Wat we hebben gezien in het afgelopen jaar is dat de economie nu de klappen heeft ontvangen van de jarenlange expansie van de geld- en krediethoeveelheid. Deze expansie heeft enorme vormen aangenomen sinds 1971, toen president Richard Mulhouse Nixon het goudraam sloot.Wanneer een deur sluit en een andere opent, kijken we echter vaak en helaas zo lang naar de gesloten deur, dat we niet zien dat er andere deuren zijn geopend voor ons – Alexander Graham Bell, Britse wetenschapper en uitvinder, 1847-1922.
Wat we hebben gezien in het afgelopen jaar is dat de economie nu de klappen heeft ontvangen van de jarenlange expansie van de geld- en krediethoeveelheid. Deze expansie heeft enorme vormen aangenomen sinds 1971, toen president Richard Mulhouse Nixon het goudraam sloot, wat betekende dat niemand meer goud kon opeisen van de Amerikaanse overheid. Alles werd in papieren dollars voldaan vanaf dit jaar.
Dit bracht tevens het einde van het Bretton-Woodssysteem mee, dat sinds 1944 gangbaar was. Het betekende dat er een valuta werd gekozen als wereldreservemunt. Voordien was het Britse pond sterling belangrijk voor de wereldhandel, maar was nooit een reservemunt, want die rol werd aan het goud toebedeeld. Tot 1914 waren nagenoeg alle landen op de goudstandaard, dus een reservemunt was niet nodig. Tussen 1918 en 1931 was er een goudwisselstandaard actief, zodat andere valuta zich konden koppelen aan het Britse pond en hoefde men zelf geen grote voorraden goud toe te eigenen. Het pond zorgde er namelijk voor dat deze volledig inwisselbaar was voor goud of zilver. Een pond sterling betekende altijd een pond sterling zilver en een Engelse pond is 450 gram.
Omdat er een enorme schuld bestond vanwege de Eerste Wereldoorlog moest Groot-Brittannië dit aflossen en ontstond er een negatieve begroting. Dit werd opgelost door middel van papieren ponden bij te drukken, zodat de rente op deze schuld kon worden betaald, zonder dat dit een aanslag hoefde te betekenen op de goudvoorraad van de Bank of England. Groot-Brittannië ging uiteindelijk weer terug naar de goudstandaard in 1925, maar vanwege de enorme toename van papieren ponden stegen de prijzen enorm en werd er een aanslag gedaan op de goudvoorraad.
De directeur van de Bank of England Montegu Norman vroeg aan zijn collega van de Federal Reserve Benjamin Strong, of hij niet mee kon gaan in het verhogen van de krediethoeveelheid, zodat het de Britse geldhoeveelheid kon evenaren, waardoor er geen vraag meer ontstond naar het Engelse goud door de Amerikanen. Benjamin Strong had hier een gevoelig oor naar en verhoogde de krediethoeveelheid
Bovendien werd er een vergadering belegd met andere centrale bankiers uit Duitsland (Hjalmar Schacht), Frankrijk (Charles Rist) en natuurlijk Benjamin Strong alsmede Montagu Norman om de promesse disconto te verlagen. Dit had als oorzaak om te voorkomen dat de Engelse rente omhoog zou moeten gaan om hun tekorten te kunnen financieren. Hierdoor werden deze landen meegezogen in de kredietcreatie van de Bank of England. Doordat de rente onnatuurlijk laag was konden bedrijven en particulieren een groter bedrag lenen dan anders mogelijk was geweest en begonnen de consumptiedrift en waninvesteringen toe te nemen.
De krach van 1929 was een onvermijdelijke gebeurtenis, want de excessen binnen de goudstandaard waren zo hoog opgelopen dat er een grote correctie nodig was. Vanwege de krach in de Verenigde Staten besloot de Federal Reserve de nauwe geldhoeveelheid in te dammen, waardoor dit een effect had op de consumentenprijzen die allengs daalden, waardoor veel bedrijven in moeilijkheden kwamen en hun afzet moesten inperken. Dit had weer tot gevolg dat men mensen moest ontslaan, omdat de salarissen hoog bleven of minder snel daalden dan er aan productie mogelijk was. Groot-Brittannië, Australië en Nieuw-Zeeland gingen in 1931 van de goudstandaard af en konden dus naar believen weer geld drukken, zodat er voldoende liquiditeit in het systeem werd gepompt, wat natuurlijk ten koste ging van andere landen. De Verenigde Staten en Duitsland waren hiervan het grootste slachtoffer, want zij zaten nog op de goudstandaard en zagen hun exporten verdampen. De Engelsen brachten de wereldhandel hiermee een grote slag toe, want het was in feite een protectionistische maatregel in de vorm van een valutaoorlog.
Duitsland ging na de verkiezing van Adolf Hitler van de goudstandaard af en de centrale bankdirecteur Hjalmar Schacht werd bevolen om de kredietkraan open te zetten voor de opbouw van de Duitse wapenindustrie en grote publieke werken. Hetzelfde deed Roosevelt ook en verbood het Amerikaanse volk om het monetaire goud in bezit te hebben. Dit decreet duurde tot 1975. Na de inbeslagname van het goud werd het opgewaardeerd van ca. $20 naar $35.
Zoals gezegd bleek het Bretton-Woodssysteem een complete breuk met het verleden. Weliswaar was goud weer teruggekeerd als onderpinning van het financieel-economisch systeem, maar werd de dollar verheven tot de reservemuntstatus. De grote fout die werd gemaakt door J.M. Keynes, was dat hij dacht dat er een systeem kon bestaan van een reservemunt. Hetzelfde foutieve denken kunnen we bijvoorbeeld tegenwoordig zien bij de aanhangers van de euro. De kwestie is niet het creëren van een reservemunt, maar de terugkeer van het vertrouwen in het economisch systeem.
Dit vertrouwen was en is nog steeds het zoeken naar een middel waar geen schuld of claim tegenover staat. Met papieren dollars en later papieren euro’s is dat wel het geval. Op elke dollar, euro, yen, yuan, zloty, roebel etc. heerst namelijk zo’n claim. Dit houdt in dat de respectievelijke overheden deze claim moeten kunnen honoreren met een voorraad goud of zilver, de monetaire middelen bij uitstek. Is dat niet het geval dan bouwt men een economie op drijfzand en is het vertrouwen volkomen afhankelijk van de stabiliteit en kredietwaardigheid van de overheid en het systeem. Als deze goud- en zilverketenen zijn weggeslagen stelt het alle overheden in staat om zoveel mogelijk krediet en geld te (laten) creëren om zodoende aan hun wensen van verdere overheidsexpansie en economische groei te kunnen voldoen. Alle politieke ficties en illusies kunnen worden uitgevoerd, van verzorgingstaat, sociaal beleid, culturele planning tot aan het interveniëren van natuurlijk persoonlijk gedrag van de bevolking aan toe, al of niet met pseudo-onderzoeken gestaafd. In de Sovjet-Unie kende men dit fenomeen ook en men noemde dit ‘de ‘nieuwe Sovjetmens’, die voldeed aan het beeld van de ideale communistische maatschappij. Iedereen die hiervan afweek werd uiteraard verketterd, afgevoerd naar kampen, opgesloten of zelfs geëxecuteerd.
In de geschiedenis van fiatgeld oftewel geld dat niet wordt gedekt door goud of zilver, is de langste periode altijd zo’n 35 jaar geweest. Telkens na 35 jaar stort het fiatgeldsysteem in elkaar. Het Bretton-Woodssysteem van goudwisselstandaard heeft zo’n 27 jaar in beslag genomen en het volledige fiatgeldsysteem heeft nu zo’n 36 jaar geduurd van 1971 tot 2007.
Dit laatstgenoemde jaar is zeer belangrijk, want toen begonnen de kredietsystemen te stagneren en daarna in elkaar te zakken. We zien nu de naweeën van deze inzakking die zich langzaam maar zeker binnen alle sectoren van de economie gaan manifesteren. Allereerst hadden we de kredietcrisis, die alleen de hedgefondsen en zakenbanken bedreigden, later werden de commerciële banken en andere financiële instituten besmet en tegenwoordig zien we dat alle segmenten binnen de economie worden aangetast.
Op dit moment ervaren we iets dat we nooit hebben meegemaakt met goud en dat is dat er een zogenoemde backwardation is ontstaan. Backwardation is de term die in de goederentermijnmarkt wordt gebruikt, wanneer een toekomstige prijs goedkoper is dan de huidige. Contango is de term die wordt gebruikt voor de duurdere toekomstige prijs. Nu dat goud een lagere prijs hanteert voor toekomstige claims heeft niets te maken met het feit dat men verwacht dat goud goedkoper wordt, maar juist dat men niet zeker weet of het goud nog wel fysiek leverbaar is op die bepaalde datum. Er bestaan namelijk twee soorten markten in de edelmetalenbranche. Dit is een papieren goederenmarkt die voornamelijk wordt beheerst door de COMEX in New York en de LME in Londen. Voorheen waren de prijzen die werden genoteerd ook bepalend voor de fysieke handel. De fysieke markt is namelijk geheel anders en wordt bepaald door vraag en aanbod van fysiek edelmetaal. Als het fysieke metaal moeilijk of niet meer te verkrijgen is dan stijgt de fysieke prijs onafhankelijk van de papieren goederentermijnhandel. De COMEX en LME zijn papieren markten en kunnen derhalve gemakkelijk worden gemanipuleerd door grote partijen, waaronder grote banken, centrale banken of zelfs overheden via bijvoorbeeld het Plunge Protection Team, welke laatste was opgezet door Alan Greenspan in 1987 om te verhinderen dat er grote krachs konden ontstaan op de financiële markten. Dit gebeurt dus regelmatig en heeft als gevolg dat de papieren prijs kunstmatig omlaag wordt gedrukt, terwijl er een enorm tekort is aan edelmetaal bijvoorbeeld.
Wat nu feitelijk gebeurt is dat vanwege de backwardation in goud er een behoorlijke vertrouwenscrisis aan het ontstaan is in het financiële systeem, welke zijn weerslag heeft en zal hebben op de rest van de economie. Het financiële systeem is het smeermiddel van de economie en zodra dit smeermiddel niet meer aanwezig is dan stokt de handel en productie. Men heeft de tot nu toe in de reguliere media de schuld gegeven aan de banken en het tekort aan het aanwezige krediet, maar dit is echter een klein deel van het verhaal. Het grote probleem schuilt in de afwezigheid van vertrouwen in het geldsysteem en om dit vertrouwen te herstellen is het noodzakelijk om goud en zilver weer als monetaire metalen te gaan erkennen. Deze twee edelmetalen zijn altijd monetaire metalen geweest, nu is het zaak om dit eindelijk eens te onderkennen, voordat deze metalen voor eens en altijd uit het systeem verdwijnen, waardoor er geen middel meer is om het vertrouwen terug te winnen.
Als conclusie wordt er daarom gesteld dat het geen kredietcrisis betreft, maar een goudcrisis. In het bovenstaande voorbeeld kan het gebeuren dat het onderlinge vertrouwen, niet alleen van banken en financiële instellingen, maar ook van burgers richting overheid, bevolkingsgroepen onderling en landen die normaal met elkaar handel dreven compleet verdwijnt. Het leed is dan niet meer te overzien en zal zich onvermijdelijk openbaren als een apocalyptisch gebeuren.
Aan iedereen is dit komende jaar een behouden vaart toegewenst.
Bronnen:
Essays:
Almost a century of central bank cooperation; Richard N. Cooper, Harvard University, Mass. USA, juni 2005
Yes, Greenspan did it; Ludwig von Mises Institute, Auburn, Al, USA, 31 december 2008
When and why the credit crisis began; Jeffrey Tucker, Ludwig von Mises Institute, Auburn Al. USA, 1 augustus 2008
The unfolding credit crisis; Robert Blumen, Ludwig von Mises Institute, Auburn Al. USA, 14 augustus 2007
Red alert, gold backwardation; Antal Fekete, Financial Sense, PFS Group, San Diego, Ca, USA, 5 december 2008
The mechanism of capital destruction; Antal Fekete, Financial Sense, PFS Group, San Diego, Ca, USA, 20 oktober 2008
“New Soviet Man”, Inside Machine; Slava Gerovitch, Massachussetts Institute of Technology, Cambridge Mass. USA, 2 augustus 2007
Literatuur:
What has government done to our money: Murray Rothbard, Ludwig von Mises Institute, Auburn Al. USA, 1980
Human action, Ludwig von Mises, Ludwig von Mises Institute, Auburn Al. USA, ed. 1996 (orig. 1948)
Economics in one lesson; Henry Hazlitt, Crown Trade Paperbacks, New York, NY USA, 1979
Is het aannemelijk dat bij verdere verergering van de situatie er opnieuw een inbeslagname komt van goud (of zelfs zilver)?
Wat zijn de beste bronnen over de in beslagname van goud in de tijd van Roosenveld?
Bijvoorbaat dank voor de aandacht.
groet, Simon
Comments are closed.