Dankzij onze volstrekt hardleerse minister-president, is het referendum over de Herziene Grondwet, een stuk naderbij gekomen.
In plaats van het afschieten van een initiatiefwet over te laten aan de VVD-fractie van de Eerste Kamer, heeft de regering de zaak meteen op scherp gezet door aan te kondigen een initiatief wet niet te zullen contrasigneren.
De kwestie is daarmee tot een prestigeconflict tussen regering en parlement geworden.
Pechtold heeft intussen bezwaar aangetekend omdat volgens hem door de kamers aanvaarde initiatiefwetten altijd zijn gecontrasigneerd.
Maar dat is het punt helemaal niet. Het punt is dat onze constitutie weliswaar het correctieve referendum uitsluit, maar een adviserend referendum wordt er niet door uitgesloten.
Het kabinet beroept zich op het advies van de Raad van State dat een referendum niet nodig is omdat de constitutionele elementen van de Europese Grondwet zouden zijn verdwenen. Maar dit doet absoluut niet ter zake. Het parlement mag er zich te allen tijde via een consultatief referendum vergewissen of een wetsvoorstel of de goedkeuring van een verdrag voldoende draagvlak heeft onder de kiezers.
Het gunstige van een en ander voor de tegenstanders van Hernoemde Grondwet is dat het niet anders kan dan dat de huidige manoeuvre van de regering de grote argwaan zal losmaken onder de kiezers ten aanzien van de stelling dat er iets wezenlijks veranderd is in vergelijking tot de Europese Grondwet.
De regering heeft zich weer eens in het eigen been geschoten. Hopelijk zullen ook de VVD-leden van de eerste kamer nu bloed ruiken. Ze kunnen zich geruggensteund weten door een artikel van Bolkestein in de Volkskrant van gisteren. Daarin sprak hij zich uit voor een tweede referendum en verwees meteen de stelling naar de rommelzolder dat Nederland het zich niet kan permitteren om nog eens “nee” te zeggen.