Dit is een vertaling uit een reeks van oudere ISIL publicaties die we op Libertarian.nl publiceren.

Hoe komt het dat sommige mensen macht willen hebben over andermans leven? Waarom willen zij hun gedrag voorschrijven, hun voorkeuren, behoeften, levens en morele maatstaven bepalen? Waarom kunnen mensen niet gewoon elkaar vrij laten, mits zij niet de rechten van een ander aantasten? Zo met elkaar samenleven lijkt toch volkomen rationeel, natuurlijk en rechtvaardig; er heeft echter nog nooit een samenleving bestaan waar mensen op deze wijze met elkaar omgingen. Hoe komt het dat in vrijwel iedere sociale groepering een of andere geinstitutionaliseerde onverdraagzaamheid is ontstaan?

Het antwoord hierop is eenvoudig en weerzinwekkend. De verklaring ligt in de psyche van de mens, in zijn levensvisie op een samenleving en een bepaalde drijfveer, die hem ertoe beweegt om anderen gedragsbeperkingen op te leggen. Deze drijfveer is angst…., niet de gewone angst bij een fysieke bedreiging, maar een psychische bedreiging, voortkomend uit zijn onzekerheid over de juistheid van diens eigen normen en waarden. Deze onzekerheid ontstaat weer door zijn eigen verzuim om kritisch na te denken over zijn normen en waarden.

Het zich verwerven van morele waarden

Het is een bedroevend feit dat massa’s mensen hun maatstaven op irrationele wijze verkrijgen, bijv. door een of andere culturele overdracht, door het zonder meer aannnemen van “zogenaamde morele autoriteit”, of door onbewuste abstrahering uit literatuur, toneel, film, televisie en dergelijke. Iemand die op een van deze wijzen zijn normen (zonder nadenken) bepaalt, kan ze noch rationeel beredeneren, noch verantwoorden! Hij is er niet zeker over, maar denkt gevoelsmatig dat bepaalde zaken goed en juist zijn. Tegelijkertijd is zijn zelfrespect afhankelijk van dezelfde onbegrepen waarden. Hij kan zich niet veroorloven om toe te geven dat hij onzeker is, noch de oorzaak van die onzekerheid: zijn eigen verzuim om na te denken. Dit zou immers een erkenning zijn van het feit dat zijn levensstijl, zijn doelstellingen en zijn zelfrespect berusten op niet-getoetste veronderstellingen. De onbewuste wetenschap dat hij zijn normen niet kan rechtvaardigen, terwijl hij er gevoelsmatig toch aan verbonden is, maakt het voor hem onverdraaglijk als ze uigedaagd of ter discussie gesteld worden. Zijn onzekerheid en gebrek aan doordenken zullen door elke serieuze uitdaging worden blootgelegd. Zie hier de bron van zijn onverdraagzaamheid, zijn angst en agressie.

Zolang anderen in zijn omgeving denken en zich gedragen naar zijn maatstaven (of zulks tenminste met de mond belijden) heeft hij geen behoefte aan zelfonderzoek omtrent zijn doelstellingen en idealen. Maar wanneer zijn normen verworpen worden en anderen zich tegengesteld aan deze normen gaan gedragen, dan komt zijn onzekerheid naar boven. Hun “immorele’ handelingen wekken bij hem een gevoel van afkeer, aangevuld met enige twijfel. Deze twijfel ondergaat hij als een bedreiging van zijn normen en een ondermijning van zijn zelfrespect. Dit zelfrespect is immers even ongegrond als zijn aan zichzelf gesteld maatstaven!

Normen en de ontwikkeling van karakter

Voor ouders van jonge kinderen wordt bovenomschreven psychische bedreiging meermalen versterkt. Zij willen hun kinderen maatstaven bijbrengen om goede mensen van hen te maken. Als ouders echter hun eigen maatstaven ondoordacht hebben verkregen, kunnen zij ze hun kinderen niet uitleggen, noch rationeel verantwoorden. Zij willen het liefst, dat kinderen hun uitleg van goed en kwaad zonder vragen te stellen aannemen en overnemen. Maar daar de meeste kinderen nieuwsgierig zijn, zullen ze zich gaan verwonderen als zij bijv. de buren dingen zien doen, die door hun eigen ouders als “slecht” betiteld worden. Als dan die buren daarvoor niet gestraft worden, hebben hun ouders daarvoor geen aannemelijke verklaring. De kans op het klakkeloos aannemen van normen wordt minder naarmate kinderen vrijer opgroeien en zich kritisch kunnen ontwikkelen.

Ouders proberen vaak hun omgeving te dwingen tot een gedragspatroon naar hun eigen maatstaven om hun kinderen te beschermen tegen “slechte invloeden” en eigen meningsvorming. Zij stellen hun eigen gevoelsmatige normen in de plaats van redelijkheid. Zij verbergen hun eigen onzekerheid en angst onder de dekmantel van gezagsgetrouwheid. Het gevaar van deze (meestal onbewuste) overbrenging van normen is, dat weer een generatie van onverdraagzame, angstige mensen ontstaat.

Sterke morele- en geloofsovertuigingen in het bijzonder leiden vaak tot onderdrukkende sociale regels. Godsdienstige overtuigingen zijn grotendeels gebaseerd op geloof en staan daardoor niet open voor toetsing, bespreking, twijfels, enz…., terwijl deze overtuigingen vaak zeer belangrijk zijn voor het gevoel van zelfrespect van het betrokken individu.

De neiging om anderen te dwingen te leven naar zijn eigen maatstaven is vaak een uiting van de behoefte om zichzelf van de juistheid van deze maatstaven te overtuigen. Vele anti-sexuele morele gedragscodes, die nog steeds diep ingeworteld zijn in de Amerikaanse samenleving, komen voort uit de religies die in dit land beleden worden. Vrijheid in sexuele relaties vormt voor geen mens een persoonlijke bedreiging. Toch zijn er vele sociale gedragsregels, die aan allerlei op dit gebied paal er perk stellen. Een van de onmenselijke aspecten van onze Christelijke cultuur!

De mens die zijn/haar normen zelf doordenkt en rationeel kan rechtvaardigen, is overtuigd van de juistheid van deze normen voor zichzelf en wordt niet verontrust door afwijkende normen, die anderen zich kunnen stellen, maar respecteert deze! Wanneer men een ander iets ziet doen dat men afkeurt, dan kan men altijd naar eigen tevredenheid verklaren waarom dat gedrag steekt en beter had gekund. Als men er een gewoonte van heeft gemaakt om zelf na te denken, heeft men niet de behoefte om meteen over anderen te oordelen en op elke vraag of uitdaging een pasklaar antwoord te hebben. Men voelt zich door andermans gedrag niet bedreigd in zijn/haar eigenwaarde of zijn/haar normen, daar deze beide gebaseerd zijn op een zo volledig mogelijke benutting van het verstand. Wanneer men de opvattingen van anderen niet vreest, zal men geen behoefte of zin hebben om andermans vrijheden te onderdrukken of te beperken.

Conclusie: de bron van sociale onverdraagzaamheid is angst en onzekerheid, voortkomend uit het ontbreken van zelfstandig denken en meningsvorming.

Steve Lord