Europa moet grondig op de schop, anders kan de huidige vertrouwenscrisis niet worden overwonnen, meent de Amerikaanse historicus John Gillingham. Nederlanders moeten daarom ‘nee’ zeggen tegen de Europese Grondwet.

Lauw water. Dat zijn de woorden waarmee volgens John Gillingham de huidige toestand van Europa het beste kan worden omschreven. Lauw water dat snel zal afkoelen, tenzij iemand het vuur opstookt. En dat laatste is precies wat er in zijn ogen dringend moet gebeuren. De referenda die de komende tijd worden gehouden over het ontwerp voor een Europese Grondwet zijn in zijn ogen cruciaal voor de toekomst van de Europese Unie. En de Nederlandse volksraadpleging heeft daarbij een bijzondere betekenis. Als Nederland, één van de grondleggers van de Unie, ‘nee’ zegt, dan kan dat niet worden afgedaan als anti-Europeanisme. Het zal een belangrijk signaal zijn voor beleidsmakers om de huidige architectuur van Europa grondig te overdenken.

Gillingham hield afgelopen donderdag in Leiden de vierde Telderslezing, georganiseerd door het wetenschappelijk bureau van de VVD. In het ooit glorierijke Leidse hotel waar we elkaar een dag eerder ontmoeten neemt de historicus alle tijd om zijn ideeën over de Europese eenwording toe te lichten. Op het minuscule bureau in zijn hotelkamer staat een beduimeld exemplaar van zijn in 2003 verschenen boek over de geschiedenis van de Europese integratie. Het is een prikkelend boek waarin zowel overtuigde Europeanen als eurosceptici rijkelijk stof tot nadenken kunnen vinden.

Gillingham beschrijft daarin de eenwording van Europa vooral als een gevecht tussen degenen die Europa vanuit een sterk Brussel willen vormgeven (met Jean Monnet en Jacques Delors als pleitbezorgers) en degenen die een sterk Europa nastreefden via de vrije markt, die welvaart zou brengen en een ‘spontane orde’ zou bewerkstelligen. Hier zijn Ludwig Ehrhard en Margaret Thatcher de belangrijkste protagonisten. Gillingham maakte er ook in zijn Telderslezing geen geheim van dat Europa’s problemen in zijn ogen voor een belangrijke deel zijn veroorzaakt door het federalisme en dirigisme van Delors. Europa heeft in zijn ogen meer markt nodig, en minder ‘Brussel’.

Maar voor we daarover doorpraten, komen de transatlantische verhoudingen aan de orde. President Bush heeft net een hand uitgestoken naar Europa en de vraag is of het hierbij vooral een verandering van toon of ook een inhoudelijke beleidswijziging betreft. ‘Het is waarschijnlijk van allebei een beetje. Bush realiseert zich heel goed dat zijn beleid in Europa een pr-ramp van de eerste orde is geweest en daar wil hij wat aan doen. Maar tegelijkertijd maakt de opening van de afgelopen week het straks veel moeilijker om Europa de rug toe te keren. Ik denk overigens niet dat het Amerikaanse beleid is gestoeld op een werkelijk begrip van wat Europa is, en wat de problemen zijn waarmee het kampt. Er is eigenlijk geen Europa-beleid. Er zijn in Amerikaanse ogen belangrijker zaken, zoals de oorlog in Irak en de verspreiding van kernwapens.

Europa is gewoon minder belangrijk geworden voor Amerika, ook al delen wij hetzelfde geloof in democratie, rechtsstaat en een open economisch systeem. Veel hangt ook af van de vraag of Europese regeringsleiders als Schröder en Chirac denken dat een detente met Washington kan helpen om de volgende verkiezingen te winnen. Schröder werd dankzij zijn antiamerikanisme herkozen, ik heb nu de indruk dat Chirac denkt dat hij het met een dergelijke houding niet zal redden. Europese leiders kunnen op ieder moment de anti-Amerikaanse kaart spelen, er zijn genoeg onderwerpen waarnaar kan worden gegrepen als dat nodig wordt geacht, denk maar aan Kyoto, het Internationale Strafhof en de doodstraf’.

We moeten het belang van de transatlantische verhoudingen ook niet overschatten, zegt hij. De opkomst van China en India zal voor grote verschuivingen in de wereld gaan zorgen, waarbij Europa én Amerika minder belangrijk worden. ‘China is over vijf jaar een militaire supermacht, met een enorm menselijk en economisch potentieel. De knapste koppen in Washington, en de Europese hoofdsteden zouden zich veel meer met de opkomst van China en India moeten bezighouden dan met de transatlantische verhoudingen.’ En dan Europa. Gillingham barst gretig in een betoog over wat er allemaal anders moet. Maar eerst de analyse van de situatie nu. Het lauwwatergevoel over Europa is volgens de historicus te vinden in alle lidstaten van de Unie. Europa staat te ver van de burgers, is ook voor de intelligente burger onbegrijpelijk, terwijl daarnaast het gevoel breed leeft dat Brusselse bureaucraten de nationale staten steeds meer macht afhandig maken. ‘De uitslag van de Europese verkiezingen in juni maakte duidelijk dat de kiezers vinden dat de Unie niet goed functioneert. De opkomst was laag en dat is een belangrijk signaal voor de onvrede. Mensen maken zich zorgen over Europa.’

De referenda over de Europese Grondwet zijn volgens Gillingham een uitstekende gelegenheid voor de Europese burgers om die onvrede opnieuw te uiten. ‘Daarmee wijzen zij niet de Europese integratie zelf van de hand want die heeft grote verdiensten, maar zeggen zij wel dat het anders moet. Afwijzing is een gekwalificeerd ‘ja’ tegen het Europese project’, meent hij.

Gillingham is ervan overtuigd dat het goedkeuren van de Europese Grondwet ‘het slechtste zou zijn wat de EU ooit is overkomen’. Want de argumenten van de voorstanders van de grondwet overtuigen hem allerminst. Betere besluitvorming? Nee, daarbij is geen enkele burger geïnteresseerd in besluitvormingsprocessen, denkt hij. Het op orde brengen van de wirwar aan Europese verdragen? Niet overtuigend. Duidelijkere afbakening van bevoegdheden in Europa? Idem.

‘De voorstanders maken op geen enkele wijze duidelijk wat de grondwet oplevert, er zit ook geen duidelijke eenheidsbevorderende boodschap in. Iedereen kan in dit dikke boekwerk wat anders lezen. De Franse critici zullen zeggen dat het een kapitalistisch document is, terwijl kritische Britten zullen betogen dat het juist socialistisch is. Nee, deze grondwet zal niets oplossen en dus is afwijzing de beste optie. En dat is absoluut geen ramp voor Europa, zoals de voorstanders van de grondwet nu betogen. De Unie valt dan terug op de inderdaad onbevredigende afspraken van de top in Nice, maar dat is beter dan een slechte grondwet’.

Volgens Gillingham baant afwijzing juist de weg voor de dringend noodzakelijke hervormingen. Het Europese landbouwbeleid moet worden afgeschaft, regionale steun voor economisch zwakke gebieden moet alleen voor een periode van transitie worden verleend, terwijl programma’s voor onderzoek en ontwikkeling moeten worden overgeheveld naar de lidstaten. De historicus wil dat het accent weer komt te liggen op de kernfuncties van de Unie, en dat zijn in zijn ogen de interne markt, een effectief mededingingsbeleid, de bevoegdheid om te onderhandelen over internationale afspraken, en vertegenwoordiging van de Unie in het buitenlands beleid.

Als de grondwet wordt afgewezen, en dat hoopt en verwacht Gillingham, dan moet er een nieuwe constitutionele conventie bijeen worden geroepen die dit hervormingsproces in gang zet. Deze conventie moet bestaan uit direct gekozen leden of uit mensen die door nationale parlementen zijn aangewezen. ‘Europa is na de oorlog top-down vormgegeven en dat kon in die tijd ook niet anders, nu moeten de Europeanen zelf gaan uitmaken wat voor soort Unie zij willen. Zij moeten kunnen beslissen of de EU op milieugebied een rol moet spelen, of wat er moet gebeuren op bijvoorbeeld de interne markt voor financiele diensten. Dit moet in alle openheid en zonder tijdsdruk worden besproken.’

Gillingham ziet in de campagnes voor de referenda een uitgelezen mogelijkheid om het debat over Europa werkelijk op gang te krijgen, hier kan de kiem worden gelegd voor een Europese ‘demos’, een Europees gemeenschapsgevoel. Maar daarnaast is ook dringend economische groei nodig om de stemming bij de burgers over Europa om te buigen. ‘Als de Unie kan laten zien dat ze economische problemen kan oplossen, dan zal zij daarmee ook de steun van de bevolking winnen’, zegt hij. En om die groei te bereiken moet niet alleen de arbeidsmarkt aanzienlijk flexibeler worden, maar moet ook het Groei- en Stabiliteitspact worden afgeschaft. Dat pakket afspraken over onder meer begrotingstekorten en overheidsschuld van de eurolanden is volgens Gillingham een sterke rem op de Europese groei. Ook ondermijnt het pact het vertrouwen in de Europese instituties, omdat een aantal landen de afspraken aan zijn laars lapt.

Gillingham wil daarom de oude Europese munten weer terughalen en daarnaast de euro handhaven als parallelle munt, die steunt op een mandje van onderliggende nationale valuta. Dit heeft volgens hem het voordeel dat de nationale staten weer flexibiliteit terugkrijgen in hun begrotingsbeleid. Dat daarmee de transactiekosten voor de intra-Europese handel weer terugkeren, wuift Gillingham weg. ‘Vroeger hadden de banken een prachtige melkkoe aan die valutatransacties, maar die positie krijgen ze nooit meer terug. De omwisselingkosten zullen heel laag zijn, mede omdat we nu in een economie leven waar cashgeld een steeds kleinere rol speelt.’

Gillingham is niet bang dat nationale politici zullen terugvallen op hun oude beleid, waarin hoge begrotingstekorten leidden tot oplopende inflatie en torenhoge staatsschulden. Hij verwacht dat de markten hun disciplinerende werk zullen doen, want wie zich niet gedraagt, betaalt daarvoor de prijs in de vorm van een hogere rente. Daarnaast gelooft hij dat de lessen uit de jaren tachtig geleerd zijn door beleidsmakers. ‘Iedereen weet nu wat de gevaren van inflatie zijn, zeker in Europa zit dat bewustzijn er diep in”, meent hij.

Voor het op gang helpen van de groei van de Europese economie is verdere liberalisering noodzakelijk, zegt Gillingham. Waar vroeger in Europa de institutiebouwers en de vrije marktdenkers tegenover elkaar stonden, heeft zich nu in zijn ogen een brede consensus ontwikkeld dat liberalisering de enige weg naar groei is. ‘Iedereen realiseert zich dat liberalisering noodzakelijk is, je hoort bijna niemand meer over het sociale Europa, waar Delors zo verzot op was’.

Gillingham wijst erop dat de commissie het uitvoeren van de Lissabon-agenda, die de concurrentiekracht van de EU aanzienlijk moet vergroten, tot hoogste prioriteit heeft verheven. Dat van de uitvoering van die agenda (uit 2000) nog niet zoveel terecht is gekomen, doet volgens de historicus niets af van de richting waarin de Unie zich ontwikkelt. “Natuurlijk zijn er politici die om binnenlandspolitieke redenen het liberaliseringproces willen vertragen, maar de richting is duidelijk. Het komt er nu op aan of Frankrijk, Duitsland of hun superpower-bondgenoten België en Luxemburg de toon zetten, of dat de Britten dat zullen doen.

JOHN GILLINGHAMS EUROPA

John Gillingham (1943) publiceert al decennia met grote regelmaat over Europese geschiedenis, maar kreeg in 2003 bredere bekendheid na het verschijnen van “European Integration 1950 – 2003, Superstate or Market Economy?” (Cambridge University Press). Gillingham is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Missouri, St. Louis en fellow aan het Center for European Studies aan de Harvard Universiteit. Hij werkt momenteel aan een boek over de toekomst van Europa. In 1991 publiceerde hij “Steel and the Rebirth of Europe 1945 – 1955”, over de naoorlogse Frans-Duitse toenadering via de Europese Kolen en Staal Gemeenschap. Verder schreef hij over de transatlantische verhoudingen en het industriebeleid in Hitler-Duitsland.

Dit artikel verscheen eerder op squarebanner-138px.gif