Wilfred Beckerman’s “A Poverty of Reason: Sustainable Development and Economic Growth” is een goed met redenen omkleed argument tegen het politieke concept van de zogenaamde duurzame economische ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als “de ontwikkeling die aan de voldoening van de huidige behoeften tegemoetkomt, zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun economische behoeften te voorzien in het gedrang te brengen.” Volgens Beckerman zijn de pleiters van duurzame ontwikkeling gemotiveerd door twee principiële zorgen: dat natuurlijke resources eindig en beperkt zijn, en dat door de intensiteit van de economische bedrijvigheid – zowel in het verleden als in het heden – aan het natuurlijke milieu reeds schade werd toegebracht. Ze zijn van mening dat deze bekommernissen, regulering van de economische activiteit door de diverse overheden (lokaal, nationaal, en internationaal) vergt. Beckerman toont echter aan dat een samenhangend en objectief concept van hoe precies de productie zou moeten worden geregeld – om deze veronderstelde risico’s voor het mensdom te onderscheppen – niet bestaat. Wat wel bestaat, zijn de talrijke belangengroepen die, onder de slogan van duurzame ontwikkeling, een verscheidenheid van protectionistische en regelgevende maatregelen willen doordrukken. De verscheidenheid en omvang van deze bureaucratische interventies zijn al even gevarieerd als de individuen en de groepen die deze slogan gebruiken om een rentmeesterspremie (unearned benefit), voortkomende uit het gebruik van macht om de productie te controleren, binnen te rijven. Ondanks de diversiteit onder hen die duurzame ontwikkeling bepleiten, wijst de auteur van het boek op het gemeenschappelijke element in hun gebrekkige – zowel moreel als economisch – redenering. Aan de hand van economische basisprincipes, gekoppeld aan historische gegevens betreffende de beschikbaarheid van grondstoffen en de mate van hun verbruik, toont Beckerman aan hoe ook met betrekking tot de natuur het functioneren van de markt de beste manier is om de beschikbaarheid op lange termijn van de, voor de productie noodwendige, natuurlijke rijkdommen te verzekeren.

Bezorgd over de natuurlijke rijkdommen, als zou er in de nabije toekomst een kritisch moment aanbreken dat hun uitputting nakende is, moet men pas zijn wanneer het vrije verloop van de natuurlijke marktinvloeden volgens het concept van vraag en aanbod, in zijn gang belemmerd wordt. Met uitputting worden de rijkdommen dan pas bedreigd wanneer een of ander dwangelement in het economische proces geïntroduceerd wordt, zoals wanneer de overheid de productie of het verbruik van een bepaalde grondstof subsidieert of aan restricties onderwerpt. Wanneer prijzen en hoeveelheden aan de vrije-marktactiviteit overgelaten worden, werken ze derwijze op elkaar in dat de resources hun weg vinden naar de meest efficiënte en maatschappelijk gewaardeerde en relevante activiteiten.
De belangrijkste reden waarom wij niet hoeven te vrezen, noch voor een uitputting, noch voor een dreigend tekort aan natuurlijke rijkdommen, heeft volgens Beckerman te maken met het feit dat wanneer de vraag naar levering, van om het even welk bepaald product, op beperkingen begint te stuiten, er een grote verscheidenheid van economische werkingen in beweging worden gebracht om aan de situatie te verhelpen. Artificiële regulering van resources verstoort slechts het complexe geheel waarbinnen vraag en aanbod in een vrije markt hun werking doen en zich constant adjusteren; met onnodige stijging van productiekosten, foutieve allocatie van het benodigde, of een ontmoediging in de aansporing om haalbare, realistische substituten te ontwikkelen. Op korte termijn verzekeren deze verstorende interventies een rentmeesterspremie (unearned profit) voor politiek bevoorrechte individuen; fabrikanten die, hetzij directe subsidies voor hun sociaal onproductieve ondernemingen opstrijken, of die de consumenten een premie kunnen aanrekenen – als gevolg van de beperking in de hoeveelheid van de te produceren goederen die reguleringen nu eenmaal met zich meebrengen.

Wat de invloeden op het natuurlijke milieu betreft, als gevolg van de economische activiteit, bepleit Beckerman terughoudendheid wat regelgeving betreft en een verhoogde waakzaamheid wat de kosten-baten-analyse betreft. Elke met dwang opgelegde regelgeving, met als oogmerk het milieu te beschermen, heeft kosten en baten die aan de implementatie daarvan verbonden zijn. Volgens Beckerman ontbreekt elke evidentie en hoeft men niet te vrezen, voor een milieucrisis in de nabije toekomst. Hij houdt zelfs staande dat een lichte stijging van de globale temperatuur voor sommige gebieden van de wereld – in termen van landbouwproductie – voordelig is. Vanuit dit oogpunt kunnen de kosten, verbonden aan het verminderen van de economische output binnen sommige gebieden, het vermeende voordeel dat men uit de gedeeltelijke uitschakeling van vrije marktactiviteiten meent te kunnen verwachten, niet rechtvaardigen.

Als men bijvoorbeeld onder het mom van bevordering van duurzame ontwikkeling de industriële activiteiten in derde-wereldlanden gaat regelen, zal dit niet bijdragen tot een toename van de concrete rijkdom van de meerderheid van de burgers van deze landen; wederzijds geldt dit natuurlijk ook voor al wie met hen handel drijft. De vraag dient dus te worden gesteld, of, zo er al baten aan de reductie van de rijkdom verbonden zijn, dit voordeel al dan niet opweegt tegen de daaraan verbonden kosten. Daarop antwoordt Beckerman met een categoriek ‘neen’. Hij beweert dat dit soort interventie vanwege de rijke naties in de zaken van minder ontwikkelde landen een moderne vorm van imperialisme is waar niemand voordeel bij heeft; niemand, behalve diegenen wier carrières of egos door dergelijke politieke bemoeienis bevorderd worden.

Aangezien de twee principiële zorgen in verband met duurzame groei economisch ongeloofwaardig zijn én de middelen waar de apologisten zich van bedienen om aan de situatie iets te verhelpen meer kwaad dan goed doen, stuurt Beckerman er met drang bij de beleidsverantwoordelijken op aan om hun standpunten te hervalueren. Elke regelgeving die de macht in zich draagt om individuele activiteiten en initiatieven te beperken, dient met de nodige voorzichtigheid te worden gemaakt en zou uitdrukkelijk aannemelijk moeten worden gemaakt dat de tol aan vrijheid minstens door één of ander meetbaar voordeel voor het hele mensdom gecompenseerd wordt. De vermeende bedoeling van de verdedigers van duurzame ontwikkeling is het welzijn van toekomstige generaties te verbeteren, maar hun methodes om deze breed opgevatte doelstelling te verwezenlijken, zijn contra-productief en kunnen slechts tot toenemende controle over het individu en tot een verminderde vrije keus leiden. “A Poverty of Reason” biedt een alternatieve benadering tot het verwezenlijken van dezelfde doelstelling: “De grootste bijdrage die wij ter waarborging van het welzijn voor de toekomstige generaties kunnen leveren, is de natlatenschap van een vrije en democratische samenleving.”

3 REACTIES

  1. Krachtig betoog. Maar zoals de auteur enkele malen herhaalt, zullen de gate-keepers met recht op unearned profit, uiteindelijk de echte actieven dwingen om doordachte oplossingen te realiseren. Door de blinde bureaucratie in landen in het Westen, laten we even ons eigen België en Nederland als schoolvoorbeelden nemen, zal de laatst overgebleven echt renderende actieve, er ook de brui aangeven en zal de boemerang hard tegen het hoofd van de hardleerse overheid terugslaan. Maar alsnog wordt het kleuterspelletje gespeeld met naam “kijk die, wat die doet”. Die heet met echte naam “USA”. Mijn gezond boerenverstand heeft me in de loop van mijn 45 jarig bestaan geleerd: even kijken wat in de USA gebeurt en je kan de toekomst voorspellen van Europa. Ik heb trouwens geen Greenspan nodig om te weten dat de vastgoedmarkt in USA op een bubble zit, trouwens het zou wel eens kunnen dat de zeepbel eerder uiteenspat in Europa dan in USA.

  2. De beste milieuaatregel denkbaar is het opbouwen van economische welvaart. Door het creeren van een economische voorspoed voor de middenklasse van een gebied krijgt die middenklasse belang bij het instandhouden van een goed leefmilieu en een goede ecologische ontwikkeling van haar natuurlijke productiemiddelen. Dat belang zorgt er voor dat die middenklasse verantwoordelijkheid zal willen nemen voor dit milieu.

    Dit kun je met eigen ogen zien in gebieden waar niet langer een centralistische communistische staat de touwtjes in handen heeft. Denk aan oost Europa en dan met name de stukken waar het redelijk goed gaat zoals het westen van Polen en Tsjechie.

  3. Dit kun je met eigen ogen zien in gebieden waar nooit een centralistische staat de touwtjes in handen heeft gehad. Denk aan Haiti, en kijk naar Zuid- en Midden-Amerika waar na elke regenbui een halve berghelling naar beneden spoelt.
    ‘Volgens Beckerman ontbreekt elke evidentie en hoeft men niet te vrezen, voor een milieucrisis in de nabije toekomst.’
    Nee, inderdaad is de exploderende wereldbevolking en de bijbehorende behoefte aan landbouwgrond geen reden om te denken aan een milieucrisis. De verregaande ontbossing en invloed daarvan op milieu en weer wordt niet genoemd, maar misschien is dit een gevolg van het samenvatten van de tekst. Ik ben benieuwd wat de auteur daarvan denkt.

Comments are closed.