Als oprichter van de Libertarian Party en hoofdredacteur van California Liberty word ik vaak gevraagd hoe men kan vaststellen of iemand ‘echt’ een libertariër is. Er zijn waarschijnlijk net zoveel verschillende definities van het woord “libertariër” als mensen die zichzelf zo noemen.
Als oprichter van de Libertarian Party en hoofdredacteur van California Liberty word ik vaak gevraagd hoe men kan vaststellen of iemand ‘echt’ een libertariër is. Er zijn waarschijnlijk net zoveel verschillende definities van het woord “libertariër” als mensen die zichzelf zo noemen. Deze variëren van buitengewoon ruim (“iedereen die zichzelf een libertariër noemt is er één”) tot onmogelijk doctrinair (“alleen diegenen die het eens zijn met ieder woord in het partijprogramma zijn de echte uitverkorenen”).
Mijn eigen definitie is dat als een individu als libertariër beschouwd wil worden, ten minste in een politieke context, hij zonder compromis zich moet houden aan vijf sleutelpunten. Ideaal zouden we het natuurlijk eens zijn met alles. Maar dat zijn we niet, en dat zullen we waarschijnlijk nooit zijn. Het debat zal waarschijnlijk voor onbepaalde tijd voortduren aangaande zulke kwesties als abortus, buitenlands beleid, en óf, wanneer, en hoe verschillende overheidsprogramma’s kunnen worden opgeheven of geprivatiseerd. Maar wat mij betreft, is iemand de facto een libertariër, als hij/zij het eens is met deze vijf punten; als hij faalt op zelfs één van de vijf is hij het niet.
Wat zijn dan de de ‘onmisbare vijf’ — de oncompromisloze punten?
Je bezit jezelf
In de eerste en belangrijkste plaats geloven libertariërs in het principe van zelfbeschikking. Je bezit je eigen lichaam en geest; geen externe macht heeft het recht om je in dienst van de ‘maatschappij’ of ‘mensheid’ of enige andere individu of groep te dwingen voor wat voor reden dan ook, hoe nobel ook. Slavernij is fout, punt.
Omdat je jezelf bezit, ben je verantwoordelijk voor je eigen welzijn. Anderen zijn niet verplicht om je eten te geven, je te kleden, of je van gezondheidszorg te voorzien. De meesten van ons kiezen om elkaar vrijwillig te helpen, om een verscheidenheid aan redenen — en zo hoort het ook — maar “gedwongen medeleven” is een oxymoron, een contradictio in terminis.
Het recht op zelfverdediging
Zelfbeschikkingsrecht impliceert het recht op zelfverdediging. Libertariërs wijken voor niemand in hun ondersteuning van het recht van individuen om wapens te houden en te dragen. We zouden alleen willen dat het Tweede Amendement van de Constitutie van de V.S. gezegd zou hebben “Omdat het recht op zelfverdediging onvervreemdbaar is, …” in plaats van al dat gedoe over een “well-regulated militia“. Iemand die denkt dat de overheid — wat voor overheid dan ook — het recht heeft om de burgers te ontwapenen is NIET een libertariër!
Geen wetten over ‘crimineel bezit’
In feite geloven libertariërs dat individuen het recht hebben om alles te bezitten — goud, wapens, marijuana, sexueel expliciet materiaal — zolang zij anderen niet schaden door dwang of de dreiging van dwang. Wetten die het simpele bezit van iets criminaliseren zijn zeer geschikt voor politiestaten; het is maar al te gemakkelijk om een verboden substantie in iemands huis, auto of zak te stoppen. Libertariërs zijn net zo streng tegen criminaliteit — echte criminaliteit — als iedereen. Maar wetten over cimineel bezit zijn een aantasting van vrijheid, welke retoriek ook wordt gebruikt om ze te verdedigen.
Geen belastingen op productiviteit
In een ideale wereld zouden er geen belastingen zijn. Alle diensten zouden alleen betaald worden als men er gebruik van maakt. Maar in een minder dan ideale wereld, zullen sommige diensten onder dwang gefinancierd blijven in de nabije toekomst. Niet alle belastingen zijn even slecht, en de slechtste vorm van belastingen is een belasting op productiviteit — d.w.z., een inkomensbelasting — en geen enkele libertariër ondersteunt deze vorm van belasting.
Wat voor soort belasting is het minste schadelijk? Dit is een onderwerp dat nog open is voor discussie. Mijn eigen voorkeur is een enkele belasting op land. Is dit ‘de’ libertarische positie wat betreft belastingen? Nee. Maar alle libertariërs zijn tegen iedere vorm van inkomensbelasting.
Een degelijk geldsysteem
De vijfde en laatste test van iemands bewering een liberariër te zijn is hun ondersteuning voor een eerlijk geldsysteem; d.w.z. één waar de valuta wordt gedekt door iets van echte waarde (meestal goud of zilver). Fiatgeld — geld zonder dekking, waarvan de acceptatie verplicht wordt gesteld door de Staat — is simpelweg gelegaliseerde geldvervalsing en is één van de sleutels voor het uitbreiden van overheidsmacht.
De vijf punten die hier zijn opgesomd zijn niet een volledig, allesomvattend voorschrift voor vrijheid . . . maar zij zouden ons het grootste gedeelte van de weg brengen. Een overheid die niet een dienstplicht mag opleggen, niet mag confisqueren of geldvervalsen, en die geen criminele straffen oplegt voor het simpele bezit en vreedzame gebruik van iets, is een overheid waar bijna alle libertariërs tevreden mee zouden zijn.
Prima artikel!
Dat is in de kern van de zaak precies waar het om draait!
Vrijheid is eigenlijk zo eenvoudig. Maar ja, wat voor de hand ligt, wordt makkelijk over het hoofd gezien…
Bij het vijfde punt wil ik aantekenen dat David F. Nolan de indruk wekt als zouden munten onder een metalen standaard hun waarde ontlenen aan het metaal waaruit zij geslagen zijn. Deze voorstelling van zaken is niet geheel correct. Zonder twijfel wordt de waarde van het edel metaal beinvloed door het feit dat het als geld dienst kan doen; dat de behoefte aan geld indirect behoefte aan goud of zilver is. Maar uiteindelijk ontlenen standaardmunten – evenals iedere andere geldsoort – hun waarde uitsluitend aan haar hoeveelheid in verhouding tot de hoeveelheid te koop zijnde waren en aan haar omloopsnelheid. Het bizondere is hier dat de hoeveelheid automatisch geregeld wordt doordat munten en metaal gemakkelijk in elkaar kunnen omgezet worden. Wordt de voorraad van het edel metaal groter, terwijl het aanbod van andere goederen gelijk blijft, dan daalt de waarde van dat metaal en wordt er meer van dat metaal vermunt; daardoor treedt er een algemene prijsstijging in. Ook het omgekeerde is gemakkelijk in te zien.
“Wordt de voorraad van het edel metaal groter, terwijl het aanbod van andere goederen gelijk blijft, dan daalt de waarde van dat metaal …”
Omdat de kans dat er goud bij komt niet zo groot is (veel kleiner dan de kans dat ‘het aanbod aan andere goederen gelijk blijft’!), is het als standaard te gebruiken. Het kan niet even bijgedrukt worden, of bijgemaakt. Het is beperkt als erts voorradig en heeft in tegenstelling tot papier een intrinsieke waarde. Papiergeld kan makkelijk 1000% in waarde dalen, tot het punt waarop het goedkoper wordt om papiergeld te gebruiken i.p.v. toiletpapier !!!
Zolang er mensen zijn is er vraag naar goud geweest (stabiele vraag), en bij een beperkt aanbod (stabiel aanbod) blijft de waarde gegarandeerd.
Papiergeld is niet meer dan een (soms loze) belofte; een ‘I owe you’. Ik kan zelf ook briefjes maken met de tekst “tegen inlevering van dit briefje kun je bij mij iets kopen ter waarde van 10 X”.
Vandaag is 10 X misschien een heel brood waard, en morgen nog maar een half. Dit instabiele, gemonopoliseerde systeem van geld uitgifte is de basis voor politiek gestuurde inflatie en deflatie in de handen van machthebbers.
Ik heb meer vertrouwen in de waarde van goud, dan in de belofte van een politicus!
Comments are closed.