Dit is een vertaling uit een reeks van oudere ISIL publicaties die we op Libertarian.nl publiceren.

Noot: Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de subjectieve waardetheorie zie oa. Ludwig von Mises – Human Action en Murray Rothbard – Man, Economy and State. Marx’ arbeidswaarde theorie was echter voor hij geformuleerd werd al weerlegd door oa. de Spaanse scholastici in de late middeleeuweni. Zie oa. Murray Rothbard’s tweedelige geschiedenis van het economisch denken.

Niet alleen marxisten maar ook de meeste socialistische “anarchisten” accepteren kritiekloos de arbeidswaardetheorie. Hoewel dit historisch gezien enigzins verklaarbaar is heeft het geen enkele basis in anarchistische uitgangspunten. Libertarair socialisme minus de arbeidswaardetheorie is dan ook praktisch gelijk aan anarcho-kapitalisme.

Vreemd genoeg heeft de marxistische arbeidswaardetheorie ook als implicatie dat zij die geen arbeid willen of kunnen leveren niet geexploiteeerd worden en geen recht hebben op (gedwongen) steun. Het is oa. om die reden dat moderne egalitaristen als Will Kymlicka en G.A. Cohen de marxistische en “links” anarchistische exploitatie theorie verwerpen.

In de kern van de economische theorie staat het begrip waarde. Wat geeft een artikel waarde? Is het iets karakteristieks of is het een andere factor? Is waarde het resultaat van menselijke inspanning of is het iets anders? De twee belangrijkste en fundamenteel tegengestelde economische stromingen – kapitalisme en socialisme – beantwoorden deze vragen totaal verschillend. Om de geldigheid van deze economische systemen te beoordelen, is het onontbeerlijk om een analyse te maken van hun kijk op het begrip waarde.

De arbeids-waarde-theorie

Karl Marx’s waarde-theorie stelt, dat de waarde van een ding slechts het resultaat is van de hoeveelheid arbeid die de productie ervan gekost heeft. Deze theorie stelt, dat de waarde van een ding toeneemt naarmate er meer arbeid of tijd in gestoken wordt. Marx definieerde waarde als “verbruikte arbeidstijd” en stelde dat “alle goederen economisch beschouwd het product zijn van arbeid, inclusief de kosten”. De arbeids-waarde-theorie is Marx’s fundamentele uitgangspunt van zijn economisch redeneren en zijn analyse van de vrije markt economie.

Een voorbeel van de werking van Marx’s theorie: een fabrieksarbeider gebruikt in 3 werkuren voor Euro 30,- aan materiaal en Euro 10,- aan brandstof voor zijn machine. Het ontstane product wordt op deze markt verkocht voor Euro 100,-. Volgens Marx’s redenering werd alleen door het werk van de arbeider de waarde van de grondstoffen verhoogd van Euro 40,- naar Euro 100,-. Dus zou de arbeider recht hebben op Euro 60,- oftewel Euro 20,- per uur. Als nu de fabriekseigenaar deze arbeider maar Euro 15,- betaalt, beschouwt Marx dat als diefstal; de fabriekseigenaar heeft niets gedaan aan het product, dus de Euro 5,- die hij int is de “meerwaarde” die de uitbuiting van de arbeider weergeeft. Zelfs de werktuigen die de fabrikant ter beschikking stelt werden, volgens Marx, noodzakelijkerwijs door andere arbeiders geproduceerd. Volgens Marx komen alle winsten rechtens de arbeider toe en elke andere uitleg betitelt hij als exploitatie. Op basis van deze theorie riep Marx op tot opheffing van winsten, het in bezit nemen van fabrieken en de omverwerping van de tirannie van de kapitalisten. Deze oproep is in vele landen door de hele wereld helaas ter harte genomen.

De oorsprong van waarde

Wat is de oorsprong van economische waarde? Hierop zijn twee fundamenteel verschillende antwoorden mogelijk. Volgens de intrinsieke waarde-theorieen is waarde eigen aan de dingen; waarde blijft constant, ondanks verandering van vraag, van tijd en van andere factoren. Waarde kan “objectief bepaald” worden door berekeningen, gebaseerd op een bepaald fundamenteel wetenschappelijk principe. De arbeids-waarde-theorie is duidelijk een intrinsiek waarde-theorie.

De tweede benadering van waarde is die van de marktruil waarde-theorie. Volgens deze theorie is waarde niet eigen aan de dingen, maar meer het resultaat van vele verschillende consumentenbeoordelingen, smaken en voorkeuren. Volgens marktruil waarde-theorieeen is waarde afhankelijk van de vraag van de consument. Hoe meer men iets waardeert en bereid is er over te onderhandelen, des te meer waarde verkrijgt het. Deze theorie is de basis van de vrije markt economie, waarvan Marx een bittere tegenstander was. Op het eerste gezicht lijken beide theorieen enig hout te snijden. Maar welke van de twee is juist? Ze kunnen niet beide juist zijn, daar ze tot lijnrecht tegenover elkaar staande systemen leiden. Wij zullen aantonen, dat de markt-waarde-theorie de juiste is en de arbeids-waarde-theorie fundamenteel fout! De laatste is feitelijk in principe ondeugdelijk, leidt tot foutieve conclusies en is gebaseerd op theoretische, empirische methodologische nonsens.

Leemten in de arbeids-waarde-theorie

Ervaring en gezond verstand maken het onaanvaardbaar, dat arbeid de enige bepalende factor zou zijn van waarde. Dit zou een ontkenning zijn van vele natuurlijk ontstane zaken, waarin geen arbeid geinvesteerd is, die economische waarde hebben zoals: landschappelijk uitzicht, schoon water, edelstenen en mineralen, in het wild groeiend fruit en groenten enz.. Ook kan arbeids-waarde-theorie in zich niet verklaren, waarom natuurproducten zoals diamanten, enorm veel hoger gewaardeerd worden, dan bijv. bladeren, ook een natuurproduct.

Evenmin kan deze theorie veranderend consumentengedrag verklaren, of het feit dat waarde vaak afhankelijk is van de omgeving, waarin iets geplaatst is. In een samenleving met veel vrije tijd worden spellen en recreatieve voorzieningen belangrijk, terwijl in een onderhoudseconomie, waar bijna continu gewerkt moet worden, zulke zaken eigenlijk negatieve waarde hebben.

De arbeids-waarde-theorie negeert bij bepaling van waarde het belang van tijd en plaats. De waarde van vele dingen vermeerdert naarmate zij ouder worden, zogoed als bijv. olie in de woestijn een heel andere waarde heeft dan in de plaatselijke opslagtank.

De meest bedroevende fout van de arbeids-waarde-theorie is misschien wel, dat het geen rekening houdt met wat de economen tijdsvoorkeur noemen. Onder tijdsvoorkeur verstaat men de algemeen menselijke ervaring, dat mensen goederen en diensten liever hier en nu ter beschikking hebben, dan later en ook bereid zijn daarvoor te betalen. Betaling na afronding van het werk heeft de voorkeur boven betaling na verkoop van het product (tijdsvoorkeur verklaart grotendeels zo’n fundamenteel economisch verschijnsel als rente). Kortom, de consumptie van het heden heeft meer waarde dan de consumptie van de toekomst. Waar voorstanders van de arbeids-waarde-theorie willen van twee walletjes eten: arbeiders moeten de volledige toekomstige waarde van hun product nu ontvangen. Dit nu demonstreert het gebrek aan begrip van de aard van productie bij de voorstanders van deze theorie.

De definitieve theoretische mislukking van de arbeids-waarde-theorie is haar opstelling ten opzichte van het begrip waarde/inspanning: het is uiterst dwaas om aan te nemen dat alle inspanning waarde oplevert. Ieder van ons verdoet elke dag wat tijd aan dingen die niets opleveren, of we steken energie in dingen die niemand wil hebben.

Werk gelijkstellen met automatische creatie is bedrieglijk, daar dit zou betekenen dat alle menselijke inspanning onfeilbaar en voortdurend productief is.

Praktische absurditeiten van de arbeids-waarde-theorie

Is de arbeids-waarde-theorie in principe al vals, in de praktijk is zij zelfs nog absurder. Als alle waarde gevormd wordt door arbeid en alle ondernemers inspanning parasitisch is, wie zou dan ooit tijd en geld fourneren om fabrieken te bouwen, productontwikkeling te plannen of een productieproces te organiseren? Als alle winst “uitbuiting” is, wat voor motief heeft iemand dan om geld te riskeren voor een nieuw en ongeprobeerd product of dienst?

Communistische landen hebben natuurlijk geen winsten afgeschaft. Alleen hebben zij alle winsten overgebracht naar de staat, die ze typisch gebruikt om een groot militair apparaat op te bouwen ten koste van de productie van consumptiegoederen. In feite is de arbeids-waarde-theorie geweldig anti-consument! Zij verplicht verkopers om al hun ware te prijzen volgens de hoeveelheid arbeid, die er in gaat in plaats van ze aan te passen aan de hoogte van de vraag van de consument.

Dus winkels mogen niet meer vragen voor een buitenlandes gerijpte wijn dan voor een plaatselijke voordelige wijn (uitgaande van een gelijke hoeveelheid arbeid), of voor het werk van een geschoolde timmerman dan voor het werk van een beginner (gegeven gelijke tijd). Dit betekent onvermijdelijk een grote mate van ongeschoold slordig werk, wat natuurlijk precies de situatie is die bestaat in communistische landen. De arbeids-waarde-theorie betekent dat ook het einde van alle economische vrijheid. Engels, Marx’s volgeling schreef: “Wil een zuiver Marxistische samenleving het land kunnen uithouden, dan moet vrijwillige ruil tussen individuen worden afgeschaft.” In een communistische samenleving wordt geproduceerd wat de leiders voorschrijven en geconsumeerd wat zij toestaan. Wie dat niet zint, is natuurlijk vrij om te verhuizen – naar een slaven arbeidskamp- Is dit de “afschaffing van een uitbuiting”?

Methodoligische fouten

De belangrijkste fouten van de arbeids-waarde-theorie zijn methodologisch. Arbeids-waarde-theorie is afkomstig van twee buitengewoon slechte methoden van onderzoek en dat kan ook niet anders. Eerst trachten zij economische wetten vast te stellen over het ruilmechanisme door alleen de aanbod-helft van transacties te onderzoeken en de vraag-helft te negeren. Nog erger, deze hele theorie staat gelijk met het doen van onbewezen beweringen. In het hele eerste deel van “Das Kapital” waar Marx de arbeids-waarde-theorie poneert, staat geen enkel “positief bewijs”, maar Marx geeft een bedrieglijk “negatief bewijs” waarin hij als volgt redeneert:

  • uitgangspunt 1, er is een factor in de productie waaraan het goed zijn waarde ontleent
  • uitgangspunt 2, alleen goederen waarvoor de mens arbeid heeft ingezet moeten waarde hebben (FOUT)
  • werkwijze: som alle factoren op die zorgen voor een eindproduct door ze alle een voor een te onderzoeken, tel niet mee die factoren die geen gelijke waarde schiepen in gelijke hoeveelheid en kom door eliminatie uit op 1 factor: arbeid (willekeur).
  • Conclusie: arbeid moet de oorsprong van de waarde zijn (FOUT)

Marx beloofde een positief bewijs te leveren in het derde deel van “Das Kapital”. Maar dat boek, gepubliceerd na zijn dood, levert niet alleen geen bewijs, maar weerlegt het impliciet. In deel drie verkondigt Marx dat er twee typen kapitalen bestaan in de productie waarvan er slechts een meerwaarde kan opleveren. Dit houdt in dat arbeid niet de enige bepaler van waarde is.

Betekent kapitalisme uitbuiting?

De arbeids-waarde-theorie is nonsens, zowel in theorie als in praktijk. Zij negeert de vele niet-arbeids factoren die economische waarde scheppen, is gebaseerd op onbewezen beweringen en leidt tot economische chaos en politieke slavernij. Kapitalisme daarentegen berust op vrijwillige handel tussen mensen. Als arbeiders er voor kiezen om arbeidsovereenkomsten te sluiten in fabrieken, in plaats van op hun boerderijen te werken of handwerken te produceren, dan is dat welbeschouwd een keus voor lonen en arbeidsomstandigheden in fabrieken boven die op boerderijen. In tegenstelling tot de bewering dat hij niets bijdraagt tot het productieproces, draagt de kapitalist de grote waarde van zijn organisatorische waardigheid aan, zijn ondernemersvisie, en zijn kapitaalmanagement. Daar waarde niet slechts een product van arbeid is, zijn deze kundigheden buitengewoon waardevol in elke samenleving. En winsten zijn een rechtvaardige beloning om kapitaal te riskeren in een onzekere wereld van veranderende consumptie-vraag en technologie. Echt kapitalisme, vrij van staatsinterventie, verboden, subsidies en protectionisme, betekent economische welvaart en vrijheid voor allen. Inderdaad, kapitalisme is het enige economische systeem waarbij de waarden van consumenten bepalen, wat er geproduceerd wordt en wat dingen kosten, in plaats van het bevelen van economische theoretici, die ieders leven willen bepalen. Marx is nu al meer dan honderd jaar dood. Het wordt tijd dat zijn theorieen ook worden begraven!