George W. Bush, onze schaduw president, heeft weer eens iets schokkends gezegd met het stellen dat de Republikeinen in het Congres zicht teveel op economie concentreren en daarbij maatschappelijke aangelegenheden uitsluiten zoals scholing. Het leven houdt meer in dan economie, zei hij, en als we hem kiezen dan zal hij ons helpen om de waarheid te zien.

Zijn opmerkingen zijn de laatste in een lange stroom van vergelijkbare kritiek van de Amerikaanse politieke klasse. Naast het verkondigen van hun liefde voor de armen en de werkende mens, is hun favoriete sport het afgeven op de economie. Natuurlijk is het het altijd wat makkelijker op een onderwerp waarvan je niets weet, af te geven dan er over te leren. Maar laten we duidelijk zijn: het schimpen op economie is een luxe die alleen politieke leiders in een welvarende samenleving is toegestaan, in het bijzonder een die een hoogjunctuur doormaakt. Bijvoorbeeld tijdens recessies komt echter economie noodzakelijkerwijs in het brandpunt te liggen als mensen hun baan verliezen en de inkomens omlaag gaan, of wanneer de inflatie aanwakkert en de dollar zijn waarde verliest en enkele jaren van gemakkelijk leven wegvaagt uit de pensioenopbouw van mensen. In zulke tijden beginnen mensen te begrijpen dat de economie niet alleen de federale begroting betreft; dat economie in feite de kern van het leven beïnvloedt.

Ongeacht goede of slechte tijden, economie is een onontvluchtbaar aspect van het bestaan in termen van tijd. Het bepaalt hoe we onze dag inrichten, of we meer uren moeten werken of meer tijd met onze gezinnen kunnen besteden, of we ergens onze wortels kunnen schieten of elders moeten gaan werken, hoeveel we aan liefdadigheid geven, en of we onze kinderen naar een dure opleiding kunnen laten gaan. Economische overwegingen staan centraal bij elke beslissing die we nemen.

Het type van economisch systeem dat we kiezen heeft ook geweldige repercussies. Het bepaalt of we wel of niet de medische behandeling kunnen krijgen die we nodig hebben als we hem nodig hebben, of we ons veilig kunnen voelen met het zelfgespaarde geld dat we hebben, of we het ons kunnen veroorloven in ruime huizen te wonen, en of we toegang hebben tot boeken en mogelijkheden om te leren.
Ja (luister je George?), het ligt bij de kern van de wijze waarop we te werk gaan om een opleiding te verkrijgen. Maar het betreft meer.

Bestaat onze samenleving uit mensen die vechten om genoeg te krijgen om te eten, zoals iedereen behalve de elite in socialistische maatschappijen, of kunnen we het ons veroorloven om ons te wijden aan kunst, literatuur, en muziek? Kunnen diegenen die kapitaal hebben, investeren in het vertrouwen dat de overeenkomsten die zij aangaan worden nagekomen of dat de winsten die zij verdienen aan de eigenaren van de onderneming zullen toekomen? Als we een nieuw idee hebben zal het rechtssysteem ons dan toestaan om dit uit te proberen in de vrije markt, of verstikt regulering vernieuwing?

Men accepteert instituten als centrale verwarming, luchtbehandeling, auto’s, sanitair, koeling, en tegenwoordig het Web, als vanzelfsprekend. We eten het hele jaar door knapperrige slaatjes en staan er niet bij stil. We dwalen rond in AH met zijn duizenden artikelen uit de hele wereld en hoeven onze vingers maar uit te strekken om ze aan te raken. We verwachten dat onze kinderen in leven blijven na hun eerste levensjaar, en dat we zelf pas lang nadat we veertig zijn geworden, zullen sterven.

We vragen ons niet af hoe het komt dat we van zulke luxe kunnen genieten die slechts gedurende een oogwenk van de uitgestrektheid van de menselijke geschiedenis hebben bestaan. HBO-studenten besteden vrijwel geen tijd aan het ontdekken waarom ze GSM’s en stereo-installaties kunnen hebben. Terwijl de meeste mensen gedurende bijna de gehele menselijke geschiedenis in diepe ellendige armoede hebben geleefd, waar alleen al een nieuw kledingstuk de gebeurtenis van je leven was.

De grote onuitgesproken waarheid in dezer tijden is dat niets van het gemak waar we hedentendage van genieten zou bestaan ware het niet dat er zoiets als de kapitalistische economie bestaat. Toch besteden we verdraaid weinig tijd aan het nadenken over de mate waarin dit systeem ons ten goede is gekomen, en waarom we het moeten beschermen.

Dit alles betreft economische onderwerpen, en de enige manier waarop we de relatie tussen economische welvaart en economische systemen kunnen begrijpen is door de wetenschap der economie te beoefenen. Een hoofdprincipe van deze wetenschap is dat de werkelijkheid grenzen stelt aan wat de staat kan doen.
Politici mogen dan wel verkondigen dat ze de lonen willen verhogen maar als ze het verkeerde pad kiezen (minimum lonen, subsidies, inflatoir monetair beleidhandelsbarrières, etc.) dan zal het tegenovergestelde gebeuren.

Uit de wetenschap der economie leren we dat er strenge wetten van oorzaak en gevolg in de menselijke samenleving bestaan. Deze wetten zijn niet door de staat uitegvonden en kunnen niet door de staat worden ingetrokken. Ze bestaan onafhankelijke van de staat. Dit is waarom de belangrijkste opdracht van economen is politici aan de beperkingen van hun macht te herinneren.
Van daaruit is helemaal niet verbazingwekkend dat de poltici van het gespreksthema van de economie af willen bewegen. Het onderwerp herinnert hen er slechts aan dat ze niet almachtig zijn (denk maar eens terug aan Clinton die de obligatiemarkt vervloekte).

De geschiedenis van de linkse ideologie is de geschiedenis van een vlucht van de economische wetenschap vandaan. Marx verwierp hem op grond van het feit dat het een burgerlijke uitvinding zou zijn. Hele maatschappijen hebben geprobeerd om het economie-onderricht af te schaffen, met als gevolg massale hongersnood. In onze tijd zeggen milieuactivisten ons dat voorspoed boosaardig is omdat het de aarde schaadt; voorstanders van gelijkheidsdenken stellen dat kapitalisme niets anders is dan een blanke mannensamenzwering; moralisten die doen of ze houden van inwoners van de derde wereld eisen dat het investeren in landen die hongeren naar kapitaal, gestopt wordt. Dit zijn erg modieuze stellingnames, diep-geworteld in onwetendheid en gevaarlijk voor het welzijn van de samenleving.

Tegenwoordig hebben we de gewoonte om politieke onderwerpen op te delen in vier categorieën: sociale, culturele, en economische, alsof ieder zou bestaan in een verzegeld compartiment. Alleen van kleine en kleinzielige politici wordt gezegd dat ze zich concentreren op de economie, “in aanbidding verzonken aan het altaar van de markt”. De waarheid is dat het samenlevings-, cultuur-, en buitenlands beleid steeds economische onderwerpen betreft omdat ze alle de fundamentele vraag betreffen hoe maatschappelijke hulpbronnen georganiseerd moeten zijn. De beleidslijnen die we aannemen op elk gebied hebben een directe invloed op de economische keuzes die we doen en de beloningen die we kunnen verwachten.

Kunnen we het ons werkelijk veroorloven om het maar zonder economie te doen? Natuuurlijk niet. Het is alleen te danken aan het harde werken van kapitalisten die de investeringen doen en de nieuwe technologieën scheppen die tot ecomische groei aanzetten, dat politici zich vrij voelen om te snieren naar de wetenschap der economie en zich kostelijk vermaken met het uitvaren tegen de steunpilaren van het bedrijfsleven vanwege hun veronderstelde hebzucht en materialisme. Zelfs de duurgeprijsde pakken die de etatistische ideologen omhangen zijn de produkten van kapitaalsinvesteringen, hoezeer ook deze types het systeem dat hen voedt, willen vernietigen.

De waarheid is dat alles wat politici zeggen de economische wetenschap aangaat omdat alles wat ze zeggen de organisatie van schaarse hulpbronnen in de stoffelijke wereld aangaat. Alleen een dwaas negeert deze waarheid. En slechts een dwaze politicus zou tekeer gaan tegen diegenen die een dappere poging hebben gedaan om te begrijpen wat de economische wetenschap heeft bijgedragen aan het berip van de beschaving-zelf.

* Llewellyn H. Rockwell Jr. is president van het Ludwig von Mises Institute in Auburn, Alabama.

© 1999 WorldNetDaily.com, Inc.

Vertaling door J.O. Vrijhof