Stel je eens een wereldregering voor, democratisch verkozen in overeenstemming met het principe van ‘one-man-one-vote’. Wat zou de waarschijnlijke uitkomst zijn van de verkiezingen? We krijgen een Chinees-Indiase coalitie regering. En wat zou deze regering hoogst waarschijnlijk doen om diens sympathisanten tevreden te stellen en herkozen te worden ? Zij zou waarschijnlijk vinden dat de Westerse wereld een veel te hoge welvaart heeft en de rest van de wereld, China en India in het bijzonder, een veel te lage, en daarom een systematische welvaart- en inkomensherverdeling van het rijke Westen naar het arme Oosten realiseren.

Of stel je voor, alleen in de Verenigde Staten, dat het recht om te stemmen werd teruggebracht tot 7 jaar oud. Hoewel de regering waarschijnlijk niet zou bestaan uit kinderen, diens beleid zou hoogst waarschijnlijk de ‘legitieme belangen’ van kinderen om ‘voldoende’ en ‘gelijke’ toegang tot ‘gratis’ hamburgers, limonade en video’s reflecteren.

Deze gedachte-experimenten illustreren de consequenties die het gevolg zijn van het democratiseringsproces, dat begon in Europa en de Verenigde Staten in de tweede helft van de 19e eeuw en tot bloei is gekomen sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog. De opeenvolgende uitbreiding van het kiesrecht en de introductie van het universeel stemrecht voor volwassenen had tot gevolg wat een democratie tot gevolg zou hebben voor de gehele wereld: het zette een schijnbaar permanente tendens tot welvaart- en inkomensherverdeling in werking.

One-man-one-vote gecombineerd met ‘vrije toetreding’ tot de overheid, ofwel democratie, impliceert dat ieder individu en zijn eigendom voor het grijpen ligt voor iedereen. Door het openen van de wegen tot politieke macht voor iedereen creëert democratie een ‘tragedy of the commons’, waarbij niemand de politiek macht wil beperken omdat hij, of mensen die hem dierbaar zijn, op een dag de kans kunnen krijgen om het uit te oefenen. Een contrast hiermee vormen de ‘absolute’ Monarchieën van het Westen, waar diegenen die niet tot de heersende klasse behoorden of geen kans hadden om hierin te komen, met felheid elke vergroting van de macht van de monarch bestreden.

In democratieën, echter, is het te verwachten dat meerderheden van ‘have-nots’ zichzelf meedogenloos proberen te verrijken ten kost van de minderheid van ‘haves’. Dit betekent niet dat er slechts een klasse van ‘have-nots’ en een klasse van ‘haves’ zal zijn, en dat de herverdeling eenduidig van de rijken naar de armen zal zijn. Integendeel, ondanks dat herverdeling van rijk naar arm altijd en overal een prominente rol zal spelen, zou het een sociologisch blunder zijn om te veronderstellen dat het de enige of zelfs de meest prominente vorm van herverdeling zal zijn. Welbeschouwd, de ‘permanent’ rijken en de ‘permanent’ armen zijn over het algemeen rijk of arm voor een bepaalde reden.

De rijken zijn door de boot slim en productief, en de armen dom, lui of beide. Het is niet erg waarschijnlijk dat de domaards, zelfs als zij tot de meerderheid behoren, zich systematisch zullen verrijken ten koste van een minderheid van slimme en energierijke individuen. Herverdeling zal dan ook eerder plaatsvinden binnen de groep van de ‘niet-armen’, en meestal zullen het de beter-gesitueerden zijn, die erin slagen om zich te laten subsidieren door de minder-gesitueerden. Denk bijvoorbeeld maar eens aan de universele gewoonte van een ‘gratis’ universiteitsopleiding, waarbij de arbeidersklasse, wiens kinderen zelden naar de universiteit gaan, moeten betalen voor het onderwijs van de middenklasse.

Sterker nog, het is te verwachten dat er vele rivaliserende groepen en coalities zullen zijn die proberen erop vooruit te gaan ten koste van de anderen. Er zullen verschillende veranderende criteria zijn die bepalen wat iemand tot een ‘have’ (verdient het geplunderd te worden) maakt en een ‘have-not’ (verdient het te plunderen). Tegelijkertijd zullen individuen behoren tot een grote verscheidenheid van groepen van ‘haves’ en ‘have-nots’ , verliezend aan soms de ene kant van de balans en soms winnend aan de andere, waarbij sommigen als netto-verliezers en als sommigen netto-winnaars eindigen.

De erkenning van democratie als een wijdverbreid mechanisme van welvaart- en inkomensherverdeling, gecombineerd met een van de meest fundamentele principes van de economie – dat men meer krijgt van datgeen men subsidieert – verschaft de sleutel tot het begrijpen van deze tijd.

Alle herverdeling, ongeacht het criterium waarop het gebaseerd is, brengt met zich mee het wegnemen van de originele eigenaars en producenten (de ‘haves’ van iets) en het geven aan de niet-eigenaars (de ‘non-haves van iets). De incentive om een oorspronkelijke bezitter of producent van iets te zijn is gereduceerd, and de incentive om een niet-bezitter en niet-producent te zijn is verhoogd.

Dienovereenkomstig, als een gevolg van het subsidieren van individuen omdat ze arm zijn, zal er meer armoede zijn. Door het subsidieren van mensen die werkloos zijn, zal er meer werkloosheid worden gecreëerd. Het ondersteunen van alleenstaande moeders door middel van belastinggeld zal lijden tot een toename van alleenstaande moeders, onwettige kinderen en scheidingen.

In sommige gevallen, kan een dergelijk beleid tot tegenstrijdige doelstellingen lijden. Door het verbieden van kinderarbeid wordt inkomen herverdeeld van gezinnen met kinderen naar de kinderlozen (als gevolg van een wettelijke restrictie van het aanbod van arbeid zullen lonen stijgen). Als gevolg zal het geboortecijfer dalen. Aan de andere kant, door het subsidieren van het onderwijs van kinderen, worden de inkomens herverdeeld van kinderlozen en gezinnen met weinig kinderen naar gezinnen met veel kinderen. Als gevolg zal het geboortecijfer stijgen. Echter, als gevolg van het zogenaamde sociale zekerheidsstelsel, zal de waarde van kinderen en het geboortecijfer weer dalen; door het subsidieren van gepensioneerden door middel van belastingen die worden geheven over de huidige verdieners wordt de familie als maatschappelijk instituut- de intergenerationele verbintenis tussen ouders, grootouders en kinderen- systematisch ondermijnd.

De ouderen hoeven niet langer afhankelijk te zijn van de hulp van hun kinderen als ze zelf geen reserveringen voor hun oude dag hebben gemaakt en de jongeren (met doorgaans minder vermogen) moeten de ouderen (met doorgaans meer vermogen) ondersteunen in plaats van andersom, zoals gebruikelijk is in families. De wens van ouders voor kinderen en de wens van kinderen voor ouders zal afnemen, familie-scheuringen en disfunctionerende families zullen toenemen, en besparingen en kapitaalsformatie zullen afnemen terwijl consumptie toeneemt.

Door het subsidieren van de schijnzieken, de neurotici, de roekelozen, de alcoholici, de drugsverslaafden, de aids-geïnfecteerden en de fysiek en psychisch ‘uitgedaagden’ door middel van verzekerings-wetten, zullen er meer zieken, meer schijnzieken, meer neurotici, meer roekelozen, meer alcoholici, meer drugsverslaafden, meer aids-geïnfecteerden en meer fysieke en psychisch achtergeblevenen zijn.

Door het dwingen niet-criminelen, inclusief de slachtoffers van criminaliteit, te betalen voor de gevangenissen voor niet-criminelen (in plaats van criminelen te dwingen hun slachtoffers te compenseren en de volledige kosten van hun eigen inhechtenisneming en gevangenschap te betalen), zal de misdaad toenemen.

Door zakenmensen, door middel van positieve discriminatie en non-discriminatie programma’s, te dwingen meer vrouwen, meer homoseksuelen, meer zwarten of andere ‘minderheden’ aan te nemen dan zij zelf willen, zullen er meer minderheden in dienst worden genomen, minder werkgevers zijn en minder werkgelegenheid voor mannen, heteroseksuelen en blanken.

Door privé-eigenaren van grond door middel van milieu-wetgeving te dwingen om beschermde diersoorten op hun land te beschermen (subsidieren), zullen dieren meer talrijk en beter af zijn en mensen minder talrijk en slechter af.

Maar het belangrijkste, door privé-eigenaren en mensen die hun inkomsten uit de markt betrekken (producenten), te dwingen om politici, politieke partijen en ambtenaren te subsidieren (politici en ambtenaren kunnen geen belasting betalen maar moeten uit belastingen worden betaald), zal er minder welvaartscreatie, zullen er minder producenten, minder productiviteit en steeds meer verspilling, parasieten en parasitisme zijn.

Na minder dan honderd jaar democratie en herverdeling zijn de voorspelbare resultaten binnen. Het geërfde ‘reservefonds’ van rijkdom en kapitaal van afgelopen eeuwen van productieve activiteit en een relatieve vrije markt is bijna uitgeput. Al verschillende decennia, sinds de late jaren ’60 en de vroege jaren ’70, is de reële levensstandaard gestagneerd of zelfs gedaald in het Westen. De staatsschuld en de kosten van de bestaande sociale zekerheid en gezondheidszorg hebben de mogelijkheid van een dreigende economische ineenstorting nabij gebracht. Tegelijkertijd is elke vorm van onwenselijk gedrag- werkeloosheid, afhankelijkheid van sociale uitkeringen, nalatigheid, rusteloosheid, onbeschaafdheid, psychopathologie, hedonisme en misdaad – toegenomen en sociale conflicten en maatschappelijke achteruitgang hebben gevaarlijke proporties aangenomen. Als de huidige westerse ontwikkelingen zich voortzetten, is het veilig om te zeggen dat de Westerse verzorgingsstaat net zo ineen zal storten als het Oosterse (Russische) socialisme eind jaren ’80.

Helaas lijdt economische ineenstorting niet altijd tot verbetering. Dingen kunnen erger worden dan beter. Wat noodzakelijk is als een crisis zich voordoet zijn ideeën, en mensen die capabel zijn om deze te begrijpen en te implementeren zodra de mogelijkheid zich voordoet. Uiteindelijk wordt de loop van de geschiedenis bepaald door ideeën, of ze nu juist of onjuist zijn, en door mensen die geïnspireerd door deze ideeën handelen.

De huidige wanorde is ook het resultaat van ideeën. Het is het resultaat van de overweldigende acceptatie, bij de publieke opinie, van het idee van democratie. Zolang deze acceptatie domineert, zal een catastrofe onvermijdelijk zijn, en er zal zelfs geen hoop op verbetering zijn nadat deze heeft plaatsgevonden. Aan de andere kant, zodra het idee van democratie is herkend als slecht en verdorven,- en ideeën kunnen, in principe, bijna onmiddellijk veranderd worden- dan kan een catastrofe verkomen worden.

De centrale opgave voor diegenen die de loop van de gebeurtenissen een andere wending willen geven en een volledige ineenstorting van de beschaving willen voorkomen, is de de-legitimatie van de democratische idee, dat wil zeggen te betogen dat democratie de wortel is van de huidige progressieve de-civilisatie. Voor dit doel zal men als eerste moeten onderstrepen dat het moeilijk is om veel voorstanders van democratie te vinden in de politieke filosofie. Bijna alle belangrijke denkers hadden niets dan verachting voor democratie. Zelfs de ‘Founding Fathers’, tegenwoordig, gezien als verdedigers van democratie waren er sterk tegen. Zonder enkele uitzondering stemden zij in met Aristoteles dat democratie niets anders is dan een regering door het gepeupel. Zij prefereerden Thomas Jefforson’s theorie van ‘natuurlijke aristocratie’, waarvan zij volgens hen zelf deel van uit maakten en dientengevolge stonden zij een aristocratische republiek voor.

Zelfs onder de weinige theoretische verdedigers van democratie, zoals Rousseau, is het bijna onmogelijk om iemand te vinden die democratie voor iets anders dan zeer kleine gemeenschappen voorstaat. Inderdaad, in dorpen of steden, waar iedereen elkaar persoonlijk kent, kunnen de meeste mensen niets anders dan toegeven dat de positie van de ‘haves’ kennelijk gebaseerd is op hun superieure persoonlijke successen net als de positie van ‘have-nots’ kennelijk zijn verklaring vindt in de persoonlijke gebrekkigheden en inferioriteit van hen. Onder deze omstandigheden is het veel moeilijker om weg te komen met de poging om andere mensen en hun eigendommen te plunderen ten behoeve van eigen voordeel. In een scherp contrast hiermee, in grote gebieden bestaande uit miljoenen of zelfs honderden miljoenen mensen, waar de potentiële plunderaars hun slachtoffers niet kennen, en andersom, zal de menselijke behoefte om zichzelf te verrijken ten koste van iemand anders aan weinig of geen restricties onderhevig zijn.

Nog belangrijker is dat het duidelijk gemaakt dient te worden dat het idee van democratie zowel immoreel als oneconomisch is. Voor wat de morele status van regeren bij meerderheid betreft, dient te worden onderstreept dat het toestaat dat A en B om samen C te plunderen, C & A samen vervolgens B kunnen plunderen en vervolgens B & C samenzweren tegen A, etc. Dit is geen rechtvaardigheid maar een morele schande, en in plaats van democratie en democraten met respect te behandelen zouden zij met publieke afkeer geconfronteerd moeten worden en geridiculiseerd als morele bedriegers.

Hans-Hermann Hoppe is professor in de Economie aan de University of Nevada, Las Vegas en medewerker het Ludwig von Mises Institute, Auburn University, Auburn, Alabama.
Dit artikel is eerder verschenen in het tijdschrift Rockwell-Rothbard Report, Februari, 1996.