Is de recente klimaatverandering abnormaal genoeg om de veronderstelling te ondersteunen dat die veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten, of ligt de recente klimaatverandering binnen het gebied van natuurlijke variatie?
Tijdens de vierde speelperiode van een recente ijshockey wedstrijd, dwaalde mijn aandacht af naar een ander soort hockeystick – die van de VN-wetenschappers die beweren dat hun hockeystick geschetst wordt door de temperatuurgegevens die zo’n 1000 jaar teruggaan in de tijd. Al vanaf de allereerste rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change van de Verenigde Naties, hebben VN-wetenschappers de reconstructie van het voorbije klimaat gebaseerd op bewijzen afkomstig van boomringen, koralen, sedimentboringen en andere proxy indicaties, die suggereren dat het klimaat gedurende de afgelopen 1000 jaar meestentijds onveranderd is gebleven, waarbij de punt van de laatste 150 jaar klaarblijkelijk abnormaal is (zie figuur hieronder) en omhoogschiet als het blad van een ijshockeystick.
Maar gedurende de jaren hebben de gegevens zich opgestapeld waarbij men kan stellen dat de “IPCC hockeystick” gebaseerd is op gebrekkige gegevens. Sommige wetenschappers die het klimaat van de afgelopen 1000 jaar hebben bestudeerd zeggen dat het IPCC de enorme hoeveelheid bewijzen negeert die aangeven dat in werkelijkheid de temperatuur vanaf het jaar 1000 na Chr. tot aan 1300 na Chr., heel wat hoger was dan nu, terwijl het vanaf 1300 na Chr. tot het jaar 1850 ongebruikelijk koud was. Of zoals de klimaatonderzoeker David Wojick het met een meer realistische grafiek toelicht; het recente klimaat is geen hockeystick, maar het is eerder het opduiken uit een diep klimaatdal (zie figuur hieronder).
Ondanks steeds maar toenemend bewijsmateriaal blijft het IPCC bij haar verklaring dat de Middeleeuwse Warme Periode en de Kleine IJstijd strikt genomen lokale fenomenen waren en vandaar niet representatief zijn voor het aardse klimaat als geheel. Deze koppige ontkenningen hebben ertoe geleid dat de Australische klimaatonderzoeker John Daly de Hockeystick bestempelt als “Een nieuw dieptepunt in de Klimaatwetenschap”. Daly stelde dat op overtuigende wijze weer opnieuw het bestaan moet worden aangetoond van de Middeleeuwse Warme Periode en/of de Kleine IJstijd, zoals opgeslagen in proxygegevens en/of historische feiten van over de gehele wereld, om de rechtmatigheid van Hockeystick te weerleggen.
Gelukkig heeft een recent onderzoek van het Harvard-Smitsonian Center for Astrophysics, John Daly op z’n wenken bediend. Bestudering van meer dan 200 klimaatonderzoeken bevestigt dat zowel de Middeleeuwse Warme Periode als de Kleine IJstijd zich mondiaal manifesteerden en dat het geen regionale fenomenen waren. Of zoals astrofysicus Sallie Baliunas het uitlegt: “Al een hele lange tijd zijn onderzoekers in het bezit van anekdotische bewijzen die het bestaan van deze klimaatextremen ondersteunen. Bijvoorbeeld, de Vikingen vestigden aan het begin van de het tweede millennium kolonies op Groenland, welke aan hun einde kwamen enkele honderden jaren later toen het klimaat alsmaar kouder werd. En in Engeland floreerden wijngaarden gedurende de Middeleeuwse Warme Periode. Nu hebben we stapels bewijzen om deze culturele indicaties te staven.”
De vraag of we ons in het hockeystick-stadium of in het berg-en-dal-stadium bevinden is een kritische, omdat die precies door het hart snijdt van het debat over klimaatverandering. Is de recente klimaatverandering abnormaal genoeg om de veronderstelling te ondersteunen dat die veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten, of ligt de recente klimaatverandering binnen het gebied van natuurlijke variatie? Het eerste argument wordt gebruikt ter ondersteuning van de verplichte reductieschema’s van broeikasgassen, zoals het Kyoto Protocol, terwijl de laatste mening gebruikt wordt om de argumenten te ondersteunen dat de beste reactie op klimaatverandering is het opbouwen van veerkracht en om ons op te maken voor een wat warmer milieu.
Als het duidelijk is dat de recent waargenomen klimaatveranderingen niet ongebruikelijk zijn, dan is veronderstelling van menselijke causaliteit hierbij grotendeels afgezwakt. Als het klimaat verandert door krachten anders dan die door menselijke handelen, dan zal de controle over broeikasgasemissies geen enkele invloed hebben op de bescherming van toekomstige generaties die met de gevolgen van klimaatverandering geconfronteerd worden. Het IPCC heeft toegegeven dat er geen enkel bewijs is van opwarming door menselijke invloed vóór 1950, maar ze blijft de opwarming sinds 1950 toeschrijven aan menselijke activiteiten, en men pleit onmiddellijke voor vergaande broeikasgasemissies.
De wereld is aangeland in de tweede speelperiode van de Kyoto Cup, waarbij de klimaatpaniekzaaiers met toenemende wanhoop de wereld de economisch fatale broeikasgascontroles blijven opdringen, terwijl voor diegenen die klimaatverandering hoofdzakelijk wijten aan natuurlijke veranderlijkheid zich terugvechten om de economische vrijheid te beschermen die zorgt voor de benodigde fondsen om gezondheid, veiligheid en bescherming van het leefmilieu uit te kunnen voeren.
Er is een hoop te doen om de Kyoto Cup. Als we fondsen verspillen bij het controleren van koolstofemissies die niet verantwoordelijk zijn voor de recente opwarming, waar halen we dan de fondsen vandaan die de gebieden moeten helpen die te maken krijgen met de negatieve gevolgen van een veranderend klimaat veroorzaakt door Moeder Natuur? Laten we hopen dat de het VN-IPCC zijn hockeystick breekt en mee gaat doen in een echt onderzoek over hoe we toekomstige generaties kunnen beschermen tegen een grotendeels natuurlijke klimaatverandering.
Milieuwetenschapper Kenneth Green is Directeur van het Risk and Environment Centre op het The Fraser Institute. Zijn meest recente publicatie is “Global Warming: Understanding the Debate,” een studieboek voor studenten aan de junior high schools.
Vertaling door Stichting Klimaat.
Zie ook Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma van Hans Labohm, Dick Thoenes en Simon Rozendaal (ISBN 0906522 25 0)