eenheid en, natuurlijk, “bestemming” of “toekomst”.

Maar er bestaat een ander Europa. Het is het echte Europa, zoals wij kennen. En het is moeilijk in dit Ontwerp ook maar iets aan te treffen, dat serieus verband houdt met het Europa, dat het probeert te definiëren en veredelen. Europa zit gevangen in een groeiende grondwettelijke impasse. Het echte Europa worstelt met stagnatie, recessie, toenemende werkloosheid, uit de pan rijzende tekorten en neergang op het wereldtoneel. Zijn instellingen, zoals de Europese Centrale Bank en de Europese Commissie zitten opgesloten in een oorlog van woorden over de verantwoordelijkheid voor deze crisis. Vitale noodzakelijke hervormingen worstelen om voortgang door de lagen van ondernemingsondermijnende bureaucratie.

Terwijl ik dit schrijf zijn drie eurozone economieën (Duitsland, Italië en Nederland) in recessie. Elke hoop, dat Europa’s economieën zouden kunnen werken als locomotieven om de wereld tot sneller economisch herstel te bewegen, is reeds lang vervlogen. Zelfs de door deflatie aangeslagen Japanse economie lijkt het Europese herstel te overtreffen. Het Bruto Nationaal Product van Duitsland, het grootste en meest bevolkte land in de Eurozone, is nu voor het derde achtereenvolgende kwartaal gedaald. Zijn begrotingstekort heeft het plafond van Maastricht verbrijzeld. De werkloosheid koerst richting vijf miljoen. Over de Eurozone als geheel heeft het tweede kwartaal 2004, dat verondersteld werd een jaar van herstel te zijn, geen enkele groei vertoond.

Recentelijk schreef Ann Mettler, directeur van de Lissabon Raad die zich wijdt aan de promotie van hervorming en liberalisering, over haar “diepe shock” bij het zien van tienduizenden werkloze Duitse afgestudeerden. Diegenen die een baan hadden waren te bang om veranderingen aan te brengen of risico’s aan te gaan. “Kruip in je schulp en hoop, dat je aan deze crisis ongedeerd ontsnapt.”, zeggen de mensen. Ze voegt eraan toe: “De Duitsers zijn in diepe verwarring over wie en wat wij zijn, over waar we heengaan en wat we zouden kunnen doen om te beginnen ons te onttrekken aan de afschuwelijke crisis waar we in zitten”. [1] Wat het verder allemaal moge suggereren, het draagt nauwelijks het beeld van de Ontwerpgrondwet uit van mensen die uitbundig van vrijheid, humanisme, solidariteit en welvaart genieten.

Dus: een “officieel” Europa met zijn snoevende Ontwerpgrondwet en een van 350 miljoen mensen die weten wat de werkelijkheid is. Deze ontkoppeling dringt in bijna elke pagina van de Ontwerpgrondwet door. En het doet de meest prangende vragen rijzen over de aard van dit Ontwerp, de mensen en de achterliggende ideeën en waarom het werkelijke Europa in zo’n problematische en neerwaartse gang is.

Deze Grondwet beschrijft een grenzeloze oefening. Geen politieke klasse in de geschiedenis heeft ooit geprobeerd juridische bevoegdheden te creëren over zoveel naties en zoveel miljoenen mensen en over deze gedragslijn een democratische legitimiteit te claimen. Maar wat is de bedoeling van dit nieuwe Verdrag? Waarom is het blind voor de manifeste problemen, die de volkeren van Europa heden ten dage ervaren? Hoe zal zijn werking deze problemen oplossen? En bovenal, zal deze Grondwet de vooruitzichten van de Europeanen inderdaad veranderen of compliceren?

In dit artikel zal ik proberen deze vragen te beantwoorden. Natuurlijk is de Ontwerpgrondwet geen economisch document. Het stelt geen economische filosofie of inzichten voor. Maar het zal diepe economische effecten teweegbrengen.

Allereerst zal het waarschijnlijk de economische ontwikkelingen van de lidstaten van Europa in verschillende opzichten benadelen. Deze Grondwet is geconstrueerd onder de aanname, dat integratie en centralisatie noodzakelijkerwijs gunstige resultaten zullen afwerpen en dat er meer van zou moeten komen. Maar er is geen bewijs op economisch terrein dat integratie een versnelling in de economische groei in de EU teweeg heeft gebracht, of een groei die groter zou zijn, dan anders het geval zou zijn geweest door intergouvernementele samenwerking. In feite lopen de economieën van de eurozone in het bijzonder niet alleen achter bij het globale economische herstel, zij zijn in ernstige politieke crisis.

Duitslands crisis uitvergroot

De redenen voor de slechte economische performance van de EU en zijn toenemende daling op het economisch wereldtoneel zijn talrijk en complex. Maar zij danken hun ontstaan in hoge mate aan het samenspel van twee factoren. Een daarvan is de betrokkenheid van de EU tot een grote mate van regeringsinterventie en regulering. Deze betrokkenheid wordt gedreven door een aangeboren achterdocht op het gebied van economische vrijheid en een instinctief vertrouwen in de voordelen van staatsregulering en -controle.

De andere is dat het federale model, waarop de grondwet is gebaseerd geleid heeft tot een politieke impasse en verlamming. Zelfs waar de noodzaak tot hervorming en liberalisatie wordt erkend, zoals nu in Duitsland, maken de strijdige bevoegdheden tussen federale en regionale overheden de aanvaarding van hervorming langzaam en moeilijk, als hij al wordt aanvaard. Het gevaar van Europa’s Ontwerpgrondwet is, dat het zal resulteren in de uitvergroting van de Duitse crisis, de export en uitbreiding van die crisis over de gehele EU.

Een commissie van academici en politici is nu ingesteld in Duitsland om de constitutionele impasse over de hervormingsvoorstellen van de economische Agenda 2010 van de bondskanselier te doorbreken. Indien er hierin geen voortgang wordt gemaakt kan Duitsland veroordeeld worden tot jaren van uitstel betreffende vitale economische hervormingen. Norbert Rottgen, een CDU- parlementariër en de coördinator van de oppositie van het project: “Gedurende de laatste 50 jaar zijn de bevoegdheden en financiën van de federatie en de regio’s zo vervlochten, dat hervormingen niet alleen onmogelijk zijn geworden, maar ook dat de burger niet langer begrijpt, waar de politieke verantwoordelijkheid ligt. Dit heeft bijgedragen tot wantrouwen in de politiek.” Klinkt dit bekend? Het is bekend [2]

Verlies van flexibiliteit

Op welke specifiek bijzondere wijzen zou de aanvaarding van deze grondwet schadelijk kunnen zijn? Door de machten en bevoegdheden van de EU op supranationaal niveau te versterken, zou het de politieke bevoegdheden en flexibiliteit op landelijk niveau verminderen. Dit verlies aan flexibiliteit heeft de economische prestaties van de EU-landen op twee manieren schade toegebracht. Ten eerste heeft het opleggen van EU-brede werkgelegenheidsregulering mogelijk gemaakt, dat de competitiviteit van het hele EU-blok werd aangetast. En ten tweede heeft het ‘one-size-fits-all’ monetaire beleid van de eurozone zijn economieën verhinderd voor locale omstandigheden geschiktere rente politiek in praktijk te brengen. Dit heeft geleid tot verdieping van de recessiekrachten die afkomstig waren van de wereldwijde economische vertraging.

Over de eurozone als geheel is het werkloosheidspercentage onder de hoogste in de OESO-landen (OECD). In Italië is het 8,7 % , in Frankrijk 9,1 %. In Duitsland is het 9,4 %. Het vergelijkbare cijfer in de VS is 6,1% en voor het Verenigd Koninkrijk 5%. Het verder verlies van politieke bevoegdheden en flexibiliteit is bijzonder schadelijk voor de economieën van het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Onze economieën zijn een van de meest open van de OESO-landen, met handel en investeringen met niet-EU landen als deel van het BNP behorend tot de hoogste van alle EU landen. Het vermogen om snel en beslissend in te spelen op fluctuaties in de wereldhandel en activiteiten is vitaal. Dat antwoord wordt beter bepaald door de behoeftes en eisen van de markten dan door een gesalarieerde official in Brussel, die niet op de hoogte is van locale omstandigheden en werkend op basis van een heel andere en aparte agenda. [3]

Deze Grondwet heeft de potentie schade over de gehele Europese Unie aan te richten. Een van de belangrijkste kopzorgen van het Britse zakenleven is, dat zijn wetsbepalingen zo vaag en los zijn verwoord, dat zij in potentie de machten van de EU tot in haast oneindige uitbreidt. Zodoende, in plaats van Europa’s economische performance te verbeteren, geeft de Ontwerpgrondwet “carte blanche” aan krachten die het probleem compliceren.

Het bereik van de EU op economisch terrein is al aanzienlijk – en schadelijk Het bewijs van mislukte integratie en misleide interventie is overal. Dat is precies, wat een samengaan van de krachten dat het werkelijke Europa, dat we om ons heen zien tot stand bracht, zo gevaarlijk maakt. Een mismaakte Grondwet kan enorme schade aan een economie aanrichten door een onhandige overheid, verkeerd aangewende hulpbronnen en een meedogenloze hagel van kleine interventies. En evenzeer in kleine als in grote acties kan een regering de onderneming en welvaart van zijn mensen frustreren en verbrijzelen.

In plaats van een verbetering van de economische prestaties is de EU’s verbeten jacht op integratie hand in hand gegaan met verslechtering van de prestaties. Op macro-economische schaal heeft de EU van 1992 tot 2002 voortdurend ondergepresteerd t.o.v. de VS. (Zie grafiek hieronder). Er is sprake van onderprestatie van productiviteit, een laag cijfer van zakelijke investeringen en lage cijfers van starters. De economieën van de EU verliezen competitiviteit, terwijl ze onderpresteren ten opzicht van de rest van de wereld, wat al jaren het geval is.

image001.gif

De Ontwerpgrondwet draait de duimschroeven verder aan. En dat leidt gemakkelijk tot nog grotere problemen. Want een economie die niet voldoet aan wat de opstellers van een grondwet verwachten en er van eisen, brengt het politieke proces waarvan de grondwet en zijn instellingen de hoogste uitdrukking zijn, openlijk in het geding.

Politiek kan de economie vernietigen en andersom. Het is daarom, dat, kijkend naar deze grondwet, de mogelijke schade aan Europa’s politieke en economische welzijn aanzienlijk is.

Uitbreiding van de machten van de unie

Over het geheel genomen betekent het een beduidende stap in de richting van de schepping van een enkele Europese Staat. Deze Staat, zoals gedefinieerd in deze grondwet, zal zijn eigen wettelijke systeem, bevoegdheden, parlement en munt moeten hebben. Door zijn wetgeving zal de vergrote EU zijn eigen wettelijke persoonlijkheid en regels hebben. Zijn wet zal het primaat over de Wet van de lidstaten hebben. De intergouvernementele methode van besluitvorming zal plaats moeten maken voor de voorgestelde machten of bevoegdheden van de Unie.

Zodoende vertegenwoordigt het Ontwerp een beduidende uitbreiding van de machten van de Unie. En die machten zijn groot. “gedeelde” bevoegdheden omvatten de interne markt , landbouw en visserij, transport, energie, sociale politiek, economie en sociale cohesie, milieu, volksgezondheid, consumentenbescherming en de brede en grenzeloze ruimten van vrijheid, veiligheid en justitie. Maar in de meest significante clausule van het hele document verklaart het Ontwerp: “de Lidstaten zullen hun bevoegdheid slechts uitoefenen, indien en in de mate waarin de Unie hem niet uitgeoefend heeft.” (Art I-10, 1 oud, Italics by BJ) (Noot van de vertaler: de betreffende gewijzigde tekst in de voorliggende versie van de Ontwerpgrondwet luidt: “De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voorzover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend of besloten heeft deze niet langer uit te oefenen.” ,art I-12, lid 2, 2e volzin).

De Grondwet zou ook de rol van de nationale parlementen reduceren tot agentschappen van de Unie tot inwilliging en handhaving (Art. I-10, 2 (oud, HS)).

(Noot van de vertaler: de tekst in de voorliggende versie van de Ontwerpgrondwet luidt (art I-5, lid 2, 2e en 3e volzin: “De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Grondwet of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.
De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen
.” (Italics van de vertaler)).

Art. I-11, 3 (oud, HS) geeft de Unie “bevoegdheid tot bevordering en coördinatie van de economische en werkgelegenheids-politiek van de Lidstaten” (italics en vetgedrukt door de vertaler).

(Noot van de vertaler: art. 12 lid 3 nieuw luidt: “De lidstaten coördineren hun economisch en werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de in deel III gestelde nadere regels, die de Unie bevoegd is vast te stellen.”) (italics en vetgedrukt door de vertaler).

En Art. I-12,1 (oud, HS) geeft de Unie exclusieve bevoegdheid in zaken van de interne markt, monetaire politiek in de eurozone, gewone handelspolitiek, douane-unie en instandhouding van biologische rijkdommen in het kader van het visserijbeleid. (Noot van de vertaler: In het nieuwe Ontwerpverdrag is daar nog de gemeenschappelijke handelspolitiek bijgekomen (art.I-13e).

Voor een gelegenheidlezer schijnt er weinig aan de hand te zijn, dat aanleiding zou kunnen zijn tot speciale bezorgdheid: niet een enkel specifiek maatregel of voorstel dat het zakenleven bezwaarlijk zou kunnen vinden. Maar het is juist het gebrek aan specificiteit gekoppeld aan de fanatieke ambitie van de EU om zijn bevoegdheid uit te breiden en de verzwakking van zijn instellingen, dat de bron van onbehaaglijkheid vormt.” Het EU- comité van de Amerikaanse Kamer van Koophandel in België maakte dit punt ook snel duidelijk. “De bevoegdheden van de EU en de Lidstaten dienen duidelijk te worden geïdentificeerd. Bovendien behoort elk wetgevend voorstel de redenen voor de keuze van een specifieke wettelijke basis op te geven en een correcte beoordeling van de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit mogelijk te maken.” [4]

Er bestaat reeds een bijzondere bezorgdheid omtrent de “rubber artikelen”:

Art. 95 van het huidige verdrag stelt de Commissie in staat maatregelen voor te stellen om wetten en regelingen te harmoniseren om de interne markt vast te stellen.

In de woorden van Ruth Lea, beleidshoofd aan het Instituut van Directeuren, “Zij maken zich in hoofdzaak zorgen, omdat de Grondwet bijna onvermijdelijk het regelende bereik van de EU uitbreidt en de EU schijnt getrouwd te zijn met het in diskrediet geraakte en overgereguleerde Europese anti-ondernemingsmodel. En het is deze overregulering dat heeft bijgedragen tot de onverbiddelijke relatieve achteruitgang van de EU’s economische prestaties evenals de hoge werkloosheid in de eurozone.” [5]

Reikend naar de ruimte

Inderdaad, door heel het Ontwerpverdrag heen schijnt er weinig begrenzing te zijn in de doelstellingen en aspiraties van de Grondwet of in de bevoegdheden van de EU. De overgebrachte houding is, dat de Verdragsinstellingen belast met het bereiken ervan, alleen een doel of een verlangen daarnaar behoeven uit te drukken om het doel binnen handbereik te brengen.

Dit verraadt niet alleen een instinctief geloof in de goedaardige macht van regering en Grondwet om zulke aspiraties in realisering te “willen”, maar ook de fantastische ijdelheid van de betrokkenen bij het Ontwerp. In de mate, dat elke gedachte is gewijd aan hoe deze ambities zouden kunnen worden bereikt op sociaal en economisch terrein, schijnen zij te kunnen worden gerealiseerd door de creatie van nieuwe EU instellingen of de uitbreiding van bestaande. Zodoende worden de omvang, het budget, de bronnen en terugzending van een afdeling belast met het bereiken van een doelstelling een volmacht voor de prestatie zelf.

In zijn uitstekende artikel over de Europese Grondwet beschrijft David Heathcoat-Amory, de conservatieve parlementariër die lid was van de Conventie die de Grondwet opstelde, hoe de meest ver reikende doelstellingen op een wenslijst werden geplaatst, die opgesteld was door een werkgroep die gevormd was om naar ‘Sociaal Europa’ te kijken. De lijst omvatte levenslang leren, sociale insluiting, kinderrechten en de promotie van de kwaliteit van het werk en ‘diensten van algemeen belang’.

De meeste ervan vonden in een of andere vorm hun weg naar de Ontwerpgrondwet”, herinnert hij zich, “samen met de onverwachte toevoeging van de ‘ontdekking van de ruimte’ als een doelstelling van de Unie, blijkbaar een persoonlijke interesse van Giscard (d’Estaing). Na enige discussie werd de ontdekking van de ruimte als doelstelling gedropped, ofschoon het nog steeds wordt ingesloten als een ‘gedeelde bevoegdheid’ van de Unie.” [6] *

* Het is niet helemaal duidelijk in het Ontwerp met wie de bevoegdheid moet worden gedeeld: Zeus wellicht.

De Werkgroep Sociaal Europa verzocht ook met succes dat de bestaande Verdragsdoelstelling van ‘hoge werkgelegenheid’ zou moeten worden vervangen door een constitutionele doelstelling ‘volledige werkgelegenheid’. Het feit, dat de werkloosheid in de EU momenteel staat op bijna negen procent schijnt de Werkgroep niet te hebben bewogen tot een nuttig punt van discussie, laat staan een obstakel voor ‘volledige werkgelegenheid’.

Het ‘democratisch deficit’ nog slechter makend

Voor diegenen die getuige waren van de onverbiddelijke vloedgolf van de EU’s integrationistische ambities over de jaren – de vloedgolf die merkbaar aanzwol van Madrid via Maastricht, Amsterdam, Lissabon en Laeken – zullen deze uitingen van nobele ambitie en verheven doelstelling weinig verrassend overkomen. Bijvoorbeeld, in Lissabon in 2000 was er een verklaring van de regeringsleiders ‘de meest competitieve kenniseconomie ter wereld te worden in 2010.’

EU toppen zijn bezaaid met zulke nobele verklaringen. Achievement is een andere zaak. Zoals het CBI (de Confederation of British Industry is de UK’s leidende {onafhankelijke werkgeversorganizatie) met politieke zelfbeheersing opmerkte, ‘zulke beloften zijn niet met voldoende kracht nagekomen’ [7] Deze beweringen nemen genereus aan, dat deze beloften heel serieus zijn nagestreefd: of in feite alles werd gedaan, nadat het vuur van zelfrechtvaardiging wegkwijnde van het indrukwekkende geluid, is betwistbaar.

Dit is op geen stukken na het enige issue waarover het CBI reserves heeft uitgesproken. Het doet prangende vragen rijzen omtrent de richting van de EU actie en of de retoriek van het Ontwerp op het eerste gezicht kan worden geaccepteerd. Weliswaar kunnen de machten van de Ontwerpgrondwet op geheel tegengestelde wijze gebruikt worden. Bijvoorbeeld is er veel ophef gemaakt over het doel van het Ontwerp het democratisch deficit op te vullen. “Echte”, noteert het CBI, “gegeven de uitbreiding tot 25 staten, met duidelijke implicaties voor de snelheid van de besluitvorming, kan er een verleiding ontstaan met grotere diversiteit om te gaan door de machten van de EU te vergroten om de inzichten van andersdenkende Lidstaten opzij te zetten.” [8]

Belastingheffing werd beschouwd door Werkgroep ‘Economisch Bestuur’ van de Constitutionele Conventie. Sommige vertegenwoordigers betoogden, dat een echte ‘Single Market’ enige harmonisatiemachten zou vereisen. Daartegenover geloofde het CBI: ‘dat om principiële en praktische redenen- er geen dwingende noodzaak is. Belastingcompetitie”, aldus het CBI, “moedigt Lidstaten aan de last op ondernemingen laag te houden, hetgeen competitiviteit en werkgelegenheid bevordert.” *

* Dit is vertrouwenwekkend. Het CBI begrip van de gevaren van belastingharmonisatie is niet altijd voor zeker aangenomen.

De krachten achter het hoge integratie, hoge interventie model zijn niet in hoofdzaak aangedreven door bezorgdheid over het ‘democratisch deficit’, ofschoon dit misschien begrijpelijkerwijs geleid heeft tot groeiende bezorgdheid bij de ontwerpers. Het ‘democratisch deficit’ – het sterkst uitgedrukt in een scherpe ruk naar rechts in verschillende EU-landen – is zelf een product van het integratieproces: de mate waarin doel en ambities van de politieke klasse van de EU volslagen faalde in het publieke engagement en het winnen van populaire steun. Er is geen Europees demos (legitiem draagvlak, red.), waarop deze constructie wordt gebouwd. *

* Heathcoat – Amory is heel duidelijk op dit punt: “Er is geen Europees Volk, geen gemeenschappelijk electoraat of coherente publieke opinie. Kortom er is geen Europees demos waarop een supranationale democratie of federatie kan worden gebaseerd. Evenmin kanzo’n demos worden gecreëerd met kunstmatige middelen, zoals Europese volksliederen, vlaggen en Europese informatiecampagnes.” (The European Constitution, CPS, page 8).

De Conventie over de Constitutie schiep in feite zijn eigen artificiële demos door een burgerlijk forum op te stellen en een “Jeugd Conventie” te creëren. Het is twijfelachtig of een op de miljoen mensen [in de EU, red.] ooit hebben gehoord van deze organisaties, laat staan over wat zij doen.

Langere termijn problemen: de eu’s verkeerde wereldvisie

Waar is Europa’s politieke klasse eigenlijk zo bang voor? Het centrale idee van de Europese en politieke Unie is geweest een geloof in de onverbiddelijke stijging van hoog geïntegreerde regionale economische blokken. Want de meeste naoorlogse wereldwijde politieke gebeurtenissen werden gevormd uit door het opkomen van drie zulke blokken: Amerika, Japan en ‘Europa’. Technologische vooruitgang bestemde hen tot het genot van een stijgend aandeel in de wereldhandel en investering. In het bijzonder zou dit drietal en de ingewikkelde netwerken van handel en investeringen die de multinationals tussen hen vestigden een groeiend aandeel van de wereldwelvaart en daarmee een groeiende politieke invloed omvatten.

De druk tot Europese integratie en in het bijzonder tot monetaire en politieke unificatie, vloeit voort uit het geloof in de eenheid van Europa als een blok om d hegemonie van de VS uit te dagen en de confrontatie met Azië aan te gaan. Deze blokvisie wordt ook gezien als het enige middel de hoog gecentraliseerde en gepolitiseerde apotheek van staatszorg en ‘sociale solidariteit’ te beschermen. Dit is de kosmologie die het denken van de leidende auteur van de Grondwet Giscard d’Estaing en de officials en adviseurs die eraan bijdroegen heeft gedomineerd.

Maar in de jaren ’80 en toen Europa verder bezweek onder het protectionistische zorgmodel was het duidelijk, dat er iets nieuws aan de gang was. De wereld buiten de triade liet zich voelen, niet alleen door handel in fabrikaten, maar als een sterke magneet voor wereldkapitaal. Multinationale bedrijven sloegen het dure Europa over en vestigden fabrieken buiten de triade en produceerden goederen tegen substantieel lagere kosten. Halverwege de jaren 1980 lekkage van kapitaal naar de armere lage kosten economieën van Azië was een stortvloed geworden.

Een baanbrekende verschuiving van wereldmacht

Rond de vroege jaren 1990 was het belangrijkste kenmerk van mondiale grensoverschrijdende investeringen de stroom van directe investeringen en portefeuillekapitaal vanuit de triade blokken naar de ongelijke economieën van Zuidoost Azië en naar de ontwikkelingslanden rond de wereld. In 1983 stond mondiale grensoverschrijdende buitenlandse directe investeringen in ‘emerging market’ economieën op $8,6 miljard. In 1987 was het geklommen naar $14,5 miljard. Rond 2000 was het omhoog geschoten tot $149 miljard. Dezelfde reuzensprong was evident in portefeuille kapitaalstromen. In netto termen stroomde betrekkelijk weinig de EU binnen, en inderdaad was er in de eerste jaren van de Euro een kapitaalvlucht, met directe investeringen in het bijzonder voor de bouw van lage kosten fabrieken in centraal en Oost- europa.

Deze globale verschuiving is baanbrekend. Het is zonder precedent op schaal en in zijn versnelling. En het hervormt de wereld. Hedendaagse kapitaalsstromen bepalen de groeiende industrieën en economieën van morgen. Deze stromen hebben zo enorme implicaties voor het evenwicht van globale economische en politieke macht voor de volgende 25 jaar. Halverwege de jaren ’80 nam Europa rond 18% van het mondiale Bruto Nationaal Product voor zijn rekening, Japan 15,5%, Amerika 26% en China 2,8%. Rond 2025 zal, volgens de World Council for Sustainable Development, het aandeel van de VS gedaald zijn tot 20% en dat van Europa tot 10,3 %, of nauwelijks meer dan de helft van het totaal van de VS. China zal zijn gestegen tot 15%, terwijl het BNP-aandeel voor rekening van andere ontwikkelingslanden zal zijn gestegen van 37% tot 43%. (zie grafiek hieronder).

image002.gif

In dit proces worden de tekortkomingen van de “blokkistische” wereldvisie zichtbaar. Inderdaad wordt het feit, dat de Aziatische Pacific Regio zich niet heeft gevormd tot een geïntegreerd economisch en politiek blok en betrekkelijk zwakke instituties voor regionale integratie heeft, door de econoom Harold James genoemd als een fundamentele fout in de visie van de blokkisten. [9]

Even zorgwekkend voor Europa als de golf van buitenlandse directe investeringen in Zuidoost Azië en de ontwikkelingslanden is het politieke antwoord dat binnen Brussel vaak naar voren wordt gebracht voor de regulering van de wereldmarkten en de controle van kapitaalstromen. Zo’n paranoïde voorschrift is, zoals James opmerkte, een zeer onpraktische bijna herinvoering van een systeem van vaste wisselkoersen. Daarom is hetgeen in Europa wordt gecreëerd in wezen een 19e eeuws antwoord op een 21e eeuws probleem.

Hoe ontdekkingen economieën sturen

Frappant bewijs van het verlies van de EU van wereldmarkt aandeel kan men zien in zowel de diensten als de fabricage activiteiten, waarbij de Aziatische Pacific Regio de grootste winnaar is.

De twee krachtige motoren achter deze verandering zijn globalisering en technologische verandering. De eerste beschrijft het proces van competitie tussen lage kosten arme landen en hoge kosten rijke naties, de EU in het bijzonder. Dit proces heeft effectief afgerekend met economische systemen van hoge belastingen en hoge regeringsuitgaven. Het tweede versterkt en intensiveert die uitdaging: vooruitgang in informatietechnologie en telefonie blaast afstand als handelsbarrière op, verder ondermijnend de economische rationale voor hoog geïntegreerde ‘blokken’. Wat gebeurt is, dat in een tijd van verandering, hoe sneller een land zijn veranderend competitieve voordeel ontdekt, hoe beter. De enige manier waarop dit kan worden ontdekt is door de markten het voor je te laten doen. Een reguliere gepolitiseerde salaristrekker is op dit punt niet goed.

De belangrijkste bevorderaars van het ontdekkingsproces zijn lage regulering, lage startbarrières voor nieuwe activiteiten (regulering is de hoogste barrière voor nieuwe activiteit, omdat het ontworpen is om oude activiteit te beschermen) en lage marginale belastingtarieven om risiconemers te belonen. Het zijn precies deze ontdekkingskrachten die het economische model van hoge kosten hoge regulering ontmoedigt en die de Ontwerpgrondwet, een instrument van de regulerende klasse, zo graag afsluit.

Europa’s demografische uitdaging

Parallel aan het verlies van Europese competitiviteit en globale economische macht zijn sterke demografische trends die ook de economische wereldkaart zullen veranderen. Europa’s werkende bevolking zal scherp verminderen in de komende decennia. Terwijl de levensverwachting gelijk is in de VS en Europa, verschilt het vruchtbaarheidscijfer aanzienlijk, dat in de VS zo’n 26 % hoger is. Geboorte- en immigratiecijfers samengenomen zal de bevolking van de Amerikaanse bevolking, momenteel 100 miljoen kleiner dan Europa’s, die overtreffen rond 2040 en het met 10 miljoen overschrijden in 2050.

Waarom is dit van belang? Het lange termijn groeicijfer van een land wordt bepaald door de toename van zijn werkende bevolking en de stijging in productiviteit per hoofd. De werkende bevolking van de Eu zal naar men algemeen verwacht rond 2010 de pas markeren en daarna snel dalen. Daarentegen zal Amerika’s werkende bevolking continu groeien en versnellen na 2025. Als resultaat berekent de Europese Commissie, dat in de komende decennia de VS- economie tweemaal zo snel zal groeien als de Europese, met gemiddeld 2,5 % per jaar vergeleken met minder dan 1,5 % in Europa.

De budgettaire implicaties, in het bijzonder betreffende de financiering van de staatspensioenen, zijn kolossaal. Voorspellingen van de Europese Commissie en de OESO suggereren, dat uitgaven voor staatspensioenen waarschijnlijk zullen stijgen met gemiddeld rond drie tot vier procent van het BNP tot 2050. Er zijn ook aanzienlijke opwaartse krachten op het gebied van de kosten van de gezondheidszorg die nog eens 2-3 % extra bijdragen tot het totale EU-budget voor publieke uitgaven rond 2050.

Vanuit de private sector voorspelt men stijgingen in staatspensioenuitgaven tussen 2000 en 2050 variërend van 4-5 % van het BNP in Duitsland en Frankrijk tot rond 9 % van het BNP in Italië en 13% van het BNP in Spanje. [10]

Om deze massieve sommen beschikbaar te krijgen moeten Europa’s economieën veel hogere groeicijfers halen dan nu het geval is. Diegenen die geloven, dat zulke fondsen kunnen worden gevonden in belastingheffing gaan voorbij aan het feit, dat de overall belastingdruk op het Europese continent al pijnlijk hoog is en investeringen en groei aantasten. Het demografisch gebod onderstreept de noodzaak tot een veel vrijer, flexibeler model van economische ontwikkeling dan het meer geïntegreerde, interventionistische model, zoals de Ontwerpgrondwet voorziet.

image003.gif

Conclusie

Een reuzenstap voor de politieke klasse

Het hoofddoel van deze Grondwet is te creëren een machtige Europese aanwezigheid op het economische en politieke wereldtoneel. Hij heeft ook andere doelstellingen. Een ervan is het nastreven van de uitbreiding van een corporatistische model van een sociaal-democratisch zorgcentrum. Een ander is heel zelfbedienend. Het proces van supranationale constructie creëert elk aantal nieuwe functies en bevoegdheden om carrièremogelijkheden, werkgelegenheid, resources en macht voor de EU-bureaucraat te bevorderen. Indien de hogere doelstellingen werkelijk waren de verbetering van de economische performance, de verwijdering van barrières voor handel en onderneming en een algehele om zo te zeggen ‘tidying-up’ oefening, dan zouden deze adequaat kunnen worden behaald door intergouvernementele samenwerking en liaison.

Het nieuwe supranationale platform is een reuzensprong voor de Europese politieke klasse. Het kan worden gezien als het middel om een van de meest zelfbedienende en baatzuchtige machtsgrepen in de moderne tijd te bewerkstelligen. Het wordt gehuld in de rechtvaardiging een massief model van verzorging en sociale solidariteit vooruit te schuiven, dat moet worden verdedigd tegen externe economische uitdaging.

Maar er is nooit en te nimmer enige serieuze analyse of onderzoek van het integratiemodel geweest, dat Europa’s Ontwerpgrondwet probeert te bevorderen. Als zodanig is het een product van arrogantie. Het spreekt vanuit een aantal ongetoetste aannames over het primaat van de politiek over de economie en de creatie van een politiek construct, dat in doel en schaal reusachtig is. De elite zal een Europees staatsbestel voor de bevordering van zichzelf en van zijn ontluikende salaristrekkers bouwen, onder het mom van beroepen op beschaving, onschendbare rechten, fundamentele wetten, sluiting van het democratisch deficit, sociaal-democratie en de uitoefening van een Europees demos. Dit is allemaal een retorische dekmantel voor een baatzuchtig doel. Het wordt bovendien voorgesteld als een vitale stap in de ontwikkeling van een groter en machtiger Europa op het wereldtoneel. Maar hierop toont de elite minachting voor de demografische veranderingen, die een grote uitdaging voor Europa vormen en het als economische wereldmacht zullen doen ineenschrompelen, in plaats van groeien. De grote ambities zijn op drijfzand gebouwd. Maar dit is een elite die niet wil luisteren. We zijn hier vroeger al eens geweest met Europa. Want hier is wat op kritieke momenten in de geschiedenis de Europese ambitie op zijn slechtst heeft gekenmerkt: de opgesmukte en fataal misleide pijl van onbezonnen macht.

Het lot van Europa ligt voor het overgrote deel in de handen van deze kleine maar immens machtige politieke en administratieve klasse. Voor deze elite is de voorgestelde Grondwet beide een verklaring van vertrouwen en een waarborg voor toekomstige resources, bevoegdheden, invloed en macht. Het zou nog wel zo kunnen zijn, dat de onmiddellijke druk van problematische economische performance en van langere termijn demografische uitdagingen de aanzet zullen geven voor deregulering en liberalisatie in de EU. Men behoort voorzichtig te zijn de mogelijkheid van verandering, speciaal radicale politieke krampen van binnenuit, uit te sluiten. Maar recente ervaring in Duitsland en Frankrijk suggereert, dat hoewel er enige erkenning is voor de noodzaak tot hervorming en de richting waarin, de politieke en institutionele barrières formidabel zijn.

Hoe zou Europa dan kunnen ontwikkelen? Politieke en economische dynamiek suggereert, dat de EU afkoerst op een diepe en onvermijdelijke splitsing tussen twee kampen. Aan de ene kant is er de dirigistische, hoog gepolitiseerde, hoog geïntegreerde en naar binnen gerichte groep geleid door Frankrijk en Duitsland. Aan de andere kant een losser, minder geïntegreerd, minder interventionistisch en meer naar buiten gerichte groep dat het Verenigd Koninkrijk en verschillende toegetreden landen omvat.

Het zou mogelijk geweest zijn, voor de Grondwet, dat deze twee blokken binnen de EU konden coëxisteren (een variant zo U wilt van het Chinese ‘één land, twee systemen’ model. Maar de Grondwet sluit deze variabele geometriebenadering uit ten gunste van een enkele, ‘één maat past allen’ supranationale eenheid. [11]

Door op deze weg voort te gaan, doet de EU een fatale stap. Want het zou de weg kunnen banen voor een fundamentele splitsing tussen deze twee kampen. Daarom is dit geen Grondwet dat de EU überhaupt zal verheffen en veredelen. De wet van het onbedoeld gevolg treedt op. Zijn aanvaarding zal waarschijnlijker interne veranderingen nog moeilijker maken. Het zal de verdeeldheid tussen deze twee groepen verdiepen en een krachtmeting versnellen. Zo zal de Grondwet de conflicten niet oplossen, maar juist intensiveren, dat zou kunnen leiden tot het einde van de EU, zoals we die hebben leren kennen.

Vertaling door Harry Stulemeijer voor squarebanner-138px.gif

Endnotes

[1] Open Letter to Gerhard Schröder, by Ann Mettler, Wall Street Journal Europe August 15, 2003.

[2] See the Financial Times report: Germany’s politicians try to trim the constitutional fat, August 18, 2003.

[3] The adverse results of this loss of policy flexibility were most evident during Britain’s membership of the European Exchange Rate Mechanism. A regime of viciously high interest rates contributed to the deepest recession in the country’s post-war history. Tens of thousands of small businesses went to the wall, while millions of homeowners were caught in ‘negative equity’ when the value of their homes fell below the level of the outstanding mortgage.

[4] Press release, March 3 2003, Brussels.

[5] I am grateful to Ruth Lea, Head of the Policy Unit of the Institute of Directors, for her paper, The Convention on the Future of Europe and the Constitutional Treaty. The IoD is a good barometer of senior business opinion in the UK and has developed a major and insightful critique of economic policy in the EU. Many businesses are apprehensive about the implications of the draft Treaty and it would be deeply misleading for the government to claim the support of "business opinion" for the EU’s constitutional ambitions.

[6] David Heathcoat-Amory MP: The European Constitution and what it means for Britain, Centre for Policy Studies, 2003, p. 20. 7

[7] Delivering a More Competitive Europe: The CBI’s view of the Convention on the Future of Europe, 2003.

[8] CBI, op cit. CBI criticism of the EU has always been muted, having been for so long a dependable poodle of the EU lobby. But expressions of doubt are becoming more common. This is one.

[9] See Harold James: Global Opportunities: liberalising world trade and labour markets, Politeia, 1997, p 16.

[10] see European Economic Outlook June 2003, Pricewaterhouse Coopers

[11] I continue to be indebted to the insights of Professor Patrick Minford of Liverpool University and the Cardiff Business School. Not only have his insights in Britain and Europe: choices for change proved prophetic, but he also continues to refresh and inform through his commentaries in the Liverpool Investment Letter.

2 REACTIES

  1. Erg goed artikel.
    De centrale sturing heeft voor veel zand in de economische motor gezorgd. De EU-oplossing: nog meer centrale sturing , betekent natuurlijk nog meer zand. Wat de EU als oplossing ziet is geen oplossing, maar een verergering van de situatie.
    Wanneer zal men inzien dat b.v. 10 miljoen mensen oneindig veel meer mogelijkheden en oplossingen kunnen zien dan ooit voor 1 regering mogelijk is? Oplossingen die sneller, doelgerichter en efficienter zijn dan de papieren wereld van de huiskamergeleerden in overheidsdienst.
    Betere oplossingen, sneller, inventiever, creatiever, want direct in elkaars belang, op menselijke maat-niveau. En veel meer voldoening gevend, want een beroep doend op de mogelijkheden van de mens, die vaak, ook tot eigen verrassing, tot meer in staat blijkt dan een logge, suffe regering ooit kan bedenken.

  2. Helaas klopt niet alles in het artikel.

    Zoals de VS werkloos procent, in de VS geld een regel, als je na 6 maanden(ofzo langer weet niet de precieze termijn meer) nog werkloos bent word je niet meer opgenomen in de werkloosheid cijfers.

    Dus die vergelijking gaat niet helemaal op.

    Voor de rest, heel netjes

Comments are closed.