Onmiddellijk na 11 september, verklaarde president Bush de oorlog aan het terrorisme. Vele landen zegden medewerking toe. De Navo besloot dat de aanslagen aanvallen waren op alle lidstaten. Nochtans liet Bush zich enkele dagen na 11 september ontvallen dat ‘het over twee jaar alleen nog wij en de Britten zijn’. Deze voorspelling was wellicht te optimistisch.

Als men de mediaberichten over de zaak Irak mag geloven, overspoelt een golf van anti-Amerikanisme het Europese continent. Op basis van de reacties rond de troepenbewegingen in Antwerpen, zou men vergeten dat het onze bondgenoot betreft. De oorzaak wordt steevast én eenzijdig bij boeman Bush gelegd. Het eigengereide optreden van de VS verklaart de vervreemding verklaart. Men vergeet de hand in eigen boezem te steken: heeft Europa geen schuld aan de vervreemding tussen de nieuwe en de oude wereld?

Onmiskenbaar varen de VS onder Bush een meer unilaterale koers. Dit uit zich onder meer in een strategische koerswending tegenover het vraagstuk van de handhaving van vrede en veiligheid in de wereld. Na 11 september hebben Bush en enkele topministers te kennen gegeven dat ‘niet de coalitie de oorlog zou dicteren, maar dat de oorlog de coalitie zou dicteren’. Hiermee bedoelden zij dat de VS geen toegevingen zouden doen over de doelstellingen van hun acties teneinde een bredere coalitie van landen aaneen te smeden. Zij zouden hun doelen en methoden zelf bepalen en op basis daarvan onderhandelen met afzonderlijke landen.

Eén van de verklaringen voor deze radicale optie, is te vinden in de ontwikkelingen rond Irak tijdens de jaren ’90. In resolutie 687 van de Veiligheidsraad (1991) werden door de internationale gemeenschap aan Irak harde ‘vredesvoorwaarden’ opgelegd. De vergelijking met het verdrag van Versailles uit 1919 is door velen gemaakt: de verantwoordelijkheid voor de oorlog werd bij de verliezer gelegd, er werden wapenbeperkingen en schadeloosstellingen voorzien. Het belangrijkste punt van overeenkomst is wel dat noch Duitsland in 1919, noch Irak in 1991 zich bij deze ‘vrede’ hebben neergelegd. Het was meteen duidelijk dat deze resolutie gedurende een lange periode zou moeten worden afgedwongen.

De internationale gemeenschap verklaarde zich solidair met betrekking tot de controle op de naleving van de vrede. Maar toen Irak moeilijkheden veroorzaakte over de wapeninspecties, smolt de internationale solidariteit weg. Tegen 1998, toen Saddam verdere wapeninspecties afwees, was de internationale solidariteit beperkt tot de VS en Groot-Brittannië. De andere Westerse landen, zoals Frankrijk, Duitsland of Japan, bleken – nu de oliebelangen in Koeweit en de Golf waren veilig gesteld – niet langer geïnteresseerd in de naleving van de resolutie.

De politiek van de landen van de Europese Unie wordt gekenmerkt door een onhoudbare tweeslachtigheid. Men bewijst lippendienst aan de rol van de internationale gemeenschap bij de handhaving van vrede en veiligheid, maar neemt geen verantwoordelijkheid om de vredesordening te bewaken en waar nodig af te dwingen. Als het er op aan komt tanden te geven aan de internationale gemeenschap, laat Europa het werk over aan Washington en Londen. Hoewel het falen van de Irak-politiek ook toe te schrijven is aan het weifelende optreden van vader Bush en Clinton na 1991, hebben Amerikaanse bewindslieden niet volledig ongelijk dat de houding van de Unie en Japan mede verantwoordelijk is voor de agressievere houding van machten als Irak of al Quaeda in de periode voor 11 september. Vandaar dat de regering Bush zich niet langer laat afremmen door de bondgenoten.

Dit alles is geen pleidooi opdat de Europese lidstaten zich kritiekloos achter de Amerikaanse politiek zouden scharen. Het is een pleidooi om consequent verantwoordelijkheid te nemen, ook financiële en desnoods militaire, voor de beslissingen die men mee heeft genomen. Volgens Bush heeft 11 september bewezen dat multilateralisme tot inertie leidt en gevaarlijk is; het is aan Europa om nu te bewijzen dat dit niet noodzakelijk is. Wil Europa iets aan de houding van de VS veranderen, moet het iets aan de eigen houding doen.

Het falen van Europa wordt gemakkelijk gewijd aan het gebrek aan een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Er zijn nog twee pijnpunten. Ten eerste heeft Europa weinig politieke geloofwaardigheid, omdat het weinig militaire geloofwaardigheid heeft. Dit is een gevolg van een gebrek aan middelen, maar ook van de pacifistische grondhouding van Europa. In een strategie van afschrikking, is de deelname van Europa vaak een verzwakkend element. Zoals Louis Michel onlangs zei, vergroot dit pacifisme paradoxaal genoeg het gevaar tot oorlog.

Ten tweede is de houding van Europa moreel bedenkelijk. Niet alleen de Unie, maar ook de individuele Europese landen zijn bijzonder inert als hun directe belangen niet in het geding zijn. Tot het einde van Koude Oorlog waren de Atlantische banden sterk. Europa was voor zijn veiligheid van de Amerikaanse militaire macht afhankelijk. Nu het belang daarvan kleiner lijkt, is het cement tussen de oude bondgenoten zoek. Voor Europa is het gezamenlijk ontwikkelen van een wereldwijde strategie voor vrede en veiligheid na 1991 op geen enkel moment een agendapunt geweest. We hebben ons beperkt tot de – tot 2001 terechte – kritiek dat de VS die evenmin hadden.

De komende weken worden een toetssteen voor de verhouding tussen de VS en Europa. Voorlopig faalt Europa. Terwijl iedereen een bloedeloze afloop wenst, is er geen Europees land dat een strategie uitzet over hoe het verder moet als Saddam aan de macht blijft. Indien de internationale gemeenschap besluit dat er geen reden is tot oorlog, de VS zich daarbij neerleggen en Saddam blijft ondanks alles in het zadel, hoe lang kan men Irak nog onder toezicht van de VN houden? Blijven er wapeninspecties mogelijk? Hoe zal men het lot van 23 miljoen Irakezen verbeteren op het gebied van de mensenrechten? Hoe lang duurt het voor Saddam acties onderneemt tegen zijn internationale vijanden, of waarschijnlijker zijn binnenlandse tegenstanders? Wordt/blijft Irak een steunpunt voor het terrorisme? Welke medewerking zal Europa leveren om een herbewapening van Irak, nieuwe binnenlandse wreedheden en buitenlandse avonturen te verhinderen? Welk signaal geeft dit naar landen als Noord-Korea of Iran? Welke lessen houdt een dergelijke passiviteit in voor het conflict tussen Israël en de Palestijnen? Als Europa het ernstig meent met een multilaterale aanpak van Irak, wordt het tijd dat het deze vragen aanpakt.

Professor R. Lesaffer is verbonden aan de Rechtenfaculteiten van Tilburg en Leuven en doceert tevens aan het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie van de Belgische Krijgsmacht.

1 REACTIE

Comments are closed.