Dit artikel is eerder verschenen in Maatstaf nr. 1/2 jaargang 44

Behalve over de uitbuiting van de Derde Wereld door het Westen en over de onderdrukking van zielige minderheden in datzelfde verderfelijke Westen, is er geen onderwerp te bedenken waarover door progressieve intellectuelen met zoveel overgave gejokt wordt als over het kapitalisme. En niet alleen progressieven, ook mensen die als ‘rechts’, ‘conservatief’ of ‘liberaal’ worden beschouwd maken zich schuldig aan het verkondigen van onzin over de vrije markt. (Om over extreem rechts maar te zwijgen: de afkeer van nazi’s en fascisten van de Vrije markt doet niet onder voor die van hun linkse tegenhangers.)

De houding van progressieve intellectuelen tegenover het kapitalisme heeft de laatste jaren een duidelijke verandering ondergaan. moest de vrije markt een paar jaar geleden nog volledig worden uitgeroeid en vervangen worden door een socialistische/communistische heilsstaat van de communistische experimenten in Nicaragua had links Nederland nog hoge verwachtingen sinds de ineenstorting van het communisme in het Oostblok is er ook in progressieve kringen nauwelijks meer iemand te vinden die voor een dergelijk programma warm kan lopen. Meer socialisme, daar geloven zelfs de socialisten niet meer in. Maar het falen van het socialisme heeft er niet toe geleid dat de progressief ineens warme gevoelens is gaan koesteren jegens het kapitalisme. De huidige consensus onder vooruitstrevende denkers luidt: socialisme werkt niet, maar kapitalisme deugt niet; het beste wat we op aarde kunnen bereiken is een mengeling van beide systemen: een systeem dat gedeeltelijk niet werkt en gedeeltelijk niet deugt. Van het oude progressieve optimisme is weinig meer over. Van iemand die grote, soms revolutionaire veranderingen voorstond, is de progressief veranderd in iemand die de status-quo verdedigt; hij doet precies datgene waar hij tien jaar geleden nog zo’n hevige afkeer van toonde. De progressief is conservatief geworden, maar beschouwt zichzelf vreemd genoeg nog steeds als progressief.

Zij die als ‘rechts’ of ‘liberaal’ worden beschouwd, zijn het in grote trekken met de progressief eens; ook zij staan een mengeling voor van kapitalisme en socialisme; het enige verschil is dat ze een mengsel willen met een beetje meer kapitalisme en een beetje minder socialisme. We verkeren momenteel in de merkwaardige situatie dat het marktdenken weliswaar in opmars is, maar dat echte voorstanders van de vrije markt zich nog niet hebben geroerd.

Het debat over de voor- en nadelen van de vrije markt dat het afgelopen jaar in de Volkskrant werd gevoerd, kan dit illustreren: de meeste stukken werden geschreven door verdedigers van de status-quo, en in de drie stukken waarin voor meer markt werd gepleit (F. Bolkestein, 9-I I-I 994; A. Rinnooy Kan, 17-1-1995; Rick van der Ploeg & Marjet van Zuylen, 28-4- I 995) werd verkondigd dat de vrije markt heel wat defecten bezat die slechts door staatsingrijpen konden worden verholpen.

Zo stelde Rick van der Ploeg dat de vrije markt zelfs tekortschiet op gebieden als vervoer, gezondheidszorg, en technologieontwikkeling. Ook was volgens hem antikartelwetgeving noodzakelijk, en in een interview in HP/De Tijd (1-9- I995) stelde hij bovendien dat ook beroepen als notaris, apotheker e.d. niet op de vrije markt kunnen worden uitgeoefend; deze beroepsbeoefenaars moesten maar tot ambtenaar worden gemaakt. Tevens vindt hij dat de overheid moet zorgen voor zaken als ‘een wet op de loopbaanonderbreking’. – Tot zover de meest actieve propagandist voor de vrije markt.

Werkgeversvoorzitter Rinnooy Kan meende dat de overheid moet ‘bijsturen’ ‘om de nationale zaak bij elkaar te houden’ en ‘dreigende versplintering’ tegen te gaan die zou optreden wanneer de Nederlandse burger de vrijheid zou krijgen zelf te beslissen wat bij met zijn leven en zijn eigendommen doet, in plaats van dat dit voor hem beslist wordt door een kleine elite van politici en bureaucraten. Helaas liet Rinnooy Kan na uit te leggen waarom ‘de nationale zaak’ uit elkaar zou spatten bij invoering van een vrije markt: dat dit zou gebeuren beschouwde hij kennelijk als zo vanzelfsprekend dat hij nadere uitleg overbodig achtte. (Een van de overheidsingrepen die Rinnooy Kan ongetwijfeld noodzakelijk acht is het van staatswege instellen van import-belemmeringen, zodat Nederlandse ondernemers ongestoord de consumenten het geld uit de zak kunnen blijven kloppen met hun veel te dure producten. Een andere ingreep in de vrije markt die Rinnooy Kan niet zal afwijzen is de enorme subsidiestroom in de richting van het Nederlandse bedrijfsleven.)

Frits Bolkestein tenslotte vond zelfs de Verenigde Staten, waar veertig procent van het nationaal inkomen door de staat wordt opgeslokt, al veel te kapitalistisch. – Over Hongkong, dat veel kapitalistischer is dan de VS, en waar geen ‘Amerikaanse toestanden’ (getto’s, hoge criminaliteit, rassenrellen e.d.) heersen, hield hij wijselijk zijn mond.

Ik heb wat kranten en tijdschriften van het afgelopen jaar doorplozen om erachter te komen wat er nu eigenlijk zo verschrikkelijk is aan de vrije markt dat zelfs ‘rechtse’ lieden als Rinnooy Kan en Frits Bolkestein er geen vertrouwen in hebben. Ik vond slechts onzin. Een uitgebreide behandeling van alle onzin zou een volledig boek beslaan; ik zal me hier beperken tot het beknopt behandelen van een tiental stellingen:

1 Kapitalisme leidt tot dwangarbeid en massamoord in door de staat opgerichte concentratiekampen.

Sommige stellingen zijn zo absurd dat je je al snel belachelijk maakt als je ze serieus gaat bestrijden. Omdat deze stelling, hoe absurd ook, opmerkelijk vaak wordt verkondigd, zal ik dit risico toch maar nemen.

Dr. Salemink van de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht omschreef in Trouw (2-7-1994) de jodenvernietiging in Auschwitz als ‘het brutale gezicht van de vrije markt’. De nazi’s gingen volgens dr. Salemink hun gang zonder dat de ondernemingsgewijze productie vervangen werd door een vorm van staatseconomie’.

Dat de meeste ondernemingen onder de nationaal-socialisten officieel niet werden genationaliseerd, is juist. In naam waren de ondernemingen in privéhanden, maar de ondernemers hadden niets te zeggen over hun eigen onderneming; in feite werd de gehele economie in nazi-Duitsland, net als in de communistische Sovjet-Unie, door de staat bestuurd. De Duitse staat schreef de ondernemingen dwingend voor wat ze moesten produceren, in welke hoeveelheden, tegen welke prijzen, aan wie ze moesten leveren, enzovoorts, enzovoorts. De ondernemers in nazi-Duitsland waren slechts zetbazen van de staat. Kortom, waar dr. Salemink het brutale gezicht van de vrije markt ontwaart, is niets anders te zien dan het brutale gezicht van de staat.

Wie meent dat dit soort absurditeiten alleen door progressieve katholieken wordt verkondigd, vergist zich. Frits Bolkestein kwam in HP/De Tijd (21-4-1995) met soortgelijke kritiek op de Vrije markt. Het kapitalistische model zoals Ayn Rand dat voorstond een bijna volledig vrije markt, waar de rol van de staat beperkt is tot politie, justitie en nationale defensie – zou volgens Bolkestein weliswaar niet leiden tot ‘Auschwitz’, maar wel tot ‘de Gulag’ (de concentratiekampen in de communistische Sovjet-Unie). Op welke manier een vrije-marktsysteem tot dergelijke door de staat opgerichte concentratiekampen leidt, en wat het communistische regime in de Sovjet-Unie eigenlijk met de vrije markt te maken heeft, dat vertelde Bolkestein er helaas niet bij.

Het is vermakelijk om te zien dat wanneer critici van de Vrije markt voorbeelden geven van moorddadige uitwassen van de Vrije markt, ze onveranderlijk met regimes komen aanzetten waar de Vrije markt was vervangen door een door de staat geleide economie.

2 De markt gaat gepaard met ‘het vooropstellen van het eigenbelang, zelfs met egoïsme’.

Een eenvoudig te ontkrachten stelling. In een vrije markt kan iedereen zelf bepalen hoe hij zijn inkomen besteedt. In onze verzorgingsstaat berooft de staat de burger van meer dan de helft van zijn inkomen, en besteedt dit voor een flink deel aan ‘goede doelen’ (liefdadigheid aan dictators in de Derde Wereld, aan onleesbare schrijvers en literaire tijdschriften, aan talentloze regisseurs, aan boeren, aan studenten, aan politieke partijen, aan de jongerenvakbond FNV, aan Veilig Verkeer Nederland, aan het COC, aan anti-discriminatiebureautjes, aan mensen met kindertjes, aan omroepverenigingen, aan ondernemers, aan zieken, zwakken en luien, aan de koningin, enzovoorts. Als iemand onder dwang een groot deel van zijn inkomen aan goede doelen moet afstaan, hoeveel zin zal hij dan nog hebben om een deel van zijn resterende inkomen vrijwillig aan dergelijke goede doelen te besteden? Zo iemand zal zeggen: ‘Die goede doelen, daar zorgt de staat al voor met mijn belastingcenten; de rest geef ik voor mezelf uit.’ Het is duidelijk dat zo iemand zich heel wat egoïstischer zal gedragen dan wanneer hij zijn volledige inkomen zelf zou mogen besteden, en de staat alle vormen van liefdadigheid aan het privé-initiatief zou overlaten. Kortom, niet de vrije markt leidt tot egoïstisch gedrag, maar overheidsinterventie.

Progressieve geesten zullen nu zeggen: ‘Dat kan wel zijn, maar wanneer de staat geld van de burgers afpakt en aan goede doelen besteedt, zal het totale percentage van het inkomen van de bevolking dat aan goede doelen wordt besteedt groter zijn dan wanneer de burgers op vrijwillige basis geld aan goede doelen geven; en dus zal de solidariteit groter zijn.’ Het begrip ‘solidariteit’ wordt hier wel op een heel merkwaardige manier gebruikt. Solidariteit veronderstelt vrijwilligheid. Iemand die zijn geld aan goede doelen afstaat omdat er anders een paar potige, gewapende mannen in uniform bij hem aan de deur komen, kan je moeilijk solidair noemen; zo iemand is eerder het slachtoffer van afpersing.

3 De vrije markt leidt tot werkloosheid.

Hoe precies die vrije markt tot werkloosheid leidt, wordt door geen van de klagers uitgelegd. Het enige wat men doet is verwijzen naar de hoge werkloosheid die in het ‘kapitalistische’ Westen heerst. Dat uitleg achterwege blijft is niet verwonderlijk, want niet de vrije markt, maar overheidsinterventie is verantwoordelijk voor de werkloosheid in het Westen.

Welke socialistische overheidsmaatregelen leiden tot werkloosheid? In de eerste plaats zijn dat de uitkeringen. Nogal wat mensen hebben geen zin veertig uur per week te werken als ze een redelijk bestaan hebben van een uitkering van ƒ1300,- netto plus huursubsidie (eventueel aangevuld met wat zwart bijwerken).

In de tweede plaats is dat het wettelijke minimumloon. In Nederland is een werkgever ƒ2700,- per maand kwijt als hij iemand tegen het minimumloon in dienst neemt. Je moet als werknemer dus meer dan ƒ2700,- per maand opbrengen om een baan te kunnen bemachtigen. Werknemers die deze productiviteit niet halen – bijvoorbeeld omdat ze laaggeschoold zijn en nog geen werkervaring hebben – maar die bijvoorbeeld wel ƒ2500,- per maand zouden kunnen verdienen, ƒ2000,-, of ƒ1600,-, en die dus uitstekend in staat zijn om door arbeid in hun eigen onderhoud te voorzien, worden door de staat verboden te werken en worden gedwongen om permanent in de bijstand te parasiteren op de werkkracht van de belastingbetaler. De term ‘minimumloon’ zou dan ook beter vervangen kunnen worden door de term ‘arbeidsverbod voor laaggeschoolden’.

In de derde plaats is dat het van overheidswege opgelegde algemeen verbindend verklaren van CAO’s. In de cao’s wordt onder andere een minimumloon voor de gehele bedrijfstak afgesloten dat meestal flink boven het wettelijke minimumloon ligt. Dit leidt, op dezelfde manier als het wettelijke minimumloon, tot werkloosheid. (Dit kunstmatig hoog houden van de brutolonen van mensen met werk, ten koste van de mensen die hierdoor geen werk kunnen vinden, wordt door progressieve geesten aangeprezen als ‘sociaal beleid’).

4 Het kapitalisme maakt ‘consumptie tot de armoedige maat van het leven’.

Het is waar dat er in een vrije markt veel meer geconsumeerd zal worden dan in de huidige gemengde economie, omdat er ook veel meer geproduceerd wordt. Maar daarmee wordt consumptie nog niet tot ‘de maat van het leven’ gemaakt. Het is precies omgekeerd: hoe meer het verlangen naar geld wordt bevredigd, hoe minder belang men aan extra geld zal hechten, en hoe meer belang men aan vrije tijd en andere immateriële zaken zal hechten. Dit is een gevolg van wat economen het ‘afnemend grensnut van geld’ noemen.

5 De vrije markt is slecht voor het milieu; alleen staatsinterventie in de vrije markt kan het milieu redden.

Een merkwaardige stelling. Wie de wereld bekijkt ziet gebieden waar het milieu relatief zwaar vervuild is (het Oostblok) en gebieden waar het milieu een stuk minder vervuild is (het Westen). Tevens is bekend dat in het Oostblok de vrije markt bijna volledig was afgeschaft, terwijl in het Westen, naast een flinke dosis overheidsinterventie, ook gedeeltelijk de vrije markt kon functioneren. Iemand die tot twee kan tellen zou concluderen dat het de overheidsinterventie in de markt is die tot vervuiling leidt, maar de progressief concludeert vreemd genoeg precies het omgekeerde.

6 De vrije markt heeft gezorgd voor vernietiging van de aardse hulpbronnen.

Het is waar dat in een vrije markt meer aardse hulpbronnen worden verbruikt dan in een door de overheid verstikte markt. Dit komt omdat er in een vrije markt meer geproduceerd wordt. Maar wie denkt dat de aardse hulpbronnen nu vernietigd zijn, of zelfs maar schaars aan het worden zijn, begrijpt niet hoe het prijsmechanisme werkt. Als een product schaarser wordt terwijl de vraag gelijk blijft (of groeit), dan zal de prijs van het product stijgen. De prijs stijgt zelfs al voordat het product schaars wordt: het stijgt al op het moment dat venwacht wordt dat het product in de toekomst schaars zal worden. Als we naar de prijzen van de aardse hulpbronnen kijken, dan zien we dat die de laatste eeuwen en ook de laatste decennia over de gehele linie flink gedaald zijn – een bewijs dat de aardse hulpbronnen steeds overvloediger voorradig worden, en niet steeds schaarser, zoals vooruitstrevende denkers menen. Dit is niet verwonderlijk, aangezien door nieuwe technologieën steeds betere methoden worden gevonden om aardse hulpbronnen aan te boren, steeds betere methoden worden gevonden om aardse hulpbronnen te benutten, en steeds nieuwe aardse hulpbronnen kunnen worden aangeboord.

Maar goed, stel je bent een intellectueel, je begrijpt niets van het prijs-mechanisme, en je begrijpt ook niets van de rol van technologie. Je bent iets minder pessimistisch dan Wouter van Dieren van de Club van Rome; je denkt niet dat de aardse hulpbronnen nu al vernietigd zijn, maar je denkt dat dit over laten we zeggen tweehonderd jaar het geval zal zijn wanneer we doorgaan in het huidige tempo te consumeren. Dan kun je de consumptie halveren door heel armoedig te gaan leven. Op die manier kan de mensheid nog vierhonderd jaar armoedig leven in plaats van tweehonderd jaar prettig leven. Wie dit een vooruitgang vindt, moet vooral zelf beginnen met armoedig te leven iets wat vreemd genoeg maar bijzonder weinig milieuactivisten doen. Wat ze wel doen is een dergelijk armoedig leven opdringen aan de minder bedeelde medemens.

(Ook Freek de Jonge, die tegen de uitbreiding van Schiphol demonstreerde, piekert er niet over het vliegtuig voortaan te laten staan; hij meent dat het voldoende is om met een pakje boter op z’n hoofd te demonstreren, Voor Freek is het niet erg als het aanbod van vluchten laag blijft, en de vliegprijzen dus hoog blijven: Freek is, in tegenstelling tot de meeste van zijn medeburgers, rijk genoeg om zonder problemen een duur ticket te kunnen betalen. – Overigens is Freeks optreden wel een vooruitgang te noemen in vergelijking met het optreden van Boudewijn Buch. Deze milieuactivist roept in postbus-51-spotjes met huilerige stem zijn medeburgers op de kachel lager te zetten en de auto te laten staan, terwijl hij zelf zo’n vijftig keer per jaar op Schiphol is te vinden. Misschien een idee om Buch in een volgend milieuspotje zijn idealistische boodschap te laten verkondigen vanaf de Europese boterberg?

7 De vrije markt heeft geleid tot de enorme schuldenlast van de derdenwereld

Gedeeltelijk is dit waar.: zonder de (half)vrije markt in het Westen hadden we hier nooit genoeg welvaart geproduceerd om de derde wereld zoveel geld te kunnen lenen. Maar ook de gigantische schuldenlast van de Derde Wereld kon alleen ontstaan door overheidsingrijpen in de vrije markt: het schuldenprobleem van de Derde Wereld betreft schulden die gemaakt zijn door de overheden van Derde Wereldlanden.

Het onbeperkte vertrouwen dat de progressieve intellectueel in de Derde Wereldlanden had, werd wreed beschaamd: het leeuwendeel van de westerse leningen (en de ontwikkelingshulp) werd ofwel direct doorgesluisd naar Zwitserse privé-rekeningen, ofwel het werd gebruikt voor zinloze prestigeprojecten die weliswaar het ego van de politici streelden, maar die bij de gemiddelde Derde- Wereldbewoner – die geacht wordt de leningen af te betalen – geen brood op de plank brachten. Onnodig te vermelden dat deze gang van zakene door progressieve geesten zolang mogelijk werd verzwegen. Als gevolg hiervan is de schuldenlast die op de bewoners van de Derde Wereld drukt inmiddels opgelopen tot zo’n zeventienhonderd miljard dollar – met dank aan de westerse intellectuelen en politici.

8 De vrije markt is verantwoordelijk voor ‘de leeggeviste oceanen’

Ook het leegvissen van de oceanen is een voorbeeld van de ellende die het gevolg is van het ontbreken van een vrij markt. Immers, de oceanen zijn geen privé-bezit, maar, heel socialistisch, ‘gemeenschappelijk bezit’. De oceaan is van iedereen en dus van niemand, en het lot van de Oceaan is het lot van la het gemeenschappelijke bezit: het wordt leeggeroofd. De oplossing? Laat je socialistische principes los, privatiseer de oceanen, en je bent van deze ellende af.

9 De vrije markt leidt tot kinderarbeid, waardoor het lot van de kinderen sterk verslechterd

Ook Bolkestein toonde zich onlangs in het programma Zomergasten nog een heftig bestrijder van kinderarbeid. Hij suggereerde zelfs dat hij, indien hij wat eerder geboren zou zijn, als een echte socialist de barricades was opgegaan om te strijden tegen de vuige kapitalistische fabrieksdirecteuren die zo immoreel waren om kinderen werk te verschaffen. Nu is het waar dat in een vrije markt kinderen het recht hebben door arbeid in hun eigen onderhoud te voorzien. Op die manier worden kinderen in staat gesteld ook in een onderontwikkelde economie, waar een groot deel van de ouders niet in staat is in het onderhoud van het kroost te voorzien, te overleven. Eind achttiende, begin negentiende eeuw leidde invoering van het ‘rauwe’, ‘harde’ kapitalisme behalve tot hogere lonen en een hogere levensverwachting van de bevolking ook tot een enorme bevolkingsexplosie als gevolg van de sterk afnemende kindersterfte. (Het percentage kinderen in Londen dat voor het vijfde jaar stierf nam af van 74,5 procent in de periode 1730-1749 tot 31,8 procent in de periode 1810-1829.) Was de bevolking door Staatsinterventie eeuwenlang stationair gebleven, de industriële revolutie zorgde in Engeland voor een verdubbeling van de bevolking in zeventig jaar tijd (van 1750-1829); de kinderen die voordien crepeerden, konden overleven door arbeid te verrichten in fabrieken. Dat het lot van de kinderen hierdoor verslechterde, zoals door progressieve geesten wordt verondersteld, is moeilijk in te zien.

10 De vrije markt leidt tot een immigratieprobleem.

Dit klopt gedeeltelijk. Was het Westen even socialistisch als de Derdewereldlanden, dan zou er geen immigratieprobleem zijn, eenvoudig omdat de Derde-Wereldbewoners geen enkele reden meer zouden hebben naar het Westen te emigreren; het Westen zou dan zelf onderdeel uitmaken van de Derde Wereld. Maar uiteindelijk is het immigratieprobleem (dat wil zeggen het probleem hoeveel immigranten er jaarlijks tot Nederland moeten worden toegelaten, en welke criteria voor toelating er gesteld moeten worden) een gevolg van overheidsinterventie in de vrije markt. Als de staat de immigratie regelt, is er sprake van een permanent en onoplosbaar conflict tussen voorstanders van immigratie en tegenstanders van immigratie. Beide groepen proberen de staat te gebruiken om de andere groep de eigen voorkeur op te leggen. De staat sluit vervolgens een compromis, en de uitkomst is voor beide groepen teleurstellend. Dit is in Nederland duidelijk merkbaar: de intellectuelen kankeren dagelijks in de media over het schandelijk restrictieve immigratiebeleid, en de arbeiders kankeren dagelijks op straat over het schandelijk ruimhartige immigratiebeleid. In een volledig vrije markt zou het Nederlandse grondgebied volledig geprivatiseerd zijn, en zouden het de afzonderlijke grondbezitters zijn die voor hun grondgebied bepalen wie er wordt toegelaten. Is dit niet bijzonder verwerpelijk, omdat het immigratiebeleid dan gevoerd zou worden door het verwerpelijke, reactionaire en uitbuitende Grootkapitaal? Wie dat denkt, begrijpt niet hoe de markt werkt. In de markt is de klant koning; de grondbezitter die niet luistert naar de wensen van zijn klanten (de bewoners van zijn grond), zou al snel klandizie verliezen, verlies maken, en uiteindelijk failliet gaan – zoals dat met iedere ondernemer gebeurt die de wensen van zijn klanten negeert. De grondbezitter op wiens grond veel intellectuelen wonen, zal er verstandig aan doen een volledig vrij immigratiebeleid te voeren, om op die manier te voorkomen dat zijn klanten naar elders verhuizen. De grondbezitter daarentegen op wiens grond veel arbeiders wonen zal er om dezelfde redenen verstandig aan doen een zeer restrictief immigratiebeleid te voeren. We zien dan een perfect beeld ontstaan: mensen die immigranten een verrijking vinden en die graag in een multicultureel samenleving willen wonen, genieten ook zelf het voorrecht te wonen in buurten met veel immigranten; en tegenstanders van immigratie genieten het voorrecht te wonen in wijken met weinig of geen immigranten. Zo is iedereen tevreden. Dit in tegenstelling tot de huidige situatie waarin de staat de immigratie regelt, en waarin je de tegenstanders van immigratie kunt horen mopperen dat er in hun buurt zoveel immigranten wonen, terwijl je tegelijkertijd de voorstanders van immigratie kunt horen mopperen dat er in hun buurt zo weinig immigranten wonen (al hoor je dit laatste vreemd genoeg wat minder vaak – zelf heb ik het eigenlijk nog nooit gehoord). In plaats van een permanent en onoplosbaar conflict, zoals dat door het huidige overheidsingrijpen wordt gecreëerd, is er in een vrije markt sprake van een harmonieuze situatie waarbij iedereen zelf direct kan profiteren van het beleid dat hij voorstaat, en waarbij geen enkele groep de andere groep zijn voorkeuren kan opleggen.