In het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau staat een opmerkelijke passage over de gevolgen van de heersende gelijkheidsideologie. ‘Burgers zoeken het beste voor zichzelf: ruime woningen in een aangename omgeving, technisch geavanceerde medische behandelingen zonder wachtlijst, kwaliteitsonderwijs voor hun kinderen, en filevrije recreatie.’ De aanbieders van zulke diensten staan al klaar, ‘maar deze markt wordt door de overheid, overigens op respectabele gronden, aan banden gelegd.’

Wat zouden die ‘respectabele gronden’ kunnen zijn? Wat is er respectabel aan om te verhinderen dat mensen geavanceerde medische behandelingen zonder wachtlijst kunnen krijgen? Wat is er zo prachtig aan files dat recreatie zonder files taboe wordt verklaard? Wat is er zo verwerpelijk aan kwaliteitsonderwijs dat het tegengewerkt moet worden?

Neem de privé-klinieken die het lef hebben geavanceerde medische behandelingen zonder wachtlijst aan te bieden, en die door de staat fanatiek worden tegengewerkt. De reden van de tegenwerking: ‘er moet worden voorkomen dat er een tweedeling in de zorg ontstaat’. Ook als anderen daarvan geen directe hinder hebben, is behandeling zonder wachtlijst voor mensen die zich dat kunnen permitteren niet toegestaan, aldus liet minister Borst vorig jaar weten.

Kortom: als niet iedereen het geld heeft om een goede medische behandeling zonder wachtlijst te kunnen betalen, dan maar liever niemand. "Dan maar liever allemaal arm", aldus een gevleugelde uitspraak van Mulisch uit zijn Cuba-tijd. Dan maar liever allemaal op de wachtlijst, aldus zegt de staat het Mulisch na. Dan maar liever allemaal in de file. Dan maar liever allemaal naar middelmatige scholen.

Het is de mentaliteit van het pruilende kind dat, omdat hij zelf geen fiets heeft, ook de fiets van zijn broertje kapot maakt zodat die tenminste ook niet kan fietsen. Het grote verschil: het kind is nog te onschuldig om te pretenderen dat dit een daad van rechtvaardigheid is; de gedachte dat hij de wereld een dienst bewijst met z’n destructieve afgunst, dat zijn daad gerechtvaardigd is ‘om te voorkomen dat er een tweedeling in het fietsen ontstaat’, komt niet bij ‘m op. Om zoiets te verzinnen, daarvoor moet je eerst volwassen en progressief worden.

Hoeveel onnodig patiëntenleed veroorzaakt de staat door het tegenwerken van privé-klinieken? Dat is onbekend: het is het soort onderzoek dat niet snel door de staat gefinancierd zal worden.

Kinderen worden op scholen voortdurend voorgelicht over alle reële en vooral denkbeeldige gevaren die hun welzijn bedreigen, van aids tot en met drugs. Het zou een goed idee zijn om ook eens een voorlichtingscampagne te beginnen over de gevaren van de gelijkheidsideologie en daaruit voortvloeiende staatsinterventies in de vrije markt, onder het motto ‘de staat maakt meer kapot dan je lief is’.

Gezien de inspanningen van de staat om kwaliteitsonderwijs tegen te gaan (‘op respectabele gronden’, dat wel), zal dat nog wel even duren.