In een vorig leven werkte ik in Frankrijk. Daar woonden we in een lieflijke vallei in een voorstadje van Parijs, dicht bij Versailles. Aangezien het een kleine gemeenschap was, kon de burgemeester nauwe contacten onderhouden met de burgers, hetgeen werd vergemakkelijkt door het feit dat hij tevens de plaatselijke huisarts was. Gedurende onze ontmoetingen hadden we het ook vaak over politiek. Ik vertelde hem eens dat ik onder de indruk was van het niveau van de Franse politici. Ik voegde daaraan toe dat ik vooral veel bewondering had voor hun intellectuele benadering en de linguïstische virtuositeit waarmee zij de subtiliteiten van hun politieke boodschap over het voetlicht wisten te brengen. Velen van hen hebben boeken geschreven, hetgeen zeldzaam is in andere landen. In het daarop volgende kwartier kreeg ik spijt van wat ik had gezegd, want de burgemeester/dokter werd erg boos op mij. Ik kreeg een filippica tegen de politieke klasse in Frankrijk over mij heen, die, naar het oordeel van de burgervader, geen gevoel meer had voor de vele problemen waarmee de Franse samenleving worstelde en die zich had losgezongen van de werkelijkheid door politieke correctheid en het najagen van de eigen belangen.

De herinnering aan dit voorval kwam weer in mij boven toen ik onlangs ‘La France qui tombe’ las van Nicolas Baverez. Baverez is een praktizerend advocaat en econoom en maakt deel uit van de Franse ‘establishment’. Toch is hij een fel criticus van de manier waarop Frankrijk wordt bestuurd, die naar zijn mening de belangrijkste oorzaak is van de achteruitgang van het land. Daarbij dient echter te worden aangetekend dat ‘soul-searching’ over de plaats van Frankrijk in de wereldpikorde een populair tijdverdrijf is onder Franse intellectuelen. Daarom veroorzaakt deze in het algemeen weinig opschudding. Echter, deze keer ging het anders omdat Bavarez rechts is en werd geacht aan de kant van de regering te staan. Zijn boodschap vond veel positieve weerklank binnen de gevestigde orde. Derhalve waren de huidige politieke machthebbers sterk in verlegenheid gebracht door het boek.

Maar waarom zou rechts moeten klagen? Immers, tijdens de laatste presidentiële verkiezingen in april 2002 behaalde het de overwinning – geheel onverwachts overigens. Maar toch is rechts ontevreden omdat er niets is veranderd. Dat is de reden dat critici de (toenmalige) premier, Raffarin, de bijnaam ‘Ra-fera-rien’ (Frans voor: ‘Ra die niets zal doen’) hadden gegeven.

De centrale boodschap van Bavarez is dat er een harde kern bestaat van zowel linkse als rechtse elites, bestaande uit politici, hoge ambtenaren en vakbewegingsbonzen, die maar één doel voor ogen heeft: het handhaven van het huidige rigide sociale étatistische systeem in Frankrijk, dat het behoud van hun banen en status verzekert. Hun consensus overstijgt de verschillen tussen de belangrijkste politieke partijen. Maar Bavarez is van mening dat dit systeem niet in staat is om de uitdagingen van een moderne geglobaliseerde wereldeconomie het hoofd te bieden. Daarom bepleit hij een schoktherapie voor Frankrijk.

Bavarez wijst erop dat Frankrijk vanaf het begin van de jaren tachtig achteruit is gegaan, omdat het niet in staat was zich te moderniseren. In die periode daalde de economische groei van 3% tot 1,8%, terwijl de produktiviteitsgroei afnam van 4,2% per jaar tot 1%. Daarom is Frankrijk de enige ontwikkelde economie die gedurende een kwart eeuw een werkloosheidsniveau heeft gekend van meer dan 9% van de actieve bevolking, terwijl 20% van de potentiële beroepsbevolking is uitgesloten van de arbeidsmarkt. De participatiegraad is de laagste van het gehele OESO-gebied: 58%, waarvan 48% voor de particuliere sector.

Tegelijkertijd heeft men de controle over de openbare financiën verloren. De accumulatie van begrotingstekorten (4,1% van het BBP in 2003) heeft tot een explosie van de overheidsschuld geleid, die binnenkort zo’n 1000 miljard euro (62% van het BBP tegen 23% in 1980) zal bereiken.

Deze vicieuze cirkel is te wijten aan structurele factoren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS, is Frakrijk niet in staat gebleken om om te gaan met de risico’s van een open samenleving. Een groot deel van de middelen wordt besteed aan de financiering van de publieke sector (14,5% van het BBP) en sociale overdrachtsuitgaven (22,5% van het BBP). Dat gaat ten koste van de investeringen (2,5% van het BBP).

De teloorgang van de ondernemingssector werd gekenmerkt door vele faillissementen. Sinds 1975 is de helft van het aantal arbeidsplaatsen in de industrie verdwenen, waarbij de traditionele industriële ‘fleurons’ bijzonder kwetsbaar zijn gebleken. Die zijn overgenomen door buitenlandse concurrenten (bijv. Pechiney), of moesten uitstel van betaling aanvragen (zoals Vivendi, France Telecom and Alstom). Ernstiger nog dan de kapitaalbalans, waarvan de uitstroom twee maal zo hoog is als de instroom, is de breinvlucht. Het onderzoekspotentieel verdwijnt. Het aandeel van Frankrijk in het totaal aantal patenten wereldwijd is gedaald van 8,8% in 1985 tot 6% thans.

Volgens Bavarez manifesteert de crisis zich niet alleen in Frankrijk, maar strekt zij zich ook uit tot andere Europese landen. Omdat Europa niet in staat en/of bereid is om haar verzorgingsstaat te herstructureren, heeft zij in feite gekozen voor lage groei en massawerkloosheid. Het resultaat is dat sinds 1990 de kloof tussen de levensstandaard in Europa en die in de Verenigde Staten, weer is toegenomen. In 1945 bedroeg het Europese BBP per hoofd 50% van dat in de VS. In 1990 was dit percentage gestegen tot 80%, maar daarna daalde het tot 65% in 2002. Voor de nabije toekomst dient rekening te worden gehouden met bedreigingen, zoals de vergrijzing van de Europese bevolking, de groeiende technologische kloof ten opzichte van de VS en Japan, alsmede de versterkte concurrentie van de Europese industrie en handel door Azië, in het bijzonder China dat zich ontwikkelt als de werkplaats van de wereld.

Bavarez beschuldigt de Franse overheid van schizofrenie. Volgens de officiële beleidsretoriek wordt prioriteit gegeven aan een snelle modernisering van de particuliere sector. Maar in werkelijkheid blijft de publieke sector groeien, afgeschermd van concurrentie en druk om tot produktiviteitsverbetering te komen.

Bavarez betreurt dat dit alles tot een marginalisering van Frankrijk in Europa en de wereld heeft geleid. Daarom gelooft hij dat het de hoogste tijd is om tot actie over te gaan en afstand te nemen van verouderde utopistische plannenmakerij. De verstarring en het corporatisme dienen te worden aangepakt. Daarenboven dienen de vele taboes te worden doorbreken, vooral ten aanzien van het excessieve systeem van sociale bescherming, de vakbonden en ‘progressieve’ ideeën meer in het algemeen.

De introductie van de 35-urige werkweek door de vorige linkse regering onder premier Lionel Jospin – een voormalig Marxist van Trotskistische signatuur – biedt misschien de meest actuele en onthutsende illustratie van wat er mis is met het economisch beleid in Frankrijk. Door sommigen werd deze maatregelen als een triomf van de ideologie over de rede gekwalificeerd. Enige jaren geleden verscheen dit linkse politieke stokpaardje op het Franse toneel, in een periode dat het reeds in andere landen in naar het abattoir was gebracht. De socialistische regering beweerde dat arbeidstijdverkorting tot meer banen zou leiden. Maar de werkloosheid bleef hoog. Door hun ideologische verblinding hadden de Franse beleidsmakers geen acht geslagen op de ervaringen met arbeidsverkorting elders in Europa. Andere landen hadden het reeds geprobeerd met hetzelfde resultaat: per saldo een verlies aan banen.

Misschien is Nicolas Bavarez iets te kritisch ten aanzien van de huidige Franse regering omdat deze pogingen in het werk stelt om de verkorting van de werkweek weer ongedaan te maken. De regering is ervan overtuigd dat de 35-urige werkweek een financiële ramp is, die de staat jaarlijks zo’n 15 miljard euro kost als gevolg van toenemende sociale lasten, zonder dewelke Frankrijk onder het begrotingstekort-plafond van 3% van het BBP van het Stabiliteitspact zou zijn gebleven. De regering wil er dus van af, maar de vakbeweging biedt weerstand.

Echter, de discussie over de 35-urige werkweek is slechts één symptoom van de Franse ziekte. Er dient nog veel meer te worden gedaan. Maar volgens Bavarez ontbreekt het de Franse regering aan een geloofwaardige geïntegreerde visie om de problemen aan te pakken.

Zou een injectie met een flinke dosis Yankee kapitalisme wellicht uitkomst kunnen bieden?