Lezersbrief (De Standaard Online 3/1/2003):
Reactie op ‘Omtrent Consumentisme en verrechtsing’ (Jan Blommaert, Eric Corijn, Mark Holthof, Dieter Lesage) in DS 2/1/2003

De bijdrage over consumentisme en verrechtsing van Jan Blommaert e.a. toont nog maar eens de intellectuele armoede aan waar progressief-links nu al zo lang aan lijdt. Met haar web van modewoorden, woordspelingen en gemeenplaatsen zonder analytisch of historisch verband is zijzelf een perfecte illustratie van de aangeklaagde ‘mediatisering van maatschappelijke discussie’.

Zonder meer ergelijk is, hoe de auteurs ongedefinieerde termen gebruiken voor complexe, heterogene en controversiële fenomenen en begrippen als vrije markt, kapitalisme, cultuur, middenveld, democratie, Links, Rechts en dergelijke. Daarmee vlechten zij uitspraken aaneen die de indruk geven oorzakelijke verbanden te rapporteren. Achter hun suggestieve en op de rand van het inhoudloze balancerende beweringen zit echter alleen de oude marxistische canard dat ‘de economische onderbouw’ al de rest determineert en verklaart.

‘Het consumentenkapitalisme’ schrijven Blommaert en consorten, ‘verwekt het politiek populisme en verdringt alle andere vormen van debat.’ Laat dat zo zijn (wat het ook mag betekenen), maar wie heeft het consumentenkapitalisme verwekt?

Wellicht hadden de auteurs zich eens de vraag kunnen stellen hoe het komt dat al die verschijnselen waar zij zich zo druk over maken pas aan de oppervlakte kwamen nadat hun links-progressieve gedachtegoed in media en onderwijs de boventoon ging voeren.

Wie waren ook weer de apostelen van het consumentisme? Was dat Marx die ons het beeld voorhield van een wereld waarin ‘iedereen kan doen en zijn wat hij wil, terwijl de maatschappij voor de productie zorgt’? Waren het de centrum-linkse corporatisten die de illusie koesterden dat met de socialisering van alles en nog wat alle problemen opgelost zouden worden? Waren het de voorstanders van de scheiding van inkomen en werk: ‘Het probleem van de productie is opgelost; er is nog slechts het probleem van de rechtvaardige verdeling’? Waren het de voorvechters van de moderne mensenrechten, volgens welke iedereen, ongeacht verdienste of bijdrage, recht heeft op het genot van welvaart, cultuur, vooruitgang, rust en wat ook volgens de waan van de dag ‘nodig is voor zijn of haar menselijke waardigheid’? Of waren het de koene anti-moraalridders van de ‘Alles moet kunnen’-liga, de onvermoeibare strijders tegen het ouderlijke gezag en andere ‘repressieve’ sociale conventies, en in het algemeen alles wat ‘de bevrijding (dat wil zeggen, de bevrediging) van het autonome individu’ in de weg stond?

Het zijn tenslotte die intellectuele types — zijzelf, hun leerlingen en hun kinderen — die in de media, het onderwijs, de politiek en in de zakenwereld het grootste deel van de dienst uitmaken — als beleidmakers of als consumenten en kiezers.

Voor de auteurs is het antwoord evenwel gemakkelijk: de schuld ligt bij dat demonische wezen, de markt of het kapitalisme. Daar is blijkbaar geen uitleg bij nodig.

‘Ernstig maar niet hopeloos’ schrijven de auteurs. Zo is het. Naast hun als krantenvoer gepresenteerde non-analyses en stemmingmakerij bestaan er genoeg analytische en verhelderende studies waar intelligente lezers wel wat aan hebben.

In die studies gaat het er echter niet om abstracties als markt of kapitalisme zwart te maken. Het gaat daar om wat mensen doen en van wat daar de gevolgen van zijn. In het bijzonder gaat het om de omstandigheden waarin mensen en groepen wetten, reglementen en instellingen tot stand brengen die als hefbomen werken voor wijzigingen in het gedrag, de plannen en de ‘levensstijl’ van miljoenen mensen.

‘De markt’ en ‘het kapitalisme’ zijn in die studies geen demonen die het Al bestieren. Zij zijn kanalen via de welke mensen zich dagelijks en geleidelijk kunnen aanpassen aan de wetten, reguleringen en belastingen waar zij in een milieu van lage politieke drempels voortdurend mee overvallen worden. Elke dag zijn er immers wel enkele groepen en bewegingen die een politieke slag slaan en hun doel of ideaal op kosten — en ook in andere zin ten koste — van anderen mogen realiseren.

Die lage politieke drempels hebben weinig met ‘democratisering’ te maken maar alles met de progressieve ideologie dat op elk moment om het even wat voorwerp van politiek beleid en interventie moet kunnen zijn. Het gevolg is geïnstitutionaliseerde rechtsonzekerheid, waarin voorzichtig handelen en langetermijnplanning nauwelijks zin hebben. Alleen wat men vandaag nog kan consumeren is zeker.

Het is geen wonder dat kortzichtige politiek op termijn door haar eigen al dan niet onvoorziene effecten overrompeld wordt. Dat is geen bewijs ‘dat de markt het overneemt van de staat’. Het is het oude verhaal van de leerling-tovenaar.

Maar ja, wie genoeg heeft aan de vertrouwde resonanties van de links-progressieve mantra kan die analyses moeiteloos als ‘anti-politiek anti-intellectualisme’ van de hand wijzen.

De homepage van Frank van Dun