Op 17 mei 1989 is de Europese Commissie afgekomen met een voorstel tot het invoeren van een catalogus van Sociale Rechten die over de hele Gemeenschap zouden moeten gewaarborgd worden met het oog op de verbetering van de levens- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers waardoor de mogelijkheid zou geschapen worden om deze Rechten te harmoniseren over de hele Gemeenschap op een hoog niveau. Dankzij de oppositie van mevrouw Thatcher is dit Sociaal Charter nog niet aangenomen door de Raad (de wetgever in de E.E.G.).

De rechten die door dit Charter gewaarborgd worden betreffen de verbetering van leef-en arbeidsvoorwaarden, het recht op vrijheid van beweging, het recht op sociale bescherming, het recht van vereniging, het recht op collectieve onderhandelingen, het recht op beroepsvervolmaking, het recht van mannen en vrouwen op dezelfde behandeling, het recht op informatie, consultatie en werknemersparticipatie, het recht op bescherming van de gezondheid en veiligheid in de werkplaats, de bescherming van kinderen, adolescenten, ouderen en gehandicapten.

Indien we bedenken dat een recht een moreel principe is dat een individu’s handelingsvrijheid in een sociale context definieert, dan valt het meteen op dat de door het Charter gewaarborgde fundamentele rechten geen betrekking hebben op vrijheid van handelen maar op dwang uitgeoefend op de belastingbetaler om voor sociale protectie te betalen of op de werkgevers om de arbeidsplaats in die-of-die zin aan te passen, of op de aandeelhouders om de werknemers in het beslissingsproces te laten meespelen. Samen met mevrouw Rand kunnen we derhalve besluiten dat de door het Charter gewaarborgde Rechten geen rechten zijn maar in tegendeel de negatie van het begrip Recht zelve.

De invoering van rechten die eigenlijk geen rechten zijn kan op zichzelf geen kwaad. Maar het wordt erger indien men inziet dat deze Rechten gevolgen hebben voor de allocatie van de schaarse middelen. Eén van de zeer emotioneel geladen rechten betreft de werknemersparticipatie.

Indien we de gevolgen van de werknemersparticipatie in Duitsland (waarin 1976 de Mitbestimmungsgesetz werd aangenomen) bekijken dan stellen we vast dat er twee gevolgen werden waargenomen in het Duitsland van na 1976.

Ten eerste, stellen we vast dat van de 650 vennootschappen die in 1976 onder de wet vielen, er reeds 170 waren die zich in 1980 hadden omgevormd (i.e. zich hadden opgesplitst) om niet meer onder de wet te vallen. Indien we bedenken dat de vorm van de vennootschappen van voor 1976 de optimale vorm was (en er is weinig reden om het tegenovergestelde te verdedigen), dan moeten we besluiten dat deze omvorming de sociale kosten van de Mitbestimmung zijn.

Ten tweede, stellen we vast dat werknemersparticipatie een kloof creëert tussen hen die het risico van de onderneming dragen (de aandeelhouders) en hen die de beslissingsmacht in handen hebben (de werknemers). Omdat de werknemers niet weten of zij nog langer dan één jaar in de vennootschap zullen blijven, zijn zij minder geïnteresseerd in de langetermijnwinst van de vennootschap dan wel in de korte termijn cashflow. Op die manier worden de goederen niet optimaal gealloceerd.

We weten nu dat werknemersparticipatie funeste gevolgen heeft. Welke argumenten kunnen dan toch aangehaald worden ter verdediging ervan? In de literatuur worden drie soorten argumenten aangehaald. Eén, werknemersparticipatie zou een grotere voldoening geven aan de werknemers. Twee, werknemersparticipatie zou de productiviteit van de onderneming doen stijgen. Drie, werknemersparticipatie zou de logische consequentie van de politieke democratie zijn.

[Zin weggevallen – Red.] Het tweede argument valt in het water als we bedenken dat vennootschappen bereid zijn de kosten van een omvorming te ondergaan om de kosten van de werknemersparticipatie te ontwijken. Bovendien zou het, mocht het tweede argument opgaan, niet noodzakelijk zijn om werknemersparticipatie op te leggen, maar zou hier vrijwillig over onderhandeld worden. Het derde argument vergeet dat het niet voldoende is om aan eenieder een stem te geven opdat gelijkheid bereikt zou worden. Immers, de welsprekendheid, de kennis van de op te lossen problemen en van de wijze waarop problemen dienen opgelost zijn gaven waarover niet iedereen beschikt.

Aangezien werknemersparticipatie niet kan verdedigd worden is het enkel maar te hopen dat mevrouw Thatcher erin zal slagen om de sociale waanzin van de elf andere lidstaten tegen te houden.

Het zou anders weleens van vijf voor twaalf, vier voor twaalf kunnen worden waarna dan nog enkel op de ontploffing van de tijdbom zal moeten gewacht worden.