Ondanks de latere leeftijd waarop de professionele carrière begint en ondanks de veroudering van de bevolking, is langer werken geen optie voor de toekomst.
Een beschouwing over de naderende pensioencrisis. Hoewel geschreven vanuit Belgisch perspectief, zijn veel van de aangehaalde voorbeelden en wantoestanden ook van toepassing op Nederland.
Inleiding
Mijn bedoeling van dit essay is tweeledig. Ten eerste wil ik zoals elke rechtgeaarde liberaal beklemtonen dat de moderne mens, hetzij individueel door te sparen, hetzij collectief door een inkomensverzekeringspolis af te sluiten, fondsen moet aanleggen voor zijn pensioen. Dat moet ik hier aan het liberale publiek niet uitleggen. Nochtans stel ik ook bij mijn liberale vrienden vast dat zij ondanks hun financiële verantwoordelijkheidszin toch meegetrokken worden in het socialistische discours dat wij langer moeten werken omdat we ouder worden. Dit is economische nonsense. Daarom zie ik mij verplicht om toch nog even de elementaire economische principes van pensioenen uit te leggen. Tevens moet ik er keer op keer op wijzen hoe de Belgische overheid sinds 1945 erin slaagt om ons beet te nemen. De truuk is zo simpel, dat hij altijd weer werkt. Het zilverfonds is de laatste versie van de leugen dat de overheid voor onze pensioenen zorgt. Wat ik dus in het eerste deel van mijn lezing wil aantonen, is dat je ofwel het repartitiestelsel van de pensioenen blijft verdedigen, ofwel ophoudt met mee te gaan in de grote consensus dat de vergrijzing van de bevolking de financiering van de pensioenen bemoeilijkt.
Ten tweede wil ik de belangwekkende redenen naar voor brengen waarom de financiële problematiek van de pensioenen altijd in verband moet worden gebracht met besparingen.
I. Pensioenen voor de moderne samenleving
Indien mensen sparen, mogen ze zo oud worden als ze willen. Vanaf het ogenblik dat ze kunnen rentenieren, kunnen ze met pensioen, hoe oud ze ook worden. Hoe vlugger ze kunnen rentenieren, hoe vlugger ze kunnen stoppen met werken. De vergrijzing kan dus onmogelijk een pensioencrisis veroorzaken.
Waarom is dit zo? Omdat sparen, investeren is. Zelfs in het geval ge uw zuurverdiende centen onder uw matras steekt, maakt ge middelen vrij om te investeren. Alle geld dat uit omloop wordt genomen, doet de koopkracht van het andere geld stijgen. Als ge eerlijk geld verdient dat ge niet direct uitgeeft, dan hebt ge waarde voortgebracht die ge niet consumeert en die – bij gelijkblijvende consumptie van de anderen – dus kan worden geïnvesteerd.
Zelfs de economisten van het IMF hebben dit niet begrepen. Volgens het IMF Working-Paper “Reforming pensions: myths, thruths, and policy choices” zijn de problemen bij repartitie- en kapitalisatiesystemen gelijklopend. Beide zouden neerkomen op een herverdeling tussen jongeren en ouderen. Hierbij wordt volledig voorbijgegaan aan het verschil tussen werken voor een ander omdat die in nood is en werken voor een ander omdat die u betaalt. In het geval van het repartitiestelsel zijn de gepensioneerden steuntrekkers, in het geval van het kapitalisatiestelsel zijn de gepensioneerden werkverschaffers. Het is hallucinant hoe de hooggeleerde economen van het IMF achter hun indrukwekkende cijfermateriaal de elementaire principes van de kapitaalsvorming niet meer zien. Zonder sparen, is productie niet mogelijk. Kapitaal is schaars. Het kapitalisme is een systeem dat via de banken en de pensioenfondsen vele kleine spaartegoeden in grote ondernemingen kan investeren. We kunnen op die manier streven naar een kapitalisme voor de massa of een spaarrekening- en pensioenfondskapitalisme. Via de pensioenfondsen zijn het onrechtstreeks de gepensioneerden die de lonen van de jongeren uitbetalen. Dat is veel beter dan dat omgekeerd de lonen van de jongeren de pensioenen moeten financieren. Dat laatste is een terugkeer naar prekapitalistische tijden waarbij de ouderen kinderen kweken om ze te doen werken. Kapitalisme heeft het rentenieren mogelijk gemaakt, de repartitiestaat maakt die mogelijkheid terug ongedaan. Om de eenvoudige reden dat het repartitiestelsel de kapitaalsbasis doet inkrimpen en het kapitalisatiesysteem de kapitaalsbasis verruimd, is het ene uit den boze en het andere goed.
Als liberalen moeten wij enorm opletten niet mee te gaan in het huidige discours van de ‘opacrisis’ en het langer moeten werken. De meeste liberalen van het ogenblik stellen zich tevreden met een zwak pleidooi voor kapitalisatiestelsels en de evidentie dat als wij ouder worden, wij ook langer zullen moeten werken. Dit is een driedubbele valstrik voor het liberalisme en voor de vrije samenleving:
1. Met zijn allen langer werken is de voorlopige redding van het socialistische bedrog van het pensioenpiramidespel, het pensioen als uitkering aan arme mensen – en arm zullen de gepensioneerden worden, daar zorgt de overheid wel voor – in plaats van als spaarplan. De laatste variant van de halve waarheid die de mensen voor hun pensioen afhankelijk maakt van elkaar onder management van de overheid, is het Zilverfonds. Het systeem werkt maar door mensen dom te houden (cfr. Nazi-Duitsland). Indien de mensen ten volle zouden beseffen dat er geen fonds wordt aangelegd voor hun pensioen, zouden ze geen bijdragen meer willen betalen en zou het piramidespel onmiddellijk instorten. In de mate dat de illusie werkt evenwel, sparen de mensen minder en neemt het pensioendeficit jaarlijks toe, zelfs zonder vergrijzing.
2. Met zijn allen langer werken is economisch conservatief. Minder moeten werken is rijkdom. Langer moeten werken is – al het overige gelijkblijvend – inleveren. Vanuit historisch perspectief zien we hoe het kapitalisme gaandeweg meer financiële middelen voor de pensioenen kan genereren. Van een toestand waarin eigen kinderen het enig denkbare pensioenspaarplan waren, zijn we geëvolueerd naar een situatie waarin mensen na een al dan niet lange loopbaan kunnen rentenieren.
Ondanks de latere leeftijd waarop de professionele carrière begint en ondanks de veroudering van de bevolking, is langer werken geen optie voor de toekomst. De klassieke loopbaan waarop men langdurig bij hetzelfde bedrijf blijft, zou eerder uitzondering dan regel moeten worden. De productieve mens bij uitstek is iemand die kortstondig hoge toppen scheert door heel gericht op de (arbeids)markt in te spelen. Daardoor is de moderne werknemer veeleer snel uitgerangeerd. Modern is ook de technische werknemer – want er is een groeiend tekort aan technici. Het technisch beroep past vaak wel nog in een klassiek loopbaanstramien, maar is te zwaar en te stresserend om langdurig vol te houden zonder de gezondheid en de levenskwaliteit aan te tasten. Alleen wie op zijn bureau theoretische bedenkingen en rekensommetjes maakt, is te vinden en bereid om langer symbolisch werk uit te oefenen. Maar juist aan deze symbolische werknemers (managers, planologen, inspecteurs, juristen) is er geen tekort. De moderne mens moet m.a.w. op korte tijd veel verdienen en haar pensioen opbouwen wanneer ze nog jong is. Modern is dus niet de ideale pensioenleeftijd te verhogen, maar integendeel te verlagen.
3. Het doel van de mensen langer te doen werken, trekt liberalen over de streep van disciplinerende maatregelen zoals het straffen van vervroegd gepensioneerden die nog iets bijverdienen. Dit soort maatregelen tast de zelfredzaamheid van mensen aan. Het wettelijk pensioenstelsel is autoritair-bureaucratisch omdat het mensen afhankelijk maakt van de overheid;
II. Een versterkte sociale zekerheid
Om deze principes in de praktijk om te zetten, zijn besparingsmaatregelen in diverse sectoren onvermijdelijk. Een overschakeling van een repartitiestelsel naar een kapitalisatiestelsel kan niet anders dan geleidelijk gebeuren aangezien wie nu reeds lang gewerkt heeft of reeds met pensioen is, niet plotseling in de kou kan worden gezet. Het aanleggen van pensioenreserves voor de wettelijke pensioenen en de staatspensioenen met de bedoeling om op termijn helemaal over te schakelen van het inherent instabiele omslagstelsel naar een kapitalisatiestelsel is een zware belasting voor de huidige actieve generatie. Ook het aanmoedigen van extra-legale pensioenspaarplannen, niet alleen door fiscale vrijstellingen voor specifieke pensioenspaarformules, maar ook door een verlichting van de fiscale lasten op alle beleggingsvormen, is dus geen wondermiddel. Men kan immers niet verwachten dat de huidige en komende generaties actieven zowel hun eigen pensioenen gaan opbouwen, én de huidige pensioenen én de staatsschuld gaan financieren. Langer werken helpt niet omdat, net zoals de lonen, pensioenen alleen gefinancierd kunnen worden uit toegevoegde waarde. Een rare komiek zal met één geniaal optreden dat wereldwijd op televisie wordt uitgezonden, meer toegevoegde waarde genereren dan een respectabele professor filologie die heel zijn leven zwoegt en tobt over het geslacht der middelnederlandse termen. Een krampachtige poging om de activiteitsgraad van de bevolking te verhogen, kan ontaarden in een stelsel van beschutte werkplaatsen die meer kosten dan zij opbrengen. Jobs die onvoldoende toegevoegde waarde genereren om zichzelf te financieren, dragen allerminst bij tot de financiële basis van de pensioenen.
De extra middelen die vandaag nodig zijn om zowel de overschakeling naar pensioenfondsopbouw te financieren als het omslagstelsel voorlopig overeind te houden, moeten komen van besparingen op overheidsuitgaven die onvoldoende reële waarde genereren voor de burger. Daarom is dringend nodig: afbouw van openbaar vervoer over het spoor; omkering gratis-politiek en optrekken remgelden voor openbaar vervoer; ontmoediging en privatisering van hogere studies in de alfa-wetenschappen; afschaffing van overheidsinmenging in wetenschap en spitstechnologie; minder gedetailleerde regelgeving en minder overheidscontrole op bedrijven en markten waardoor zowel openbare besturen als privé-huishoudingen besparen op bureaucratie.
Voor de economische basis van de samenleving en dus ook voor de sociale zekerheid is het beter om massaal mensen op vervroegd pensioen te stellen dan om beschutte werkplaatsen als Sabena, de NMBS en de universiteiten te blijven financieren.
Besluit
De dreigende crisis van het pensioenstelsel is uitsluitend een crisis van het omslagstelsel en dus niet van de veroudering van de bevolking. Men rekent ten onrechte op de solidariteit tussen leeftijdsgroepen. Dan is de veroudering van de bevolking inderdaad een probleem. Maar in een vrije en verantwoordelijke samenleving moet men leren dan men zelf zijn pensioen moet opbouwen en dat niet een ander u zal onderhouden.
Dit artikel verscheen eerder op de website van Nova Civitas.