Timothy Evans: Conservative Radicalism: A sociology of Conservative Party youth structures and libertarianism 1970-1992, Berghahn Books, 1996

De prijs die ik in London heb moeten betalen voor dit, weliswaar mooi verzorgd en gebonden, boek was dermate hoog dat alleen een specifiek onderwerp als dit het enigszins dragelijk maakt. Het lijkt me dan ook niet in een boek dat een grotere lezerskring tot zich kan rekenen dan direct betrokken en geïnteresseerden in het libertarisme en/of de jongeren- en studentenorganisaties van de Conservative Party. De auteur van dit boek is als medewerker van het Adam Smith Institute zeker geen onbekende met betrekking tot het libertarisme en steekt zijn sympathie voor deze stroming niet onder stoelen of banken. Dit kan nadelig zijn voor de objectiviteit van deze studie, maar zoals de auteur ook zelf stelt is dit boek al bijzonder doordat zij de sterke libertarische stroming binnen de conservatieve jongeren niet afdoet als een niet-serieuze (nieuwrechtse) stroming voor opgroeiende adolescenten. Verder onderscheidt het boek zich door een verfrissend gebrek aan de links-progressieve benadering, die de meeste van dergelijke studies kenmerkt.

Het vertrekpunt van deze studie is de defensieve positie van het naoorlogse conservatisme, in het bijzonder de positie van jongeren hierin. De kritiek van Nieuwe Links, met auteurs als Adorno in het bijzonder, zette een niet gering aantal conservatieve jongeren (studenten) aan het denken over de grondslagen van hun tot dan toe beleden politieke ideologie. De beschuldigingen van bekrompenheid en autoritair handelen noopte tot een vernieuwing van het, tot dan toe door Burke en traditionalisme geïnspireerde politieke denken van de Tory’s. De uitdaging voor de jonge conservatieven lag er dan ook in om zowel het egalitaristische en totalitaire socialisme als het traditionalistische conservatisme te pareren. En deze impasse schepte het ideale klimaat voor de receptie van de uit de VS overgewaaide libertarische opvattingen.

Het aantrekkelijke van de libertarische filosofie bestond hierin dat zij het traditionele links-rechts denken wist te omzeilen. Door zowel het uitgangspunt van de individuele vrijheid toe te passen op het persoonlijk als economisch handelen omzeilde zij zowel het dirigistische economische denken van de Labour Party als het overheidspaternalisme van de Conservative Party. Gecombineerd met een bloeiende individualistische tijdsgeest en de charme van het consequente denken van libertarische auteurs als Ayn Rand en Murray Rothbard vormde het libertarisme een tot op heden bloeiende voedingsbodem voor jonge conservatieven.

Dat deze omslag niet zonder slag of stoot ging is een bijna overbodige opmerking. Zowel het traditionele partijbestuur van de Conservative Party als de verdeeldheid binnen de conservatieve jongeren- en studentenorganisaties speelde hierbij een grote rol. Vermakelijk zijn dan ook het lezen van de pogingen van het centrale bestuur om het oprukkende "extreem-rechtse" gedachtegoed binnen de conservatieve jongeren een halt toe te roepen. Maar zoals het een veelkoppig monster betaamt steekt het radicale vrije marktdenken telkens opnieuw de kop op. Ook de interne verdeeldheid binnen de conservatieve jongeren werd niet zelden in het voordeel van de radicaal-liberalen beslecht.

Een belangrijke tweede impuls voor het libertarisme binnen de conservatieve jongeren vormde de opkomst van de regering Thatcher. Haar regering was volgens Thatcher zelf "about the application of a philosophy". En deze filosofie was in grote mate de door denkers als Hayek geïnspireerde reductie van de omvang van de overheid in het sociaal-economische leven van de burger. De conservatieve jongeren voelden zich in hun verzet tegen de "Wets", de behoudende conservatieve jongeren, gesteund door de radicalisering binnen de top van de Tory’s zelf. De strijd en discussies die binnen de engelse jonge conservatieven worden gevoerd zijn enigszins vergelijkbaar met die binnen de JOVD. Ook hier staan klassiek liberalen tegenover behoudende ontplooingsliberalen. En ook hier zijn de radicale vrije marktdenkers politiek filosofisch beter onderlegd dan hun opponenten.

Een belangrijk verschil is echter de grote mate van creativiteit en ‘joi de vivre’ onder de l Engelse libertarische conservatieve jongeren. Geinspireerd door de schreeuwerige manier van politiek bedrijven van links voeren de jonge conservatieven een intensieve campagne op de universiteiten om het vrije markt denken uit te dragen. Door middel van ironische persiflages op de pamflettistische stijl van links probeert men de progressieve jeugd te provoceren. De ‘Pravda’ wordt omgedoopt in de ‘Tory Militant’ voor de ‘Capitalist Worker’, de ‘Contra’s worden gesteund in hun strijd tegen het communisme en Nelson Mandela wordt weggezet als een reactionaire communist. Een dergelijke luchtige en politiek incorrecte manier van politiek bedrijven doet de Nederlandse jongerenpolitiek lijken op een willekeurige avond uit de Avonden van Gerard Reve. Nadeel is natuurlijk dat dergelijke vormen van politiek bedrijven overbelicht worden en de doortimmerde libertarische betogen gepasseerd worden door de media.

Een en ander wordt aan het einde van het boek nog cijfermatig onderbouwd door interessante cijfers met betrekking tot de politieke opvattingen van de jonge conservatieven. Interessant gegeven is de ook hier bevestigde mondiale trend dat opvattingen van (liberale) politieke jongerenorganisaties op het gebied van persoonlijke vrijheid steeds meer tenderen naar (gematigd) libertarische opvattingen. Verder natuurlijk de reeds bekende constatering dat politieke jongerenorganisaties in grote mate het domein zijn van hoog opgeleide jongeren. Behalve de politiek sociologische relevantie van een dergelijk boek is het voor de klassiek liberalen en libertariërs binnen Nederlandse liberale jongeren natuurlijk een hoopvol stemmend boek Als het werkelijk zo is dat Nederland in alles jaren achter loopt staan de Nederlandse jonge liberalen van de JOVD nog heel wat te wachten.