Premier Koizumi heeft moedige economische hervormingen aangekondigd die in de goede richting gaan. Maar de doelstellingen zijn supervaag geformuleerd en is er geen tijdschema voor implementatie bijgevoegd. Dat kan Japan opbreken.

Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie met zijn centrale planeconomie grapten de Japanners dat zij nog de enige overgebleven succesvolle socialistische economie in de wereld hadden. Wat toen humor was, heeft thans een omineuze lading gekregen.

In Westerse ogen wordt Japan meestal als een markteconomie gepercipieerd: een beetje curieuze markteconomie, maar toch …. We begrijpen maar niet waarom de Japanse economie zich niet weer hersteld, zoals dat bij markteconomieën na een inzinking gebruikelijk is. Dat verandert plotseling als we de Japanse economie niet meer als een markteconomie beschouwen, maar als een planeconomie: een beetje curieuze planeconomie, maar toch ….

Verschillende Japanse auteurs hebben daar reeds op gewezen. Saburo Okita schreef hier bijvoorbeeld over: ‘Er zijn vele kamers in het huis van het kapitalisme. Japan bevindt zich ergens in een vriendelijker en gematigder zone tussen een centrale planeconomie en een laissez-faire markteconomie.’ En Taichi Sakaiya merkte op: ‘Het moderne Japan is bijna neurotisch in zijn streven naar economische gelijkheid en heeft op dit gebied meer bereikt dan waar dan ook in de wereld.’ Kimin-do Kusaka ten slotte verklaarde dat ‘… Japan eerder een semi-socialistische maatschappij is dan een kapitalistische.’

Op het niveau van de doelstellingen hebben het Japanse model en het Europese Rijnlandmodel met zijn uitgebreide verzorgingsstaat veel met elkaar gemeen, in het bijzonder wat betreft de waarde die wordt gehecht aan inkomensgelijkheid. In beide systemen impliceert dit een ombuiging van de regels van het marktmechanisme die het evenwicht tussen efficiency en verdeling wijzigt, ten nadele van de eerste en ten gunste van de laatste. In Japan zijn hierbij kritische grenzen overschreden, waardoor de markten niet meer goed functioneren en de economie in grote moeilijkheden is geraakt. Dat betekent dat thans institutionele en structurele veranderingen voorop dienen te staan en dat kunstgrepen via een expansief macro-economisch beleid, met monetaire en/of budgettaire middelen, de economie alleen nog maar verder in het slop kunnen brengen.

De Amerikaanse institutioneel econoom Oliver Williamson onderscheidt – sterk vereenvoudigd – verschillende groepen factoren die van invloed zijn op het functioneren van een economie.

Op het laagste niveau zorgen markten voor een relatief snelle aanpassing. Maar goede marktwerking vereist goed functionerende instituties, zowel wat betreft openbaar bestuur (bijvoorbeeld wetgeving en rechtspraak en gezond economisch beleid) en bedrijfsbestuur (corporate governance, waarbij in Japan bijvoorbeeld aan de structuur en werking van de dominante conglomeraten – keiretsu – kan worden gedacht). Deze worden op hun beurt weer beïnvloed door waarden en normen van de samenleving. Wanneer de markten niet goed werken, dienen hervorming plaats te vinden in de instituten en dienen uiteindelijk ook de waarden en normen te worden aangepast. Maar institutionele veranderingen nemen veel meer tijd in beslag dan marktaanpassingen: soms tientallen jaren. Veranderingen in waarden en normen kosten nóg meer tijd: soms wel vijftig jaar of meer.

De economische crisis in Japan is mijns inziens vooral het gevolg van de botsing tussen de vereisten van meer marktwerking enerzijds en diepgewortelde geconditioneerde reflexen en gedragsroutines anderzijds. Meer marktwerking en onderlinge concurrentie vormen een bedreiging van fundamentele waarden en normen van de collectivistische op groepsloyaliteit en -solidariteit gebaseerde Japanse samenleving en daarmee ook van de Japanse identiteit.

Premier Koizumi heeft moedige hervormingen aangekondigd die in de goede richting gaan. De sanering van het bankwezen neemt hierbij een belangrijke plaats in. Daarnaast is er een aantal structurele hervormingsmaatregelen aangekondigd, waaronder privatisering, meer marktwerking en de opbouw van een sociaal vangnet (dat in Japan in vergelijking met Europa onderontwikkeld is). Zoals in Japan gebruikelijk is, zijn de doelstellingen ter zake echter supervaag geformuleerd en is er geen tijdschema voor implementatie bijgevoegd.

De Premier mag zich in uitzonderlijke populariteit onder de bevolking verheugen, maar zowel binnen de oppositie als zijn eigen partij, de LDP, heerst veel verzet tegen zijn aanpak. En als het pijn gaat doen, zou ook de steun onder de bevolking kunnen gaan afbrokkelen.

Samengevat lijkt de conclusie dan ook onontkoombaar dat de Japanse economie in de komende tien tot twintig jaar zwaar weer tegemoet gaat.

Drs. H.J. Labohm is als gastonderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’.

Dit artikel is eerder verschenen in NRC Handelsblad, op 5 januari 2002.