Aanvankelijk verbijsterde het mij, later wende ik aan de stupiditeit van het argument en tegenwoordig voel ik het moment in de discussie aankomen, dat het op tafel komt: het Coca Cola- argument, dat in ieder gesprek over vermindering van subsidies en consumentensoevereiniteit vroeger of later, maar onverbiddelijk, te voorschijn komt.

De eerste keer dat ik het hoorde, staat mij nog bij als de dag van gisteren. De discussie ging over subsidies voor balletvoorstellingen en concerten. Mijn standpunt was uiteraard dat dergelijke subsidies beter gestopt kunnen worden , opdat wij teruggaan naar een situatie waarin de consument zelf kan bepalen , welk percentage van zijn inkomen hij uitgeeft aan schilderijen, concert- en schouwburgbezoek, balletvoorstlelingen en bibliotheken, om slechts enkele branches ten noemen waar de overheid door middel van marktontwrichtende subsidies het consumptieniveau significant beinvloedt en verhoogt. “Maar dan komen wij toch terecht in een Coca Cola-maatschappij!”, riep mijn gesprekspartner uit.

Coca Cola wordt in de beste kringen geconsumeerd en gesavoureerd, zoals iedereen kan opmerken die wel eens de aandeelhoudersvergadering van Berkshire heeft bezocht, waar Warren Buffett en Charlie Munger een hele rij Colablikjes voor zich hebben staan tijdens de vijf uur durende marathon tijdens welke vragen van aandeelhouders worden beantwoord.
Velen schijnen echter van mening te zijn dat het consumeren van dit product van wansmaak en cultureel barbarisme getuigt, dat subsidies voor meer verheven doeleinden altijd moeten doorgaan en geen inkomen vrij mag komen voor producten zoals de verderfelijke Coca Cola of andere artikelen, welker consumptie niet geacht wordt bij te dragen aan de vooruitgang van de mensheid.

Hoewel ik persoonlijk de betreffende drank als bocht beschouw en de voorkeur geef aan een glas karnemelk, ben ik wel van mening dat ieder het recht heeft zijn verdiende geld te besteden zoals hij of zij dit zelf wenst.
Sinds die eerste keer heb ik het Coca Cola-argument talloze malen gehoord en heb de indruk dat de frequentie waarmee het wordt gehanteerd, toeneemt. De gebruikers van het argument zijn meestal personen van hoog cultureel gehalte, wier wekelijkse gang naar het Concertgebouw, waar vooral de pauzes hun de kans geven te zien en gezien te worden, men liever niet moet belemmeren. Hetzelfde geldt voor de balletvoorstellingen,kunstmanifestaties en ander culturele evenementen die zij bijwonen, soms zelfs onder the genot van een glas Coca Cola!

Hugo van Reijen

1 REACTIE

  1. Laat iedere museumbezoeker of bezoeker van een opera of welke culturele of niet culturele bezigheid zelf de prijs betalen van zijn vermaak maar laat mij (de niet geïnteresseerde burgerlijke cultuurbarbaar) er niet voor opdraaien.

    Cultuur is voor de rijken, altijd al geweest, en de akkerbouw voor de armen (wij mogen immers niet met ons kop boven het gemiddelde uitstijgen)

    Elke vorm van subsidie direct en onverbiddelijk afschaffen, het vrijwillige leger opdoeken en de dienstplicht (of vervangende) weer invoeren al ware het alleen al dat we daardoor weer een beetje een opgevoede jeugd terugkrijgen die geleerd heeft wat mijn of dein is en niet zomaar achteloos een scheidsrechter de dood in schopt.

Comments are closed.