Als we het mediabeleid in Nederland een klein beetje volgen, is het eenvoudig om te zien…
Als we het mediabeleid in Nederland een klein beetje volgen, is het eenvoudig om te zien wat er zich afspeelt. Allerlei “politieke” groeperingen willen de macht naar zich toe trekken om de luisteraars te beïnvloeden en daardoor tevens anderen die mogelijkheid te ontnemen. Wie heeft er ook al weer gezegd: “als we de jeugd en de media onder controle hebben, doen we met dit land wat we willen”? Deze “wens” kwam uit communistische hoek.
We waren al bezig om een artikel hierover te schrijven toen we een ingezonden brief kregen van de heer Heida die zeer duidelijk aantoont dat ook hier de vrije markt de enige goede oplossing is. De brief is in eerste instantie bedoeld om de VVD op de vingers te tikken, waardoor u zult begrijpen dat dit voor de andere politieke partijen nog harder nodig is.
De verwarde opstelling van de VVD ten aanzien van de media
De heldere doelstelling die volgens mij door de VVD van nature moet worden nagestreefd, namelijk vrije media die in particulier eigendom en volgens de principes van de vrije, ondernemingsgewijze productie benut moet kunnen worden, is ten dele vertroebeld.
Mijn kritiek richt zich voornamelijk op het ongedefinieerd toepassen van een aantal begrippen dat de laatste jaren een (onverdiend) eigen leven is gaan leiden en daardoor de verwarring rond de media hebben vergroot.
Zo wordt er ook binnen de VVD vaak gesproken over pluriforme aanbod van informatievoorzieningen, dat niet mag worden afgebroken.Wat wordt hier precies mee bedoeld? Indien bijvoorbeeld filatelisten, sportvissers of biologen zich op een commerciële databank willen abonneren via een landelijk vertakt kabelnet (wat niet mag), maakt dat het aanbod toch pluriformer. In een adem wordt dan ook gesproken over het feit dat er voorkomen moet worden dat het bedrijfsleven ten gevolge van overheidsbeleid een grote achterstand ten opzichte van het buitenland zal oplopen op het terrein van de informatica. Mijn vraag is dan; “wie bepaalt wat pluriform is en welk soort pluriformiteit is eigenlijk gewenst?”. Is het niet zo dat de deelnemers – producenten, distributeurs en consumenten – aan het mediagebeuren zelf bepalen welke informatie men kan gebruiken en waarvoor men bereid is te betalen? Het meest pluriforme gewenste en betaalbare aanbod ontstaat in de meeste bedrijfssectoren wanneer vormen van beperking of regulering zo veel mogelijk ontbreken.
Achterhaald zuilensysteem
Waarom zou de wet van vraag en (vrij) aanbod opeens niet meer gelden voor media als radio en televisie (die door een krampachtig instandgehouden, volkomen achterhaald zuilensysteem officieel ontoegankelijk zijn voor het particuliere initiatief) en de kranten (die door een misplaatste afroming van Stergelden en wellicht nog andere marktevenwicht verstorende subsidies in stand worden gehouden)? Een aansluitend populaire, maar evenzeer voor manipulatieve doeleinden misbruikte kreet is “de belangen van de pers en de uitgeverij mogen niet onevenredig worden geschaad”. Onevenredig aan wat? Welke pers (journalisten, zetters)? Welke uitgeverijen? Van de VNU weet ik dat deze grote uitgeverij een enorm bedrag heeft gereserveerd voor deelname aan satellietprogramma’s, zodra dat mag. Wordt deze uitgeverij bedoeld, of juist die concurrent die daarvoor geen middelen heeft kunnen of willen vrijmaken? ledere vorm van bevoogding op dit gebied zal nieuwe vervalsingen van het vrije marktmechanisme veroorzaken.
Landelijk heeft de NOS zich al als “beheerder” van het satellietgebeuren opgeworpen. In plaats dat de staat zich als ondernemer uit de mediawereld terugtrekt, blijkt dat zij zich uiteindelijk het monopolie voor alle mediavormen, binnen- en buitenlands, wil toe-eigenen.
Internationaal, landelijk en regionaal wordt door de VVD niet steeds dezelfde lijn getrokken. Ik krijg de indruk dat buiten onze grenzen het VVD-mediabeleid liberaal is, maar landelijk en regionaal wordt het steeds verwarrender.
Om een voorbeeld te geven: Hans de Bie, secretaris van de mediacommissie van de VVD, vindt dat regionaal één of meer zendvergunningen moeten kunnen worden verleend. Meer dan één lijkt pluriform, maar zal het dat in de praktijk ook werkelijk zijn? Wie komen voor een vergunning in aanmerking? Dat is een veel belangrijker vraag om te beantwoorden. Ik lees er niets over.
Verkopen aan hoogste bieder
Het kan maar op één manier objectief worden geregeld: door de zendvergunning te verkopen aan de hoogste bieder. De kijk- en waarderingscijfers bepalen dan wel of dit zendstation voldoende kwaliteit weet te bereiken. De waarde van een Tv-station (met een zendvergunning) is zo bijzonder hoog, dat men zich moet afvragen waarom een zendvergunning voor niets wordt weggegeven. En aan wie? Wie heeft er recht op? Landelijk is immers al gebleken dat het selectief verstrekken van zendmogelijkheden niet heeft kunnen voorkomen dat (“illegaal”) commercieel opererende omroepen als Tros, Avro en Veronica, zich toch via de gunst van de kijkers en luisteraars een grote plek in dat bestel hebben kunnen verwerven.
Waarom wordt dat mechanisme in de regio dan nu niet door de VVD als een uitgangspunt gekozen? Er wordt echter voor de verdeling van zendtijd in het algemeen in de eerste plaats gedacht aan omroepverkiezingen, waarmee de media definitief in de politieke hoek verzeild zouden geraken. Ook hier wordt weer gesproken over een mogelijke “doodklap” voor de plaatselijke pers. Wat is die pers anders dan een commerciële instelling, die in vrije concurrentie met andere media haar beleid wellicht zal moeten aanpassen? Waarom moet op voorhand worden verondersteld dat het betreurenswaardig is indien enkele streekbladen zouden verdwijnen?
Media herhalen zich steeds
De zogenaamde pluriformiteit die de pers in Nederland heeft weten te bereiken betekent maar al te vaak dat we op de radio, de TV en in de kranten (landelijk en regionaal) steeds maar weer hetzelfde verhaal horen of lezen. Het Radiojournaal gaat soms dagenlang alleen maar over kruisraketten en El Salvador, alsof er geen andere belangrijke zaken meer zijn in de wereld. Een ander ergerlijk voorbeeld van zogenaamde pluriformiteit is het zoeken naar de “informatiekruimels” die iedereen laat liggen. Op de (kunstmatig instandgehouden) klassieke radiozender Hilversum 4 hoorde ik laatst hoe een (ongetwijfeld dronken) diskjockey een half uur (ik heb op mijn horloge gekeken) nodig bleek te hebben voor de aankondiging van zijn volgende klassieke plaat. Die plaat bleek uit een klein winkeltje te komen in een smal dwarsstraatje, ergens in Amsterdam. De muziek die er op staat is namelijk zo verschrikkelijk weinig bekend en door zo weinigen geliefd, dat hij er pas na een wekenlange speurtocht een plaat van kon bemachtigen. Hij verontschuldigde zich zelfs tegenover de luisteraars dat hij er maar eentje van op de kop kon tikken. Om de beide zijden van de plaat achter elkaar te kunnen draaien, zou men dus op het moment van het omdraaien van de plaat enkele seconden radiostilte op de koop toe moeten nemen.
Enkele symbolische seconden stilte voor het vernietigde principe van vraag en aanbod. Lang leve de pluriformiteit! Is dit de omroepkwaliteit die we bij regionale radio en TV in de provincie tegemoet mogen zien? Een dergelijke wanprestatie zou bij een commercieel station zonder meer tot ontslag van de desbetreffende diskjockey hebben geleid. De voorkeur van deze hobbyist krijgt voorrang, terwijl een heel legioen sportliefhebbers door de steeds drastischer optredende minister Brinkman van Wetenschap, Media en Cultuur binnenkort zal worden teleurgesteld. Een groot aantal sporten in Nederland zal namelijk door zijn reclamebeperkende maatregelen niet meer worden gesponsord en dus in niveau achteruit gaan.
Aangezien er bovendien een blijvende dreiging bestaat voor de grote omroepen (die zich officieel dienen uit te roepen als de hoeder van een of andere culturele groepering), lijkt het mij beter dat de VVD zich – als het dan toch met een medianota komt – zo liberaal mogelijk opstelt en zo weinig mogelijk meehuilt met de wolven in het bos. Wanneer we de heer Brinkman gadeslaan, zien we dat die wolven er vooral op uit zijn de media als een machtsmiddel gratis in handen te spelen van culturele – lees politieke – groeperingen, die van nature juist niet pluriform zijn.
Homme S. Heida, journalist