Achtentwintig jaar geleden deed Robert Nozick hoogleraar aan de Havard Universiteit iets wat in de toen nog “beleefde society” van die tijd volslagen ongehoord was: Robert Nozick publiceerde een boek dat het Libertarisme verdedigde.

In het academische establishment van 1974 waren Libertarische ideeën absoluut niet aanwezig. De vrije markt economen F.A. Hayek en Milton Friedman hadden hun Nobelprijs nog niet gewonnen (later in dat jaar zou Hayek de prijs krijgen en Friedman kreeg de prijs in 1976) en de machtigste politiek filosoof was Nozick’s collega John Rawls, wiens monumentale verhandeling “A Theory of Justice”, grote bijval kreeg voor zijn stelling dat een individu het recht op de voordelen van zijn grotere weelde, talent en werkkracht, gegund moest worden zolang hij de minder fortuinlijke mens zou compenseren. (1)

En toen kwam “Anarchy, State, and Utopia”. (2)

Er wordt verteld dat hij als kind in zijn geboorteplaats Brooklyn, de gewoonte had om aan straatpredikers en zeepkistredenaars over de met veel verve geponeerde standpunten te vragen: “ Hoe weet U dat?” We kunnen aannemen dat zo’n vraag een zeer kille ontvangst genoot. Daardoor werd hij goed voorbereid op de reacties op zijn boek “Anarchy, State, and Utopia” (ASU).Dit boek wekte veel ongeloof en woede op. (3) Toch konden zelfs die critici de filosofische helderheid en de ontwapenende scherpzinnigheid ervan niet ontkennen. Het boek vond spoedig zijn weg naar de literatuurlijsten over politieke filosofie in de hele Engelssprekende wereld. Als Nationale Boeken Prijs winnaar van 1975 is het boek sindsdien in elf talen vertaald.

Nozick heeft met zijn boek zijn vakgenoten natuurlijk niet bekeerd, maar hij heeft er wel voor gezorgd dat het Libertarisme bij discussies een plaats kreeg in de rij der filosofische topics, en zorgde er tevens voor dat het intellectuele klimaat drastisch veranderde. Het Libertarisme werd niet langer beschouwd als een equivalent voor de vlakke aardetheorie. Het Libertarisme werd nu een respectabele (althans tenminste een semi-respectabel) idee dat in ieder geval in overweging genomen moest worden. Hiermee heeft Robert Nozick de weg bereid voor opeenvolgende generaties Libertariërs in de academische wereld.

Hoewel het intellectuele establishment ASU een plaatsje in de officiële lijst van leerstellingen heeft gegeven, heeft het echter nog altijd niet begrepen wat de basisideeën van het Libertarisme zijn.

Onbegrip en verdraaiingen van de theorieën van Nozick zijn legio. Men beweert algemeen dat Nozick vindt dat we geen enkele verplichting hebben om mensen in nood te helpen. (Hij stelt natuurlijk dat de verplichting om iemand te helpen nooit legitiem opgelegd kan worden.) Omdat men volkomen onbekend is met andere Libertarische theoretici dan Nozick, herkennen de meeste academici de reikwijdte van het Libertarisme niet – een reikwijdte die veel verder gaat dan de diverse voetnoten doen vermoeden – noch Nozicks vertrouwen op en betrokkenheid bij vroegere Libertarische denkers. (4)

Nozick tracht de minimale staat te verdedigen, d.w.z. een staat “beperkt tot de functies van bescherming van alle inwoners tegen geweld, diefstal, fraude en voor het naleven van contracten.” (p26) Hij verdedigt die minimale staat niet alleen tegen diegenen die een uitgebreidere staat wensen, maar eveneens tegen hen die een nog kleinere staatsinvloed nastreven. ASU bekritiseert dus ook het “anarcho-kapitalisme”, de ultra-Libertarische opvatting dat de legislatieve, juridische en politieke functies, die tot nu door de overheid zijn gemonopoliseerd, vrij zouden moeten zijn voor de concurrentie met particuliere beveiligingsdiensten.

In een zeer complexe verhandeling (het is onmogelijk om deze argumenten in een nutshell weer te geven), waarin hij uitgaat van een anarcho kapitalistische staat, laat hij zien hoe een minimale staat kan ontstaan zonder iemands rechten te schenden. (Deze manier van denken heeft echter weinig aanhangers gekregen) De meeste academici echter, onbekend als ze zijn met de Libertarische principes, halen ironisch genoeg, juist deze beschermingsorganisaties aan als het idee van Nozick.

Libertarisme zonder grondslagen?

De meest gebruikelijke, en de meest vreemde, algemene kritiek van ASU is dat het eenvoudig het bestaan van Libertarische rechten bevestigt, maar er geen argumenten voor geeft. Hoewel “Libertarisme zonder grondslagen”(5) het zijn critici makkelijk maakt, blijft dat ongefundeerd zijn niet overeind wanneer men de tekst leest. Het Libertarisme wordt gefundeerd op waarden die door Libertariërs en niet-libertariërs, algemeen aanvaard worden. Zo zegt Nozick dat het afnemen van de opbrengst van x uur werk hetzelfde is als die persoon verplichten x uur voor iemands anders doel te laten werken, het belasten van verdiensten is equivalent met dwangarbeid en derhalve fout. (p169).

Inderdaad heeft Nozick geen bewijs aangevoerd waarom dwangarbeid fout zou zijn, maar is dat wel nodig? Het onrecht van dwangarbeid is een basisprincipe dat door het gros van zijn opponenten aanvaard is. Op basis van de aanname dat dwangarbeid onaanvaardbaar is, concludeert Nozick dan ook dat belasting een vorm van dwangarbeid is. Ook verwerpt Nozick onbeperkte democratie als een vorm van slavernij omdat het hebben van 10.000 bazen in plaats van één eigenlijk alleen maar een wisseling van baas is. (p291) Ook geeft Nozick hier geen bewijs voor het feit dat slavernij een onrecht is, maar aangezien zijn critici slavernij eveneens verwerpen kunnen zij zijn kritiek op de onaanvaardbaarheid van de democratie niet zonder meer opzij schuiven. Nozick stelde dat:
”Omdat er geen “sociale entiteit” bestaat, maar alleen “verschillende individuele personen” die een eigen individueel leven leiden, heeft het geen zin om de opoffering van de rechten van een individu te bestempelen als een overwegend goed voor de gemeenschap in zijn geheel. Een menselijk wezen mag niet gebruikt en/of opgeofferd worden ten behoeve van anderen omdat daardoor niet voldoende respect wordt betoond aan het feit dat hij/zij een ander individu is, wiens leven het enige leven is dat deze individu bezit.” (p32-39)

Iedere fase van deze redenering is een duidelijke echo van de theorieën die ruime aanhang hebben gewonnen onder de verdedigers van de welvaartstaat, weliswaar vanuit andere uitgangspunten. Zij werden drie jaar eerder door John Rawls gepubliceerd.
Zo verwees Nozick naar de waarden die door zijn tegenstanders werden gedeeld (vooral “Liberalen”) als hij de economische reguleringen die ingrijpen in de “kapitalistische” handelingen die tussen volwassenen op vrijwillige basis zijn overeengekomen. (p163)

ASU’s beroemdste argument (het “Wilt Chamberlain voorbeeld”) is tevens het meest verkeerd begrepen argument. Kritiek leverend op de gangbare theorieën over rechtvaardigheid – en wel die die de verdeling van de bestaansmiddelen in de maatschappij slechts als juist beschouwen als die overeenstemt met een van tevoren vastgesteld systeem (b.v. gelijkheid) – vraagt Nozick ons, ons een maatschappij voor te stellen die in feite het gewenste systeem realiseert. Hij wijst er op dat indien mensen hun bezit vrij kunnen gebruiken zoals zij dat zelf willen – de maatschappij snel zal afwijken van het bestaande patroon. Sommigen zullen rijk worden, zoals de basketbalster Wilt Chamberlain, als gevolg van de vrijwillige beslissingen van anderen, die bereid zijn te betalen voor die talenten. Wanneer het originele patroon ten koste van alles moet worden behouden, dan moet de overheid doorlopend ingrijpen om mensen te beletten hun geld te besteden zoals zij dat willen; op geen enkele andere manier kan dit opgelegd worden zonder doorlopend in te grijpen in ieders leven (p163).

Op deze manier verwerpt Nozick de “gefabriceerde” patronen ten voordele van de historische theorie die zegt dat een bepaalde verdeling van geld, ongeacht van in welk patroon het past, legitiem is zolang het is verkregen op een manier die geen inbreuk op de rechten van iemand anders heeft gemaakt. Critici doen dit argument vaak af alsof het slechts een puur bijkomstig bezwaar tegen de gebruikelijke theorieën over rechtvaardigheid is. Nozick wordt door hen geïnterpreteerd alsof zijn argumenten tegen de herverdelingspolitiek slechts het schenden van de Libertarische eigendomsrechten zou inhouden. Natuurlijk is dat het geval, antwoorden de critici, maar waarom zouden niet-libertariërs zich daar druk over maken? Dit is echter een ernstige misinterpretatie. De kritiek van Nozick is het best uitgelegd als een fundamentele kritiek en kan derhalve niet eenvoudig van tafel worden geveegd.

Norman Malcolm, een leerling van de filosoof Ludwig Wittgenstein, vertelt de volgende anekdote: “Op een wandeling “gaf “hij mij iedere boom die we passeerden, echter met de beperking dat ik de bomen niet mocht omhakken of iets anders doen met die bomen. Op deze voorwaarde zouden ze van mij zijn. (6) Wittgenstein bedoelde hiermee natuurlijk dat, wanneer het recht op controle wordt voorbehouden er in feite niets “gegeven” wordt. En dat is precies wat Nozick bedoelt. Bij ieder systeem van herverdeling reken ik, dat wanneer ik iets verkregen heb dat alleen het geval is wanneer ik daarmee ook het rècht heb verkregen om te bepalen wat ik ermee wil doen.” (p171)

De gangbare rechtstheorieën geven de indruk dezelfde rijkdommen, die de kapitalistische markt ongelijk verdeelt, meer rechtvaardig te verdelen. Maar voor zover dat recht van overdracht van die bronnen is vastgelegd, hebben de mensen evenmin gekregen wat zij, althans volgens de plantheorie, verondersteld worden recht op te hebben. Indien in de aanvankelijke herverdelingsplanning de verdeling werkelijk helemaal goed zou zijn, dan zou het niet de vraag moeten zijn of ieder recht heeft over zijn eigen bronnen, maar zo’n recht is wat in de planeconomie juist vragen oproept wanneer deze planning dwangmatig moet worden gehandhaafd (p161. De conclusie is dus dat de theorie van de planning volgens zijn eigen principe onjuist is.

Verder dan Anarchie, Staat en Utopia

Nozick stelde na 1974 veel lezers teleur omdat hij weigerde zijn boek tegen alle kritiek die was losgebarsten, te verdedigen. Hij merkte hierover op, dat het geen zin had om de rest van zijn leven door te brengen met het schrijven van variaties op “Anarchy, State and Utopia”. (Mogelijk was dit een steek onder water over wat John Rawls de laatste dertig jaar had gedaan.) Nozick hield de politieke filosofie voor gezien en ging verder met andere onderwerpen, hoewel hij in de loop der jaren wel een aantal essays over Libertarische onderwerpen heeft geschreven, bij voorbeeld over de Oostenrijkse economische methodologie, de onzichtbare hand; verklaringen van de ethiek van Ayn Rand, de aard van dwang en de antimarkt vooroordelen in de academische kringen. (7)

In 1987 kondigde Nozick aan dat hij nu zijn vroegere politieke geschriften ernstig ontoereikend vond. Nu zag hij de individuele rechten slechts als een van vele andere rechten. Deze individuele rechten kunnen door verkoop of ruil worden verminderd of geheel wijken voor andere waarden zoals het symbolische belang van problemen en principes die hun belang en urgentie (8) aanduiden. Dit is een positie die verontrustend veel gaat lijken op het aanvaarden van “groot geweld”. Nozick werd algemeen gezien als iemand die het Libertarisme verloochende, hoewel hij zelf vond dat dat niet waar was. (9) In ieder geval lijkt het dat Nozick op het eind van zijn leven weer dichter bij de ideeën die hij in ASU verwoord had, was gekomen. In zijn laatste boek “Invariances” definieerde hij vrijwillige samenwerking tot het “basisprincipe” van de ethiek. Het handhaven van de plicht niet in te grijpen in de vrijheid van keuze van iemand is alles wat een gemeenschap, eventueel onder dwang, mag doen. Hogere orden van ethiek, waaronder positieve bevoordeling, zijn echter persoonlijke idealen die bij de individuele keuzen en uitvoering van een persoon horen te blijven. (10)

Robert Nozick stierf op 23 januari 2002 na een lang gevecht tegen kanker. De impact van zijn beroemde boek blijft echter groeien. De filosoof Jonathan Wolff, één van Nozicks intellectuele opponenten, zegt: “Ik las Nozick voor het eerst als student in 1980. In die tijd reageerden de filosofiestudenten gewoonlijk op twee manieren op “Anarchy, State and Utopia”. Of zij vonden zijn conclusies zo afgrijselijk dat ze niet serieus als politieke filosofie gezien mochten worden, of ze dachten dat zijn conclusies zo weerzinwekkend waren dat het van vitaal belang was (hoewel erg makkelijk) om aan te tonen waar de tekortkomingen zitten. Tegenwoordig echter, klaagt Wolff, kom ik echter veel te vaak een derde opvatting tegen, namelijk dat Nozick over het algemeen gelijk heeft.” (11)

Dank U Robert Nozick.

Roderick Long, doceert filosofie aan de Auburn Universiteit en is redacteur van de Libertarian Journal Formulations (www.libertariannation.org) Hij is de auteur van Reason and Value: Aristoteles versus Rand (Objectivist Center, 2000)

Vertaling door W. van Hulten.

LITERATUURLIJST:

1. John Rawls, A Theory of Justice (Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1971).
2. Robert Nozick, Anarchy, State, and Utopia (New York: Basic Books, 1974).
3. For a particularly egregious example, see Brian Barry, “Review of Anarchy, State, and Utopia,” Political Theory, August 1975, pp. 331-32.
4. For the influence of Murray Rothbard in particular, see Ralph Raico, “Robert Nozick: A Historical Note,” February 5, 2002; www.lewrockwell.com/raico/raico15.html
5. See Thomas Nagel, “Libertarianism Without Foundations,” Yale Law Journal 85 (1975), pp. 136-49.
6. Norman Malcolm, Ludwig Wittgenstein: A Memoir (Oxford, England: Oxford University Press, 1958), pp. 31-32.
7. These essays are collected in Robert Nozick, Socratic Puzzles (Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1997).
8. Robert Nozick, The Examined Life: Philosophical Meditations (New York: Simon & Schuster, 1989), pp. 286-92.
9. For Nozick’s denial, see Laissez Faire Books, “Interview with Robert Nozick”; www.laissezfairebooks.com/index.cfm?eid=358.
10. Robert Nozick, Invariances: The Structure of the Objective World (Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 2001), pp. 280-82.
11. Jonathan Wolff, Robert Nozick: Property, Justice and the Minimal State (Stanford, Calif.: Stanford

1 REACTIE

  1. Geachte W van Hulten. Mag ik mijn dank uitspreken voor uw vertaling van dit stuk over de fascinerende, doch weerzinwekkende filosofie van Robert Nozick?

    Ik hoop dat ook u ooit in een positie van onrecht en armoede terecht zult komen, waarin ik u opnieuw zal vragen naar de afwezigheid van een morele plicht u te helpen. Ik zal zelfs zo goed zijn u het boek van Nozic cadeau te doen. Eens kijken of u van mening verandert. Mochten de gedachten van R. Long echter niet door u gedeeld worden, en heeft u helemaal niet uw kostbare tijd willen besteden aan het bevorderen van dit vreemde, en bijna gevaarlijke gedachtegoed omdat het slechts om een ‘vertaalschnabbel’ ging, neem ik deze woorden uiteraard terug.

    Maar dat nu terzijde. Filosofische ‘topics’? In een ‘nutshell’ weergeven? De woorden ‘onderwerpen’ en ‘notendop’ lijken mij toepasselijker dan deze kleine, doch nodeloze bijdragen aan de verschraling van het Nederlands. Daarmee wil ik uiteraard niets zeggen over de algemene kwaliteit van uw vertaling.

Comments are closed.