Op het eerste gezicht lijkt het duidelijk dat de nakomelingen van de slachtoffers van de Westerse slavenhandel geluk hebben gehad. Zwarten die geen nakomelingen zijn van slaven, leven voor het merendeel in Afrika, lijdend onder armoede en onderdrukking; slechts een klein deel van hen slaagt erin naar het Westen te ontkomen. De nakomelingen van de slaven daarentegen kunnen vaak al vanaf hun geboorte van de welvaart en relatieve vrijheid in het Westen profiteren.

Toch zijn er nakomelingen van slaven in het Westen die zich slachtoffer van het verleden voelen. Zij eisen erkenning van hun slachtofferschap in de vorm van musea en monumenten over de slavernij, een nationale herdenkingsdag, subsidies voor onderzoek naar de slavernij, het ontwikkelen van lesmateriaal, enzovoorts. Een aantal van deze slachtoffers komt aan het woord in de bundel ‘Het verleden onder ogen. Herdenking van de slavernij’.

Zoals het uitgangspunt al doet vermoeden, biedt het boek veel stof tot vermaak. De samensteller van de bundel, Gert Oostindie, spreekt over de ‘diepe littekens, frustraties en woede’ waar ‘talloze nazaten’ van de slaven onder lijden, en vergelijkt diegenen die nu strijden voor een monument voor de slavernij – onder wie Oostindie zelf – met degenen die in het midden van de vorige eeuw voor afschaffing van de slavernij streden. Helaas loopt Nederland weer eens achter, aldus Oostindie, ‘net als ooit met de afschaffing van de slavernij’. Twee andere medewerkers aan de bundel gaan in hun enthousiasme nog verder: de identificatie van de huidige nakomelingen van de slaven met hun voorouders wordt door hen zover doorgevoerd dat ze de nakomelingen aanduiden als ‘ex-slaven’ (Edwin Marshall) en ‘voormalige slaven’ (Hugo Pos). Het enige wat ontbreekt is dat de huidige Nederlanders worden aangeduid als ‘voormalige slavenhouders’.

Impliciet is deze beschuldiging overigens wel prominent aanwezig in het boek. Bij de discussie over de slavernij gaat het erom, aldus Pos, hoe in Nederland ‘aan de erkenning van schuld, of beter de verwerking daarvan, een passende blijvende vorm kan worden gegeven’. Nederlanders moeten dus hun schuld aan de slavernij erkennen en vervolgens verwerken. Helaas wordt hier een nogal elementair feit over het hoofd gezien: de hier en nu levende Nederlanders kunnen in het geheel geen schuld hebben aan zaken die meer dan 135 jaar geleden plaatsvonden. Hoe hier een mouw aan te passen?

Frank Martinus Arion doet een poging: een Nederlander kan ‘niet prat gaan op de verworvenheden van de Gouden Eeuw, zonder zich medeverantwoordelijk te voelen voor de barbaarse praktijken als de slavernij’. Nu zullen er ongetwijfeld Nederlanders zijn die menen dat ze persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de prestaties die hun voorouders in de 17e eeuw hebben neergezet – idioten heb je overal. Maar waarom moeten de Nederlanders die beseffen dat dat flauwekul is daaronder lijden? Overigens is het ook niet echt zinnig om de Nederlanders die zichzelf op de borst kloppen vanwege de Gouden Eeuw schuldig te verklaren aan de slavernij. In plaats van dergelijke mensen een tweede waandenkbeeld aan te praten, zoals Arion voorstaat, zou het zinniger zijn om te proberen ze te genezen van hun eerste waandenkbeeld.

Een andere veelbeproefde manier om de huidige Nederlanders verantwoordelijk te stellen voor de slavenhandel van een handvol verre voorouders bestaat uit het zaaien van verwarring met behulp van een eenvoudige semantische truc. De vraag wordt opgeworpen of ‘Nederland een helend gebaar moet maken ten opzichte van de volkeren, waartegen het misdaden tegen de mensheid heeft gepleegd’ (Arion). De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Als ‘Nederland’ misdaden heeft gepleegd, dan is het logisch dat ‘Nederland’ daarvoor schuld bekent en boete doet. De truc zit erin dat ‘Nederland’ hier in twee totaal verschillende betekenissen wordt gebruikt: de eerste keer verwijst de term ‘Nederland’ naar een kleine groep Nederlandse slavenhandelaren uit de vorige eeuw, de tweede keer verwijst de term naar alle nu levende Nederlanders.

Ook Oostindie doet een poging om de seculiere versie van de christelijke leer van de erfzonde te verdedigen. ‘Directe individuele verantwoordelijkheid is vrijwel niet aantoonbaar’, moet hij weliswaar toegeven, ‘maar er is ook zoiets als nationale verantwoordelijkheid’. Dus: de 15 miljoen Nederlanders zijn elk afzonderlijk niet verantwoordelijk voor de slavernij, maar als je ze bij elkaar optelt, dan krijg je een optelsom (‘de natie’) die wel verantwoordelijk is (‘nationale verantwoordelijkheid’). Door de zuivere handeling van het optellen is Oostindie op magische wijze in staat om uit het niets ineens een collectieve verantwoordelijkheid tevoorschijn te toveren.

Oostindie verwacht overigens niet dat de Nederlandse bevolking de realiteit van deze mythische ‘nationale verantwoordelijkheid’ meteen aanvaardt, maar van ‘de leiders’ verwacht hij dit wel. En het valt te vrezen dat hij daar wel eens gelijk in zou kunnen krijgen: van politici, die van intellectuele oplichterij hun beroep hebben gemaakt, valt nu eenmaal niet veel goeds te verwachten.

Dit soort goocheltrucs waarmee getracht wordt de Nederlanders een schuldcomplex aan te praten, gaan regelmatig vergezeld van de vraag om allerlei subsidies. Het is een beproefd middel: mensen die zich schuldig voelen zijn nu eenmaal makkelijker te manipuleren.

De meest populaire theorie waarmee het vragen om subsidies wordt beargumenteerd, luidt ongeveer als volgt: dat het met een aantal zwarten maatschappelijk zo slecht gaat, is niet alleen te wijten aan de slavernij van hun voorvaderen, maar ook aan hun gebrekkige historische bewustzijn daaromtrent. Het opkrikken van dit historische bewustzijn zal leiden tot meer gevoel van ‘eigenwaarde’ en ‘identiteit’. Daarom moeten er subsidies beschikbaar komen voor documentatiecentra, bibliotheken, conferenties, seminars, onderzoek, enzovoorts. Het over de brug komen met dit geld is een kwestie van genoegdoening voor de slavernij.

Maar waarom het feit dat je voorouders in slavernij leefden en 136 jaar geleden werden vrijgelaten, reden is om trots op jezelf te zijn, blijft onduidelijk. Plaatsvervangend slachtofferschap als oorzaak van eigenwaarde – je moet bijna wel een intellectueel zijn om zoiets te kunnen geloven.

Aan de andere kant: dat bij het tot stand komen van een dergelijk geloof de subsidiepotten die aan de einder lonken een rol zouden kunnen spelen, valt natuurlijk nooit helemaal uit te sluiten.

5 REACTIES

  1. Ik word echt misselijk van dit soort mensen!!! Werkelijk, hoe haal je het in je hoofd om de ervaringen van miljoenen mensen te beoordelen?? Ik weet niet wie je bent en hoe je aan je perpectief komt, maar daar ben ik nu wel erg nieuwsgierig naar. Ten eerste vraag ik me af of je zelf wel door hebt met wat voor een hoogmoed je spreekt. De arrogantie ten top, dat de nazaten van slaven blij mogen zijn om de mogelijkheid te hebben om in het ‘hemelse’ westen te mogen wonen in plaats van in het vreselijke Afrika!!!! Ten tweede vraag ik mij ernstig af of jij wel helemaal eerlijk bent over het begrip natie. Je kan mij namelijk niet vertellen dat er in Nederland niet zoiets bestaat als een bepaalde trots op het verleden. Zeker bij de ouderen onder ons. Daarnaast is het ook een feit dat men jarenlang de negatieve kanten van dat zogenaamde geweldige verleden niet verteld heeft. Waarom dan? Als het volgens jou toch niet uitmaakt, want het was (inmiddels) 139 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft, toch? Misschien omdat historici weten dat dit verleden ook te maken heeft met een bepaalde theoretische overlevering. Een overleveringen die blanken heeft geleerd dat zij superieur zouden zijn ten opzichte van donkeren. En durf dat eens te ontkennen!
    Ik heb het idee dat je zelf blank bent, want anders vraag ik mij echt af hoe jij je leven leidt. Ik weet uit ervaring dat iedere gekleurde persoon hier in Nederland nog voldoende geconfronteerd wordt met het slavernijverleden om er niet zo over te denken als jij dat doet. Dus ik stel voor om eens wat intiemere relaties op te bouwen met donkere personen, misschien dat je dan een iets realistischer wereldbeeld zal krijgen!

  2. Ik heb enkele vragen (een greep uit meerdere) aan mijnheer Beijer, als het mag:
    Waarom wordt U misselijk ? Waarom stranden er zoveel Afrikanen aan de Spaanse kusten ? Waarom vertrekken er zo weinig zwarte mensen naar Afrika ? Hoelang is de opgetekende geschiedenis van de verschillende Afrikaanse landen ? Zijn -niet toetsbare- zieligheidsgevoelens op zichzelf een goede reden voor overheidssubsidies ?
    Alvorens conclusies te trekken zie ik Uw antwoord met belangstelling tegemoet.

  3. Popper stelde ooit al: onze waarneming is theoriegeladen. De vragen die Stulemeijer stelt en de antwoorden die hij voor ogen heeft zijn tevens theoriegeladen. Maar wat zeggen deze antwoorden? Als iemand eenmaal voor een perspectief gekozen heeft dan zullen alle proposities deze zienswijze bevestigen, ook al heeft het niets van doen met de werkelijkheid. Deze vragen zeggen dus niets want Stulemeijer heeft zijn perspectief al vast staan. Wellicht dat hij eerst eens het boek The black atlantic van Gilroy zou kunnen lezen, zonder het eigen perspectief als uitgangspunt te nemen. Hij zou een andere wereld zien dan hij suggereert met zijn vragen. Generalisaties bevestigen niets! Hoe meer generalisaties iemand bezit, hoe minder accuraat zijn wereldbeeld is. Mijn advies is: probeer de standpunten van de andere partij eens te verdedigen voor een tijdje. Dan merk je vanzelf de zwakke en de sterke punten. En is er in ieder geval de mogelijkheid los te geraken van een verstard perspectief.

  4. Het spijt me wel, als je vooroordeel over mijn realistische vragen al vast staat, krijg ik nooit antwoord op deze vragen.

  5. Slavernij is verwerpelijk, maar het valt niet te ontkennen dat vele Afrikanen hun leven aan deze zelfde slavernij te danken hebben.
    Wat gebeurde er immers vaak ? Het ene dorp toog naar het andere dorp om er te moorden en te plunderen. De Arabische slavenhandelaar vertelde : ” De volgende keer dat je op rooftocht gaat, breng ze niet om, maar verkoop ze aan mij!” Door een marktwaarde toe te kennen aan personen die anders gedood zouden worden, veroorzaakte de handelaar dat het leven van velen gespaard bleef. Miljoenen nazaten van Afrkaanse slaven zouden thans niet bestaan, als dit niet gebeurd was.
    hugovanreijen@yahoo.com

Comments are closed.