Uit het libertarische basisprincipe volgt dat alle vrijwillige transacties tussen mensen toegestaan dienen te worden; een vrijwillige transactie is immers geen geweldsinitiëring.
1.Het libertarisme in het kort
In dit artikel zal ik iets uitleggen over het libertarisme, een op vrijheid gebaseerde politieke filosofie. Het libertarisme kan je in één zin samenvatten, bijvoorbeeld de volgende: iedereen heeft de vrijheid te doen en laten wat hij wil, behalve een niet-agressief persoon aantasten in persoon of eigendom. Het wordt ook wel zo geformuleerd: niemand mag geweld initiëren. Geweld wordt in dit verband gedefinieerd als het beschikken over de persoon of het eigendom van een ander terwijl die ander daar bezwaar tegen heeft, of het dreigen hiermee.
Uit het basisprincipe van het libertarisme volgt bijvoorbeeld dat je niet mag stelen, moorden, verkrachten, etc. Echter, als iemand anders met geweld begint mag je je wel met geweld verdedigen of laten verdedigen. Fraude (het tot stand brengen van een ruil met een ander d.m.v. een leugen) wordt binnen het libertarisme ook gezien als geweldsinitiëring.
Nu is bijna iedereen het er over eens dat de libertarische non-agressie regel van toepassing behoort te zijn op het gedrag van normale burgers onderling. Het bijzondere aan het libertarisme is dat zij de non-agressie regel ook van toepassing wil laten zijn op mensen die handelen in opdracht van overheden. Veel overheidswetten zijn namelijk gebaseerd op geweldsinitiëring en libertariërs zien deze wetten graag verdwijnen. Bijvoorbeeld: de dienstplichtwet. De dienstplicht houdt in dat jonge onschuldige medemensen gedwongen worden arbeid te verrichten en andere bevelen uit te voeren, ook als ze daar geen zin in hebben. Dedienstplicht is een vorm van slavernij. Als jonge mannen dienstweigeren (zowel de militaire als de vervangende dienst) worden ze in de gevangenis gestopt, terwijl ze zelf geen geweld hebben gepleegd.
Door middel van de dreiging met gevangenisstraf initieert de staat geweld tegen dienstplichtigen. Het is echter geen geweldsinitiëring als de overheid verkrachters in de gevangenis stopt; in dit geval is het de verkrachter die begon met geweld. Hieronder volgen een aantal andere voorbeelden van toepassingenvan het libertarisme.
2.Staatsterrorisme
Als Jantje een misdaad (met een misdaad bedoel ik een geweldsinitiëring) tegen mij begaat mag ik hem daarvoor straffen.(Een straf behoort wel proportioneel te zijn; je mag een ander niet neerschieten voor het stelen van een kauwgompje.) Maar ik mag niet Jantje’s zusje Rietje straffen voor de misdaad van Jantje, want dat zou geweldsinitiëring tegen Rietje zijn. In het groot mag dit ook niet, vind ik. Daarom mogen staten in een oorlog geen bommen gooien op onschuldige burgers. Aan het einde van de tweede wereldoorlog gooide de Amerikaanse staat bijvoorbeeld atoombommen op Japanse steden met het oogpunt om de Japanse staat te motiveren om zich over te geven. Deze daad is van hetzelfde kaliber, maar dan op veel grotere schaal, als de actie van een terroristische groep die onschuldige burgers laat ontploffen om een staat te motiveren op de houden met de onderdrukking van een bepaalde bevolkingsgroep.
Niet alle Japanse burgers hebben meegewerkt aan de oorlog en onschuldige Japanners mogen niet gestraft worden voor de daden van schuldige Japanners die wel aan de oorlog meewerkten; dit komt op hetzelfde neer als het straffen van Rietje voor een misdaad van haar broertje. Zelfs al streef je een lovenswaardig doel na, het stoppen van een oorlog of het bevrijden van een volk, volgens het libertarisme is het doden van onschuldige burgers een ongeoorloofd middel hiertoe. Als het doden van onschuldige burgers niet een middel maar een neveneffect is, dan heb ik er soms wel begrip voor. Bijvoorbeeld: ik vind het persoonlijk soms wel goed om in een oorlog militaire doelen van de vijand te bombarderen, ook als je weet dat er bij die actie een paar burgerslachtoffers zullen vallen.
Verplichte boycots
Toen de Iraakse staat Koeweit bezette stelden westerse regeringen een boycot in tegen alle Iraakse burgers voor de meeste produkten. Iedereen is verplicht om aan deze boycot mee te werken; mensen die toch handel proberen te drijven met Irakezen worden tegengehouden of kunnen gestraft worden. Alle Iraakse burgers worden hiermee gestraft voor de daden van de Iraakse staat. Ongeacht het doel van deze sancties, om dezelfde reden als hierboven beschreven is dit libertarisch ongeoorloofd.
3.Het minimumloon
Uit het libertarische basisprincipe volgt dat alle vrijwillige transacties tussen mensen toegestaan dienen te worden; een vrijwillige transactie is immers geen geweldsinitiëring. Het geheel aan vrijwillige transacties tussen mensen kan je de vrije markt noemen. Als de overheid een vrijwillige transactie verbiedt, dan is dit een geweldsinitiërende interventie. Immers, zoals altijd kan de overheid alleen wetten handhaven als ze bereid is geweld te gebruiken tegen hen die ze overtreden.
Als Jantje en Pietje bijvoorbeeld afspreken dat Pietje werk gaat doen voor Jantje in ruil voor een uurloon dat onder het wettelijk minimumloon zit, dan is dit libertarisch verantwoord. De overheid verbied zo’n transactie, zogenaamd om Pietje te beschermen tegen een laag loon. De gedachte die hier achter zit is echter verkeerd. Als het instellen van een minimumloon boven het marktloon heilzaam is voor werkers, waarom stellen we dan geen minimumloon van een miljoen gulden per uur in?
Het idee is dat doordat er een minimumloon is, Pietje beter af is, omdat hij dan meer verdient. De valstrik is dat de wet niet garandeert dat Pietje daadwerkelijk door Jantje in dienst wordt genomen voor het minimumloon. Misschien heeft Jantje het minimumloon er niet voor over en neemt hij daarom Pietje niet in dienst. In dit geval werkt de minimumloonwet ten nadele van zowel Jantje als Pietje; uit het feit dat ze allebei vrijwillig bereid waren de overeenkomst op een loon lager dan het wettelijk minimum af te sluiten blijkt dat ze dit beiden een voordelige transactie vonden. Doordat de transactie niet plaats mag vinden zijn ze beiden slechter af. Maar hoe zit het nu macro-economisch? Op de vrije markt vinden prijzen een zodanig evenwicht dat vraag en aanbod ongeveer aan elkaar gelijk worden. Prijsregulering ontregelt dit proces. Bijvoorbeeld: de overheid heeft voor kamers een maximum huurprijs vastgesteld, dat vaak lager is dan de huurprijs die op de vrije markt zou gelden. Vergeleken met de situatie waarin de hogere marktprijs zou gelden hebben mensen nu minder motivatie om kamers te verhuren en hebben andere mensen meer motivatie om kamers te huren. Vraag en aanbod sluiten niet meer op elkaar aan waardoor woningnood ontstaat.
Wat gebeurt er als de overheid een minimumprijs voor arbeid instelt? Er zullen waarschijnlijk banen zijn waar toch al een marktloon van boven het minimumloon geldt en er zullen banen zijn waar het marktloon onder het minimumloon zit. Op het eerste type banen heeft het minimumloon geen effect, op het tweede wel. Omdat de lonen voor deze banen hoger worden door het minimumloon, zijn minder mensen gemotiveerd om deze banen aan te bieden en meer mensen zijn gemotiveerd om deze banen aan te nemen. De vraag naar banen wordt groter dan het aanbod van banen en er ontstaat werkloosheid. Mensen die ervaring hebben in het bedrijfsleven zullen hier tegen in brengen dan men iemand in dienst neemt omdat men hem nodig heeft en dat het marktloon bij deze beslissing geen grote rol speelt. Dat is wel zo, maar alleen op de korte termijn.Op de langere termijn treedt het volgende mechanisme in werking. Stel er is werkloosheid (onder laaggeschoolde mensen). Als er geen minimumloon is zal het loon voor laaggeschoolde mensen dalen door de marktwerking. Bedrijven gaan nu meer winst maken omdat het verschil tussen verkoopopbrengsten en produktiekosten groter wordt. Dit leidt tot lagere prijzen en hogere produktie (en dus minder werkloosheid), vooral in de bedrijfstakken die sterk afhankelijk zijn van laaggschoolde arbeiders. Er zijn twee mogelijke redeneringen om dit te verklaren:
- De grotere winstmogelijkheid motiveert ondernemers om te investeren in grotere produktie. Bovendien worden entrepreneurs gemotiveerd om nieuwe bedrijven te starten in de meest winstgevende bedrijfstakken. Om de grotere produktie kwijt te raken moeten de prijzen dalen (hierdoor dalen de winsten weer). Voor de grotere produktie zijn meer arbeiders nodig.
- Door de grotere winsten worden de prijzen omlaag geconcurreerd. Door de lagere prijzen komt er meer vraag naar produkten, waardoor de produktie toeneemt en werkloosheid afneemt.
Redenering 2 is eigenlijk een verkorte versie van 1 in een andere (minder realistische) volgorde.
Maar daalt de algemene vraag naar produkten niet bij omlaag gaande lonen, omdat arbeiders minder inkomen hebben uit te geven, zodat werkloosheid juist versterkt wordt? Nee, want bij een loondaling maken de bedrijfseigenaren evenveel meer winst als dat arbeiders minder verdienen. Er treedt dus een verschuiving van koopkracht op van arbeiders naar aandeelhouders en ondernemers. Een deel van de winst zal gebruikt worden voor investeringen, zodat wel een deel van de vraag kan verschuiven van de consumptiegoederenmarkt naar de kapitaalgoederenmarkt. En als aandeelhouders hun verhoogde dividend nu sparen i.p.v. uitgeven? Dit spaargeld wordt ook gebruikt om goederen te kopen, omdat de bank dit geld weer aan een ander uitleent. Er is nog iets dat over het hoofd wordt gezien door degene die de vraag aan het begin van deze alinea stelt. Impliciet wordt verondersteld dat de economie een kringloop is, zoals we vroeger op de middelbare school op de economie les leerden. Wat de bedrijven verdienen geven ze door aan de huishoudens in de vorm van lonen en winsten en de huishoudens geven het geld weer door aan de bedrijven bij de aankoop van produkten. Dit suggereert dat een daling van lonen en prijzen, zoals hierboven beschreven, geen zin heeft m.b.t. oplossing van werkloosheid: door lagere prijzen komt er minder geld binnen bij de bedrijven en die geven evenveel minder geld door aan de huishoudens. De totale koopkracht blijft dus hetzelfde: de zelfde hoeveelheid produktie als vroeger wordt verkocht, alleen tegen lagere prijzen en dus wordt de werkloosheid niet opgelost. Wat er niet klopt aan deze redenering is de aanname dat op elk tijdstip de aankoopgeldstroom naar bedrijven toe even groot is als de loon- en winststroom vanbedrijven naar huishoudens toe. In tijden van prijsdeflatie wordt iedereens geldvoorraad echter meer waard in termen van koopkracht. Aangenomen dat de gemiddelde vraag naar geldvooraad hetzelfde blijft, in termen van koopkracht, zullen mensen de neiging hebben hun geldvoorraad op te maken totdat de overgebleven geldvoorraad evenveel koopkracht representeert als voor de deflatie. Er is dan tijdelijk een situatie waarin er meer wordt uitgegeven dan verdiend. Aangezien niet iedereen tegerlijkertijd geldvoorraad kan kwijtraken in termen van guldens, tenzij er geld vernietigd wordt, wordt de poging van mensen om hun geldvoorraad kwijt te raken uiteindelijk weer vertaald in hogere prijzen. (De reden dat je in de praktijk niet vaak prijsdeflatie tegenkomt is dat deze gecompenseerd wordt doorgeldinflatie; zie verderop. Er treedt in de praktijk wel relatieve prijsdeflatie op als prijzen relatief minder snel stijgen dan de geldhoeveelheid.)
Ten voordele van wie werkt het minimumloon? Door het minimumloon hebben sommige mensen die werk hebben een hoger loon dan ze anders zouden hebben. Andere mensen hebben geen werk, terwijl ze anders wel werk zouden hebben. Het minimumloon werkt dus in het voordeel van sommige mensen ten koste van anderen die werkloos worden. Door het minimumloon worden werkgevers geconfronteerd met een overschot aan werkers die zich aanbieden. De werkgevers zullen er in het algemeen voor kiezen om de meest produktieven in dienst te nemen omdat ze verplicht zijn minder produktieven evenveel te betalen als anderen. Hierdoor blijven de meest onproduktieve werkers, zoals bijvoorbeeld gehandicapten, werkloos. De bedoeling van de minimumloonwetten is om de zwakken te beschermen tegen de sterkeren. Het resultaat is omgekeerd: relatief sterke werkers krijgen een hoger loon ten koste van het feit dat relatief zwakke werkers werkloos worden. En het is nog maar de vraag of de sterkere werkers op de lange duur echt een hoger netto loon hebben; door de extra werkloosheid worden er meer werkloosheidsuitkeringen betaald, zodat de overheid gemotiveerd is om meer loonbelasting en/of premies te heffen. Volgens mij is de beste manier om de laagstbetaalde werkers meer geld te laten overhouden: minder belasting van ze heffen (zie verderop).
4.Moraliteit en economische regulering
In de politiek heeft men het vaak over “het reguleren van de economie”. In feite is dit een eufemisme voor “het reguleren van mensen”. De economie is immers de verzameling van transacties tussen mensen. En economische regulering betekent meestal dat bepaalde niet-agressieve handelingen tussen mensen verboden worden; wat dat betreft is regulering altijd destructief in plaats van constructief. Hierboven zijn al twee voorbeelden van zulke verboden handelingen aan de orde gekomen: het ruilen van arbeid voor “te weinig” geld en het ruilen van boodschappen voor geld op de “verkeerde” tijd of dag. Andere voorbeelden van verboden niet-agressieve handelingen zijn: het hebben van een bedrijf of het uitoefenen van een beroep zonder het vereiste diploma of de vereiste vergunning, het regelen van adoptie van kinderen buiten de officiële adoptieorganisaties om, werken door illegale immigranten, het aangaan van een arbeidscontract instrijd met een door derden afgesproken en door de staat algemeen verbindend verklaarde CAO, het uitgeven van op een gouden standaard gebaseerd geld.
Als men in de politiek praat over het te voeren economische beleid wordt in de afweging altijd het accent gelegd op welk beleid de meeste praktische voordelen oplevert voor het algemeen belang (in werkelijk is dit meestal het belang van een bepaalde pressiegroep). De moraliteit van een nieuwe economische wet komt pas op de tweede plaats. Libertariërs schenken veel aandacht aan de moraliteit van economische regulering; en ons standpunt is dat economische interventie moreel niet goed is. De wet behoort de vrijheid van mensen om vrij met elkaar samen te werken en te ruilen te beschermen in plaats van aan te tasten. (Met een economische interventie bedoel ik het wettelijk ingrijpen in geweldloze transacties tussen mensen. Het bijvoorbeeld verbieden van de uitstoot van ongezonde stoffen door een fabriek beschouw ik niet als een economische interventie; de uitstoot van ongezonde stoffen kan je zien als een aantasting van andere personen en is dus geen geweldloze transactie.)
5.Drugs
Aangezien het gebruik van of de handel in drugs geen gewelddadige bezigheden zijn, dienen deze zaken volgens libertariërs gelegaliseerd te worden. Drugswetten worden verdedigd op basis van het feit dat ze mensen beschermen tegen iets dat slecht is. Volgens libertariërs mag je echter niet oordelen over wat goed en slecht is voor een ander en je mag een levensstijl zeker niet met de wet aan anderen opleggen. Naar ik aanneem zullen er ook mensen zijn die vinden dat alcohol, tabak en koffie (de legale drugs), onveilig vrijen, vet eten, gevaarlijke sporten beoefenen en je geld verkeerd besteden slecht zijn. Moeten deze zaken ook verboden zijn? De taak van wetten dient slechts te zijn om mensen tegen elkaar te beschermen, niet “tegen zichzelf”. Zijn mensen soms te stom om zelf te kiezen wat goed voor hun is? Zo ja, is het dan een goede oplossing om een groep mensen in Den Haag te laten kiezen wat goed en slecht is voor ons allemaal? Aan de andere kant is het wel prima om mensen voorlichting te geven over nadelen van drugs en ze proberen over te halen om ze niet te gebruiken, zolang je het niet met geweld verbiedt.
Er zijn ook wat praktische zaken aan de orde bij het verbieden van drugs. Zelfs al zou het zo zijn dat sommige mensen voordeel hebben bij het drugsverbod, bijvoorbeeld doordat het ze er van weerhoudt om drugs te proberen en verslaafd te raken, dan nog dienen degenen die meedoen aan “the war on drugs” zich te realiseren dat hun beleid ten nadele werkt van de mensen die ondanks het drugsverbod toch junkie worden. De volgende drie praktische nadelen zijn onder andere verbonden aan een verbod op drugshandel:
- Door een gebrek aan rechtsbescherming en kwaliteitscontroles op de zwarte drugsmarkt varieert de samenstelling en zuiverheid van gekochte drugs nogal. Op deze wijze kunnen drugsconsumenten ongewenst stoffen binnenkrijgen, anders dan en ongezonder dan datgene wat ze dachten binnen te krijgen. Bovendien kunnen junkies, eerder dan in een legale situatie, aan een overdosis overlijden vanwege een drugszuiverheid die onverwacht hoger is dan die van de vorige shot.
- Op de zwarte markt zijn de kosten van drugs veel hoger dan in een legale markt zou gelden. Hierdoor zijn junkies veel geld aan hun hobby kwijt en houden ze minder geld over voor andere dingen. En om het benodigde geld te verkrijgen moeten ze activiteiten ontplooien die ze wellicht niet leuk vinden, zoals prostitueren. De hoge prijs van drugs op de zwarte markt komt o.a. door: (a) er zijn vele tussenhandelaren nodig om te zorgen dat het distributienetwerk beter bestand is tegen oprolling, (b) drugsdealers in alle distributiestadia worden met hoge verdiensten gecompenseerd voor het risico dat ze lopen, (c) de laatste distributieschakel (van straatdealer naar consument) is vooral erg duur omdat niet zoals bij legale artikelen ‚‚n winkelier vele klanten per dag kan voorzien en dus moet het salaris van de dealer uit een relatief kleine hoeveelheid drugsverkoop gefinancierd worden, (d) er moeten smeergelden aan overheidsfunctionarissen betaald worden om de produktie en handel te vergemakkelijken (vooral in het land van herkomst) en (e) het aantal drugsaanbieders blijft relatief laag omdat veel mensen uit principe de wet niet willen overtreden. Om een indruk te krijgen van het verschil in prijs op een legale en illegale markt: In1984 was de prijs van twintig 10-milligram hero‹ne tabletten, legaal per recept verkrijgbaar voor ongeneeslijk zieken in Engeland, ongeveer f.2,40. Op basis van een typische hero‹neverslaving, met een consumptie van 50 milligram per dag, komt dit neer op f.0,60 per dag. De zwarte markt prijs ligt meer dan honderd keer zo hoog [1]
. - Er is nog een praktisch argument voor legalisering van drugs dat verband houdt met punt 2: veel junkies stelen om het benodigde geld voor hun drugs te verkrijgen. We mogen aannemen dat een deel van deze junkies sowieso crimineel is ingesteld en ook zou stelen als de prijzen van drugs niet zo hoog zouden zijn. Naar ik aanneem is er echter ook een groep, ik denk het merendeel, dat vanwege de hoge prijs van drugs gemotiveerd wordt om te stelen (alcoholisten hoeven immers ook niet te stelen om aan de alcohol te komen; omdat alcohol legaal verkrijgbaar is is het betaalbaar – ondanks de hoge accijns). Drugslegalisering zou de samenleving deze criminaliteit besparen.
6.Belasting
Belasting is diefstal. Wat is immers het verschil tussen een gewone dief en de fiscus? Beiden nemen zonder jouw toestemming af datgene wat je eerlijk verdiend of gekregen hebt. Als je dit tegen mensen zegt, dan zeggen ze vaak dat belasting geen diefstal is omdat het een betaling voor diensten is; van dezelfde overheid die belasting heft kun je immers een hoop terug krijgen: gratis onderwijs voor je kinderen, subsidies,uitkeringen, infrastructuur, politiediensten, etc. Dat is wel zo, maar datgene wat er oneerlijk aan is is dat de belastingbetaling niet gekoppeld is aan de consumptie van die diensten. Als je geen enkele overheidsdienst consumeert moet je toch evenveel belasting betalen als wanneer je wel overheids diensten consumeerde. Het grootste probleem van deze redenatie is echter dat het teveel bewijst. De regel is blijkbaar dat diefstal geen diefstal is als je een ander diensten levert in ruil voor het verkregen geld. Dit zou betekenen dat de bakker een brood op jouw stoep mag leggen dat je niet besteld hebt en vervolgens van jou betaling mag eisen.
Het wordt trouwens niet door veel mensen ingezien dat belastingheffing, net als veel andere overheidstaken, opgeweldsinitiëring berust. Net als de maffia zegt de overheid impliciet tegen je: betaal mij of ik stuur mannen met wapens op je af. Dat is namelijk de uiterste consequentie van een wet: dat hij met geweld zal worden afgedwongen. Een wet heeft weinig zin als er geen consequenties zijn verbonden aan het niet nakomen van de wet. Zoals gezegd, bij wetten die geweldsinitiëring verbieden is dat OK; als iemand steelt, verkracht of moordt is hij zelf met geweld begonnen. Een reactie met geweld is dan gepast. De belastingontduiker pleegt echter geen geweld. Hij ruilt slechts zijn arbeid (of iets anders) voor geld en wil graag het volledige profijt hebben van zijn moeite. Als de staat hier achter komt gebeurt er het volgende. Eerst zal je waarschijnlijk een aanslag krijgen. Als je die niet betaalt komt er een deurwaarder. Als je die ook niet betaalt, dan komt er waarschijnlijk iemand om je spullen in beslag te nemen. Als je weigert die persoon binnen te laten, zullen er later politieagenten met pistolen komen om bij je binnen te breken. Ook worden af en toe belastingontduikers in de gevangenis gestopt. “Belastingfraudeurs” worden ze genoemd. Maar er bestaat niet zoiets als belastingfraude (tenzij je bedoelt dat de belastinginspecteur zonder dat je dit weet meer belasting van je heft dan volgens de wet mag). Fraude is van een ander iets afnemen door middel van leugens. Als je geen belasting betaalt neem je niets van een ander af, maar voorkom je dat een ander iets van jouw afneemt. Als een dief op straat je aanvalt en je portemonnaie eist en je liegt en je zegt dat je er geen bij je hebt, dan zeg je toch ook niet dat je diefstalfraude gepleegd hebt?
Een tweede argument waarmee men probeert aan te tonen dat belasting geen diefstal is: Nederland is van de Nederlandse staat en zij mag mensen dus geld vragen voor het feit dat ze je hier laten wonen, net zoals een grondeigenaar huur mag vragen aan mensen die op zijn land wonen. Maar de maffia, of iedere andere willekeurige groep mensen, kan ook zeggen dat ze eigenaar zijn van het hele land en daarmee hun afpersing goed praten. Volgens mij is alleen het landeigendom op het beschouwingsniveau van particulieren geldig, omdat dit normaal gesproken op een eerlijke wijze verkregen is: door ervoor te betalen of land te gaan gebruiken dat nog niemand anders gebruikt. Boeren, bedrijven en individuen kopen in het algemeen hun grond op de markt en mogen daarom vervolgens hun land verhuren indien zij dat willen. Geen enkele staat heeft echter zijn territorium gekocht of anderszins eerlijk verkregen. Historisch gezien is waarschijnlijk elke staat tot stand gekomen door verovering [2]. Het beroep van een staat op eigendomsrecht over haar territorium is daarom volgens mij onterecht.
Een derde argument voor het standpunt dat belasting geen diefstal is: “We” hebben er democratisch voor gekozen. Stel ik kom twee dieven tegen op straat en zij stemmen alle twee ervoor om mij te bestelen en ik stem tegen. Als ze mij nu bestelen, is het dan diefstal? Als ze als tegenprestatie mij een dienst leveren (die ik niet besteld heb) is het dan diefstal?
Vrijwillige betaling voor diensten
Libertariërs zijn er dus voor om de belastingen af te schaffen. Maar hoe moeten dan de wegen, scholen, sociale uitkeringen, politie etc. betaald worden? Libertariërs beweren dat het niet noodzakelijk is dat de staat voor al deze dingen zorgt. Dit wil echter niet zeggen dat libertariërs al die diensten die de overheid levert willen afschaffen. Libertariërs willen alleen maar dat de financiering van diensten op basis van vrijwilligheid gebeurt in plaats van op basis van dwang (belasting), net zoals het in het bedrijfsleven al de gewoonte is: Shell dwingt me niet om hun benzine te kopen. Maar is belasting niet noodzakelijk om brandweer, gezondheidszorg, etc. te financieren? Is belasting noodzakelijk om de produktie van schoenen te financieren? Nee. Mensen hebben behoefte aan schoenen. Andere mensen nemen daarom het initiatief om schoenen te produceren en deze te verkopen aan mensen die ze willen hebben. De financiering van de produktie van schoenen vindt op vrijwillige basis plaats: mensen die schoenen willen, betalen daarvoor en het geld dat van te voren nodig is om een schoenen fabriek op te richten wordt verschaft door kapitalisten die later winst hopen te maken. Op dezelfde manier kunnen onderwijs, verzekeringen, brandweerdiensten, politiediensten, etc. op de vrije markt verkocht worden. Wegeigenaren kunnen mensen die over hun wegen willen rijden tol laten betalen. Mensen kunnen de politie inhuren om hun gestolen spullen op te sporen, etc. En mensen kunnen zich vrijwillig verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid, ouderdom, ziekte, werkloosheid, etc.
7.Welvaart
Het is volgens mij redelijk om aan te nemen dat de welvaart van de meeste mensen bevorderd zal worden door het afschaffen van belastingen en de demonopolisering van allerlei dienstverlening. (Demonopolisering wil zeggen dat overheidsmonopolies of door de overheid ingestelde kartels worden afgeschaft. Voorbeelden van overheidsmonopolies zijn: wegen, PTT, nutsbedrijven. Een kartel wil zeggen dat het aantal producenten van een bepaald produkt beperkt wordt gehouden. Een voorbeeld van een door de overheidingesteld kartel is het taxikartel. Door middel van een vergunningenstelsel wordt het aantal taxi’s beperkt gehouden.) Afgezien van het feit dat het mij persoonlijk veel leuker lijkt om een groter inkomen zelf te kunnen uitgeven in plaats van dat de overheid dat voor me doet, zijn er tenminste 4 redenen waarom demonopolisering en het afschaffen van belastingen de welvaart zullen verhogen:
- Als er geen belastingen en overheidsmonopolies zijn vindt de produktie van diensten in vrije concurrentie op de markt plaats.Het winst/verlies systeem zorgt dat producenten een prikkel hebben om efficiënt te produceren. Hoe efficiënter (goedkoper) een bedrijf produceert, hoe meer winst het namelijk overhoudt per produkt (verkoopprijs minus produktiekosten). Het concurrentiemechanisme zorgt ervoor dat deze efficiëntie op de lange duur als voordeel terecht komt bij de consument. Als er hoge winsten te maken vallen in een bedrijfstak, stimuleert dat bestaande producenten om meer te produceren en het trekt nieuwe producenten aan. Om de grotere produktie kwijt te raken moeten de prijzen dalen. Bovendien heeft een producent er vaak baat bij goedkoper te leveren dan zijn concurrent, om klanten te trekken. Dit proces zorgt ervoor dat de verkoopprijs van een produkt nooit lang veel hoger blijft dan de produktiekosten. Als bedrijven in een industrie efficiënter worden, dalen op den duur dus de prijzen. Het winst/verlies systeem en het concurrentiemechanisme ontbreken bij de overheid, zodat door de overheid verzorgde diensten duurder uitvallen dan ze op de vrije markt zouden zijn.
- Op de vrije markt is er door een trial and error mechanisme een neiging naar efficiëntie en optimale afstemming op de behoeftes van klanten. Bestaande of nieuwe bedrijven kunnen en zullen nieuwe produktiemethodes en organisatievormen uitproberen; in ieder geval zijn de methodes en organisatie van twee verschillende bedrijven nooit precies hetzelfde. Bedrijven wiens methodes goed blijken te werken blijven op de markt bestaan en bedrijven wiens methodes niet goed werken hebben de neiging failliet te gaan. Op deze manier vindt er op de markt evolutie plaats, waarbij de meest efficiënte produktiemethodes en organisatievormen geselecteerd worden. Zoals onder punt 1 vermeld is dit uiteindelijk in het voordeel van de consument. Het trial en error mechanisme ontbreekt als de overheid via belasting een dienst financiert of een monopolie heeft, omdat ze dan de enige producent is en er dus maar ‚‚n produktiemethode en organisatievorm wordt uitgeprobeerd. En zelfs als de overheid verschillende dingen uitprobeert (tegelijkertijd of na elkaar) dan nog ontbreekt het selectieproces omdat de overheid wegens gebrek aan een winst/verliessysteem niet kan bepalen welke methode het beste werkt. En zelfs al zou de overheid kunnen bepalen wat de beste produktiemethode is, dan nog is er geen goed mechanisme dat de uitkomst van het politieke krachtenspel in het voordeel van efficiëntie doet uitkomen.
- Zelfs al zou de overheid een met belastingen gefinancierde dienst even goedkoop verzorgen als op de vrije markt zou gebeuren, toch kan dit een verspilling van geld zijn. Een voorbeeld: stel dat de overheid een gat zo groot als een kubiekevoetbalveld laat graven in de grond en deze vervolgens weer laat dichtstoppen. Hoe goedkoop dit ook gebeurt, het is een verspilling van geld, omdat hier geen behoefte aan is. Dit is een extreem voorbeeld, maar gedeeltelijk treedt zo’n verspilling op bij elke door de overheid met belastinggeld gefinancierde dienst, of het nou onderwijs, politie, gezondheidszorg of wat dan ook is. Kijken we bijvoorbeeld naar het onderwijs dat een individu van de overheid ontvangt. Het geld dat dit kost kan, nog los van de efficiëntieoverwegingen onder punt 1 en 2, gedeeltelijk verspild zijn om 3 redenen: (a) het betreffende individu had liever meer geld uitgegeven voor een betere kwaliteit onderwijs, (b) het betreffende individu had liever minder geld uitgegeven voor een mindere kwaliteit onderwijs en (c) het betreffende individu had liever een ander soort van onderwijs voor het geld gehad. Doordat belastingfinanciering zorgt voor een fatale splitsing tussen betaling voor en levering van een dienst is het in het algemeen niet zo dat de dienst een optimale behoeftebevrediging veroorzaakt bij de consument vergeleken met de door de overheidgemaakte kosten. Alleen op de markt waar ieder zijn eigen bestedingen vaststelt kan ieder zijn geld op zodanige wijze besteden dat hij van dat geld zo hoog mogelijke behoeftebevrediging verkrijgt. De overheid kan nooit weten hoe ze het belastinggeld moet besteden op zodanige wijze dat behoeften optimaal bevredigd worden. Het geld wordt verspild in de mate dat de behoeftes van mensen minder optimaal vervuld worden dan op een vrije markt zou gebeuren.
Directe uitkeringen kunnen ook in grote mate verspillend zijn. Stel ik kan kiezen tussen een werkloosheidsuitkering van f.1200,-per maand inclusief de daaraan verbonden eis dat ik niet werk, of een vervelend baantje dat netto f.1800,- per maand betaalt. In een extreem geval zou mijn indifferentie situatie liggen op het punt waar het loon bijvoorbeeld f.1900,- per maand zou zijn. Dat betekent dat ik gelijke voorkeur heb voor f.1200,- per maand en niks doen en f.1900,- per maand en vervelend werk doen. Omdat in het voorbeeld het baantje f.1800,- per maand betaalt kies ik dus voor de uitkering. Die keuze heeft voor mij ongeveer f.100,- per maand meer waarde dan het baantje. Maar het kost de overheid f. 1200,- per maand om die mogelijkheid te implementeren. f.1100,-van die f.1200,- is dus verspild.
- Belasting op ruil vernietigt voor een deel de maatschappelijke voordelen van arbeidsspecialisatie. Stel dat mijn specialisme brood bakken is en ik kan daar f.30,- per uur mee verdienen. Nu wil ik graag dat mijn auto gerepareerd wordt. Daar zou ik zelf 10 uur over doen. Een professionele reparateur doet daar echter 7 uur over en kost f.30,- per uur. Ervan uitgaande dat ik repareren even leuk vind als brood bakken, zal ik de reparateur inhuren. Ik hoef namelijk maar 7 uur brood te bakken om het geld daarvoor te verdienen, terwijl ik 10 uur kwijt zou zijn als ik zelf de auto repareerde. Stel nu dat er 50% belasting is op alle verdiensten. Nu is het voordeliger voor mij om zelf de auto te repareren; dat kost mij namelijk 10 uur, terwijl ik 14 uur zou moeten broodbakken om het geld voor een professionele reparateur te verdienen. Voor de maatschappij als geheel is deze keuze echter niet efficiënt; iedereen is het meest produktief als hij datgene doet waar hij het beste in is. In onze samenleving zie je vaak mensen klusjes voor zichzelf doen waar ze ook anderen voor hadden kunnen inhuren: boodschappen doen, schilderwerk, autoreparaties, lopen in plaats van een taxi nemen, eten koken in plaats van naar een restaurant gaan of laten bezorgen, etc. Soms doen mensen dit omdat ze het leuk vinden, soms komt het doordat belastingen het alternatief onvoordelig maken. In een belastingvrije samenleving zul je veel meer zien dat mensen dit soort klusjes uitbesteden.
8.Armoede
Libertariërs worden vaak verweten dat ze een systeem willen waarin de armen armer worden en de rijken rijker. Het idee is dat de huidige staat de armen bevoordeeld door hun uitkeringen en subsidies en onderwijs en gezondheidszorg, etc. te geven en dat ze dus in een vrije markt slechter af zouden zijn. Dit is volgens mij een vreselijk misverstand. Ongetwijfeld is het de bedoelingvan veel socialisten dat de verzorgingsstaat de armen bevoordeeld ten koste van de rijken. Maar dit is niet mogelijk gebleken (o.a.omdat het merendeel van de bevolking niet speciaal arm is en er daarom niet systematisch voor stemt om de armen van hun te laten profiteren). Tegenover de cadeautjes van de staat staan de belastingen. Zowel arme als rijke mensen betalen veel belastingen. Zelfs een minimumloner krijgt netto niet veel meer dan de helft in handen van de loonkosten van zijn werkgever. En via de prijs van de produkten die hij koopt betaalt hij ook nog eens B.T.W. en allerlei andere kostprijsverhogende belastingen. Net als de belastingen komen de cadeautjes van de staat ook zowel bij arme als rijke mensen terecht. (Onderwijs is een goed voorbeeld van iets waar vooral rijken van profiteren, getuige het feit dat ouders van studenten gemiddeld rijker zijn dan ouders van andere jongelui en het feit dat mensen die langer studeren zelf later gemiddeld rijker worden dan anderen). Sommige mensen denken dat er een systematische herverdeling is van rijk naar armen sommige mensen denken dat er een systematische herverdeling is van arm naar rijk. Beide veronderstellingen zijn volgens mij onjuist. Er vindt slechts een systematische herverdeling plaats van arm en rijk naar de staat en de opbrengst van die herverdeling wordt grotendeels verspild, zoals ik hierboven heb getracht aan te tonen.
Arbeidsongeschikten, ouderen, etc. hadden zich op de vrije markt ook kunnen verzekeren tegen deze situaties, met meer keuzevrijheid. En behalve de verspillingen inherent aan het belastingen/overheidsuitgaven systeem beperkt de economische regulering efficiëntie en de mogelijkheden van gewone mensen om ondernemingsinitiatieven te tonen. Mijn conclusie is dat vrijwel iedereen, zowel arm als rijk, beter af zal zijn onder vrijheid.
9.Democratie
Democratie is twee wolven en een schaap die erover stemmen wat ze zullen gaan eten. Veel mensen vinden dat wetten gerespecteerd moeten worden omdat ze gemaakt worden via een democratische procedure. Als er democratisch een wet wordt gemaakt dat alle vrouwen door mannen geslagen mogen worden, is dit dan een wet die gerespecteerd dient te worden? Moeten we belastingen betalen omdat diegenen die belasting van ons heffen via een democratische procedure gekozen hebben om dat te doen? Libertariërs vinden dat de moraliteit van handelingen niet beoordeeld dient te worden op basis van de procedure waarmee gekozen is die handelingen te verrichten, maar op basis van de daad zelf. Het criterium van Libertariërs om de moraliteit van een daad te beoordelen is de vraag of de handeling de vrijheid van individuen aantast om over hun eigen leven te beschikken.
10.Inflatie
Met inflatie bedoelt men meestal het stijgen van prijzen. De reden dat prijzen op de lange duur steeds stijgen (afgezien van natuurlijke prijsfluctuaties) is omdat de overheid geld creëert. Dit kan gebeuren door bankbiljetten bij te drukken of door de centrale bank giraal geld te laten creëren. Omdat zodoende meer geld concurreert om de geproduceerde produkten te kopen, worden de prijzen van arbeid en produkten omhoog gedreven (de uitgeoefende geldkoopkracht per tijdseenheid kan immers niet langduring groter zijn dan de per tijdseenheid gecreëerdeproduktie uitgedrukt in hetzelfde geld). Inflatie is een vorm van belasting, omdat de overheid zich met het gecreëerde geld koopkracht verwerft ten koste van de koopkracht van geldbezittende burgers. Dit alles is ook de reden waarom overheden over de gehele wereld gelduitgifte hebben gemonopoliseerd en de gouden standaard hebben vervangen door een papieren standaard. Een gouden standaard kan immers niet ge‹nflateerd worden door de overheid. In tegenstelling tot op papier gebaseerd geld, dat met een druk op de knop op de bankrekening van de overheid bij de centrale bank wordt toegevoegd, moet goud uit de grond worden gehaald met behulp van een zeer duur proces. In vroeger eeuwen kwam inflatie dan ook nauwelijks voor.
Noten
- [1]
- Ronald Hamowy, et al.,”Dealing with Drugs”, blz. 303, 304 (San Fransisco: Pacific Research Institute for Public Policy,1987).
- [2]
- Franz Oppenheimer, “The State” (New York: Vanguard Press,1926).
Boeken over het libertarisme en aanverwante zaken
Murray Rothbard, “For a New Liberty” (New York: Libertarian Review Foundation, 1985). Dit is algemeen boek over het libertarisme, met vooral veel aandacht voor de praktijk van een libertarische samenleving.
David Friedman, “The Machinery of Freedom” (La Salle: Open Court Publishing Company, 1989). Dit is vooral een verdediging van het libertarisme op grond van grotere algemene welvaart. Bovendien wordt in dit boek een beschrijving gegeven van het rechtssysteem van IJsland in de middeleeuwen, wat volgens de auteur een min of meer libertarische samenleving was.
Friedrich Hayek, et al., “Capitalism and the Historians” (Chicage: The University of Chicago Press, Phoenix Books, 1963).Dit boek laat onder meer zien dat zowel arm als rijk er in de 19-de eeuw door de industriële revolutie in welvaart flink op vooruit gingen.
Ayn Rand, “Atlas Shrugged” (New York: Random House, 1957). Dit boek is onder meer een verdediging, in romanvorm, van het kapitalisme en individualisme op morele gronden. Het boek is in 1990 in een Nederlandse vertaling uitgegeven door de Christian Morgenstern Uitgeverij onder de titel “Wereldschok”.
Bruce Benson, “The Enterprise of Law” (San Francisco: Pacific Research Institute for Public Policy, 1990). Dit boek geeft onder andere een beschrijving van hoe particuliere rechtspraak werkt inde huidige Amerikaanse samenleving en hoe particuliere rechtspraak nog verder geïmplementeerd zou kunnen worden.
Terry Anderson en Donald Leal, “Free Market Environmentalism”(San Francisco: Westview Press, 1991). In dit boek schetsen de auteurs privé-eigendom en de markt als een alternatief voor overheidscontrole, voor het verkrijgen van een goed milieu.
Harry Browne, “How I Found Freedom in an Unfree World” (New York: Avon Books, 1974). Dit boek gaat niet zo zeer over politiek, maar is een boek met veel tips over hoe je in je eigen leven zo vrij mogelijk kunt zijn, in de zin van zoveel mogelijk doen waar je zin in hebt.
De homepage van Henry Sturman
Email: henry@sturman.net