Het is NIET zo dat de EU Grondwet lidstaten het recht geeft om de EU te verlaten, en een uittredingsartikel is niet noodzakelijk gebleken om lidstaten afscheid te laten nemen.
Toevoeging van ‘vrijwillig’-uittredingsartikel voos argument voor de Grondwet
Een van de grote voordelen van de invoering van de EU Grondwet is dat elke lidstaat de EU kan verlaten als men dat wil, zo bazuinenen de voorstanders van de Grondwet uit. Ze zijn er erg trots op want tot nu toe bleek dit een argument waarop vrijwel geen weerwoord of protest kwam. Wie zou er dan ook tegen kunnen zijn dat een dergelijk grondrecht elke lidstaat gegund zou zijn – als we met een volwassen organisatie te maken hebben dan moet er ook niet moeilijk over gedaan worden als een van de leden het zo grondig oneens is met de rest dat men niet meer met de anderen wil ‘meedoen’.
Tragisch is echter dat het argument op drijfzand is gebaseerd – het is NIET zo dat de EU Grondwet lidstaten het recht geeft om de EU te verlaten, en een uittredingsartikel is niet noodzakelijk gebleken om lidstaten afscheid te laten nemen.
Het ‘gevalletje’ Groenland
In 1982 wilde Groenland de EU verlaten omdat men ontevreden was over het leegvissen van de zee rond Groenland door Europese vissers. Er was geen artikel in welk EU Verdrag dan ook dat de uittreding van een lidstaat op welke wijze dan ook noemde laat staan regelde – het was immers “ondenkbaar” dat een lidstaat zó ondankbaar zou zijn dat men een zo nuttige en weldoenende organisatie als de EU zou willen verlaten! Toen Groenland dan ook kwam aanzetten met deze wens tot uittreding veroorzaakte dit een flinke schok in het Brusselse – men was er uitermate verlegen mee – maar men besefte ook dat het ontbreken van een uittredingsartikel geen politiek verteerbaar argument zou zijn om het verlaten te weigeren, vooral niet omdat er in Groenland een volksstemming over was gehouden. Uiteindelijk is er in alle vreedzaamheid en een uittredingsovereenkomst met Groenland opgesteld en betrekkelijk geruisloos verdween dit grootste eiland ter wereld in 1985 uit de EU. Wat uittreden van leden betreft is het bij deze ene gelegenheid gebleven tot nu toe, maar het heeft een precedent gevormd dat tegenstanders van de EU enigszins geruststelde – het was kennelijk wél mogelijk om de EU te verlaten ondanks dat er op dat punt niets geregeld was. Aan deze ‘onwenselijke’ situatie hebben de opstellers van de EU Grondwet ferm een eind willen maken, door een uittredingsartikel op te nemen. Maar aangezien de EU een ‘vriendenclubje’ is, -nietwaar?- , en gebaseerd op ‘solidariteit’ moest het ook niet te makkelijk worden om weg te gaan. Het betreffende artikel werd daarom zo geredigeerd dat de andere lidstaten toestemming zouden moeten geven. Hierop kwam van veel kanten fel protest; hoe zou er immers van een zeker recht van vrijwillige uittreding gesproken kunnen worden als de betreffende lidstaat van de goedkeuring van de anderen afhankelijk zou zijn?
Vrijwilligheid van uittreding haastig ‘geregeld’
Daarop is haastig in de eerste versie van de concept-Grondwet een zodanig geredigeerd artikel opgenomen dat op het eerste gezicht inderdaad deze vrijwilligheid garandeert. Bij nadere lezing blijkt echter dat in dit artikel I-60 niet ‘het verlaten van de EU’ wordt gegarandeerd MAAR het verdwijnen van de toepasselijkheid van de EU Grondwet op de betreffende lidstaat. Die blijft dus wél lid van de EU. Alle EU-regels, -verdragen en -overeenkomsten blijven dus van toepassing op de lidstaat – alleen de Grondwet niet. Omdat de Grondwet echter zo’n brede strekking heeft op alles wat er binnen de EU als organisatie gebeurt en afgesproken wordt, ontstaat er een juridische mist waar niemand de weg in zal weten te vinden – en het niet-verlaten van de EU kan door tegenstanders van uittreding benut worden om in dezen zoveel mogelijk obstructie te veroorzaken.
Als men het betreffende artikel leest blijft er van ‘vrijwilligheid’ niet veel over. Indien de lidstaat koste wat kost afscheid wil nemen zit er niets anders op dan dat een lidstaat akkoord gaat met een terugtrekkingsovereenkomst waarvan de inhoud zó is dat de Unie ermee kan instemmen. Lukt het namelijk niet om deze overeenkomst te sluiten dan, twee jaar na het starten van de onderhandelingen (met uitzondering van een verlenging van de onderhandelingstermijn), is men uitonderhandeld en vervalt de toepassing van de Grondwet op de lidstaat. De lidstaat is dan nog wel nog steeds lid van de EU – maar wat de status van dit lid dan precies is blijft in het ongewisse. Hoe is deze bizarre regeling tot stand gekomen? Wel, de ziel van het terugtredingsartikel is het Terugtredingsakkoord. Daarin staat op welke wijze de terugtreding plaatsvindt en wat de toekomstige betrekkingen van de ex-lidstaat met de Unie zullen zijn. Na uitvoering van dit Akkoord is de lidstaat dus uitgetreden. Omdat ervan uitgegaan wordt dat de terugtrekking niet volledig van de ene dag op de andere wordt uitgevoerd, heeft men duidelijkheid willen scheppen wat betreft de juridische status van de zich terugtrekkende lidstaat, en wel door te stellen dat de Grondwet niet meer van toepassing is op de dag dat de Overeenkomst in werking treedt. Tot zover is alles keurig juridisch vormgegeven, je kunt er geen speld tussen krijgen.
Ondenkbaar
Maar – wat als de kandidaat ex-lidstaat nu eens niet meer braaf meespeelt in het Europese koor? Stel – ‘men moet er niet aan DENKEN’ – dat de lidstaat niet eens een Terugtredingsakkoord wil sluiten? Met deze voorstelling van zaken van verscheidene kanten wisten de juristen in Brussel geen raad. Niet anders kan verklaard worden dat vanaf de eerste versie, niet meer aandacht is geschonken aan deze – men kan zich de juristen al voorstellen, fluisterend, „PUUR theoretische … “ – situatie, dan het toevoegen van een soort ‘noodgreep’: “De Grondwet is niet meer van toepassing op de betrokken staat met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord, of, bij gebreke van [de Terugtredingsovereenkomst], na verloop van twee jaar na de [kennisgeving van het terugtredingsvoornemen] …”. Omdat in die situatie dus een terugtreding ontbreekt vanwege de afwezigheid van een Terugtredingsakkoord, ontstaat dus het monstrum van een lidstaat op welke niet de Grondwet van toepassing is.
Teruggrijpen op de gemoedelijke en informele regeling die indertijd met Groenland is getroffen, is er niet meer bij: er is nu eenmaal een Terugtrekkingsartikel, en daar kan je niet zomaar van afwijken.
Elke lidstaat, dus ook Nederland, zit aan de EU ‘vastgeklonken’ als de Grondwet eenmaal in werking treedt.
Het lijkt niet erg slim te zijn lid te worden van een organisatie waar men niet meer kan uittreden anders dan door instemming van een (gekwalificeerde) meerderheid van de overige leden; voorstemmen voor de Grondwet is daarom al op grond van dit Uittredingsartikel niet aan te bevelen.
Wat Jotto Vrijhof zegt over Groenland klopt niet helemaal. Groenland op zich kan helemaal niet uit de EU treden omdat het zich als provincie van Denemarken nooit heeft aangesloten bij de EU. Dat heeft Denemarken al gedaan. Groenland is als provincie van Denemarken door de deelname van Denemarken met de EU automatisch hier ook bij betrokken.
Wat met Groenland het geval is, is dat er een aparte status is bevochten. Dat is wat anders dan uittreden.
Ik denk dat je ‘De Grondwet is niet meer van toepassing op de betrokken staat…’ wel kunt interpreteren als niet meer lid zijn. Dus de bovenstaande redenatie lijkt me wat vergezocht. Wat me veel ernstiger lijkt is lid 1 van artikel I-60:
‘Een lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten zich uit de Unie terug te trekken.’
Hieruit blijkt dat een land zich alleen kan terugtrekken als in zijn eigen grondwet wordt vermeld dat dat kan. Aangezien het uittreden uit de EU niet in de Nederlandse grondwet geregeld wordt, zou Nederland zich dus alleen kunnen terugtrekken uit de EU bij een wijziging van de Nederlandse grondwet. Hiervoor is dus een 2/3 meerderheid van het parlement nodig, wat een groter obstakel is dan als slechts een normale meerderheid nodig zou zijn.
Comments are closed.