Hoe krijg je mensen die niet in staat zijn om een geïnformeerde beslissing te maken over bijvoorbeeld de veiligheid van een grasmaaier in staat om een geïnformeerde keus te maken over verkiezingskandidaten, die vervolgens de ‘juiste’ mate van grasmaaierveiligheid vaststellen?
Etatisten-degenen die de concentratie van economische macht bij de gecentraliseerde overheid bepleiten, kwijlen als Pavlovs honden wanneer economische moeilijkheden, echt of denkbeeldig, worden genoemd. “Links”-liberale etatisten zijn gewoonlijk luidruchtiger dan hun “rechtse” tegenhangers. Niettemin beginnen ze allemaal de gewijde formule dat “nieuwe, denkbeeldige overheidsprogramma’s” ons dichter bij het beloofde land zullen brengen, te herhalen zodra de economische ‘alarmbel’ rinkelt.
Deze kwijlende klasse is zo succesvol geweest dat vrijwel niets wat Amerikanen kopen aan de ogenschijnlijk eindeloze lijst van do’s en don’ts ontsnapt. De lijsten zijn niet goedkoop.
Niet alleen verliezen Amerikanen de vrijheid om zich op wederzijds aanvaardbare voorwaarden op de markt in te laten met anderen, ze moeten ook de bureaucratische bemoeials die deze vrijheid afpakken betalen. Net als je eigen guillontine moeten kopen hè? Bovendien geven Amerikanen aanvullende miljarden uit om te vechten tegen danwel te conformeren aan de regulering. Nobelprijs-winnaar en econoom Milton Friedman schatte ooit dat de kosten voor het vechten tegen cq. conformeren aan regulering twintig keer zo hoog zijn als de expliciet budgettaire kosten van de overheid!
De populaire gedachte achter de do’s en don’ts van de overheid is dat ongeïnformeerde kopers ten prooi zouden vallen aan hebzuchtige verkopers als de overheid er niet was. Roofdier en slachtoffer worden op de arbeidsmarkt omgekeerd. Dat wil zeggen: werknemers (verkopers) moeten worden beschermd tegen de hebzuchtige werkgevers (kopers). De visie van de kwijlers is dat de overheid een vriendelijk kindermeisje is dat ervoor zorgt dat de ‘juiste dingen’ op de ‘juiste manier’ worden geproduceerd.
Critici van regulering laten het offensief aan de etatisten door zich te beperken tot gevallen van regulering die verkeerd zijn afgelopen. Het staat etatisten vrij om te beweren dat het de volgende keer anders zal zijn. Professor Sam Peltzman’s (Universiteit van Chicago) bekende studie van de Amerikaanse Voedsel en Waren Autoriteit, de Food and Drug Administration (FDA) is zo’n studie. Het verhogen van de regulerende lat voor nieuwe farmaceutische producenten was zogenaamd bedoeld om de kans te verminderen dat schadelijke uitsluitend-per-recept-geneesmiddelen op de markt zouden komen. Echter, de hogere lat betekende noodzakerlijkerwijs dat de introductie van nieuwe, heilzame geneesmiddelen zou vertragen. Peltzman toonde aan dat de nadelen van een vertraagde introductie groter waren dan de voordelen van minder schadelijke geneesmiddelen.
Terugblikkende studies zoals die van Peltzman overkijken een serieuze logische fout in het hart van de populaire gedachte achter de regulering. Zodra de fout wordt erkend stort deze gedachte als een kaartenhuis in elkaar. Het punt is eenvoudig maar krachtig. Te weten: in democratische maatschappijen zijn gekozen politieke bestuurders de uiteindelijke scheidsrechters over de do’s en don’ts van de overheid. Wie kiest deze politieke bestuurders? Verrassing! Dezelfde mensen die niet in staat zouden zijn om geïnformeerde beslissingen in de markt te maken.
Hoe krijg je mensen die niet in staat zijn om een geïnformeerde beslissing te maken over bijvoorbeeld de veiligheid van een grasmaaier in staat om een geïnformeerde keus te maken over verkiezingskandidaten, die vervolgens de ‘juiste’ mate van grasmaaierveiligheid vaststellen? Zou het kunnen dat de Amerikanen in het stemhokje door een bliksemschicht van verlichting worden getroffen maar niet op het marktplein? Natuurlijk niet. Plausibeler is de stelling dat de populaire gedachte achter regulering etatistische onzin is. De logica wijst erop dat Amerikanen op het marktplein beter geïnformeerd zijn dan in het stemhokje.
Stel je, om te zien waarom, voor dat je een koelkast koopt. Je hebt je keuzemogelijkheden beperkt tot een Miele en een Bosch. Als je kiest voor een Miele is het jouw beslissing voor wat betreft het formaat, de kleur en andere kenmerken. In elke fase in het proces zijn je keuzen ‘beslissend’-dat wil zeggen ze bepalen het merk, het formaat, de kleur en de mogelijkheden van de koelkast die uiteindelijk in je huis komt te staan. Je prikkel om goed geïnformeerd te zijn over koelkasten is duidelijk.
Stel dat je nu, in plaats van te shoppen voor een koelkast aan het ‘shoppen’ bent voor de nieuwe Amerikaanse senator voor je staat-dat wil zeggen je bent aan het stemmen. Stel verder dat de Senaat van plan is om vergaande nieuwe koelkastreguleringen van kracht te laten worden. Door te stemmen ben je bezig met ‘indirect’ shoppen voor een koelkast. Het probleem is dat je weinig tot geen prikkel hebt om de visies van de kandidaten op koelkastregulering te ontdekken. In de overweldigende meerderheid van verkiezingsuitslagen betekent jouw stem eenvoudigweg dat jouw kandidaat met één stem meer wint of met één stem minder verliest. Je stem is niet ‘beslissend’. Niettegenstaande het feit dat nieuwe koelkastregulering vergaand zal zijn heb je niet echt een prikkel om je te verdiepen in de visies van de kandidaten.
Betekent dit dat de koelkasten die mensen kopen belangrijker zijn dan wie er in de Amerikaanse Senaat zit? Helemaal niet. Het betekent dat mensen een grotere prikkel hebben om zich te verdiepen in de koelkast die ze gaan kopen dan in de kandidaten die hun koelkastkeuzes gaan beperken. Hetzelfde geldt voor de talloze andere goederen en diensten die elke dag in de markt worden verkocht.
De bredere les is dat ongeïnformeerd stemmen een belangrijke reden dient te vormen voor democratische maatschappijen om de omvang van hun overheid te beperken. De beperkingen moeten echter verder gaan dan geschreven recht. Anders zullen de gevaren van ongeïnformeerd stemmen stranden op de poging om de gevaren te vermijden. De beperkingen moeten constitutioneel van aard zijn. Amerikanen hadden een dergelijke constitutie gedurende de eerste decennia van hun land, dus het idee is geen luchtkasteel. Helaas begon die constitutie in de 19e eeuw weg te glijden en de erosie duurt voort.
De schrijver is professor in de economie op Ball State University in Muncie, Indiana.
Noot van de vertaler: de voorbeelden in dit artikel zijn aan de Amerikaanse situatie ontleend maar het theoretische argument (individuele rationaliteit in de context van respectievelijk marktfalen- en overheidsfalen) is universeel voor democratische staten.
Dit artikel verscheen eerder op: |
KWIJLENDE KLASSE: HET DEMOCRATISCH DILEMMA
Prof. Van Cott maakt heel duidelijk, hoe en waarom de democratieen afglijden naar centralisme. Tegelijk rijst de vraag, hoe de kiezer zich zou moeten opstellen jegens gekozenen die hem verplichten zijn eigen guillotine te kopen: hij is de macht kwijt en zie hem maar terug te krijgen. Niet stemmen zou theoretisch wellicht de beste oplossing zijn, alleen weten gekozenen telkenmale weer misbruik te maken van hun macht om die verder uit te breiden.
Maar er zijn -naast stakingen en wegblokkades- wellicht nog andere methoden denkbaar:
Je kunt je bijvoorbeeld afvragen, waarom we bijvoorbeeld nooit oproepen gehoord hebben om de betaling van belastingtermijnen massaal op te schorten ? Als dat was gebeurd, was de legitimiteit van bepaalde vormen van belastingheffing c.q. -inning
waarschijnlijk aan de orde gesteld, zoals enkele jaren geleden de massale wegblokkades nationale politici in W-Europa hebben gedwongen de belasting op brandstrofprijzen te verlagen. Maar ook daar horen we niets meer over: Ook de -gemuilkorfde- pers behoort tegenwoordig tot de kwijlende klasse.
Wat is me dat hier voor ne zever. Het is toch evident dat een consument niet geïnformeerd kán zijn over alle producten die hij koopt. De vereisten voor veiligheid (en dan bedoel ik niet de wettelijke vereisten, maar de vereisten die een redelijke consument zou stellen) bij grasmaaiers of koelkasten zijn zodanig ingewikkeld dat het onmogelijk is voor een gewone consument om daar inzicht in te krijgen. En dan zwijg ik nog over geneesmiddelen en voedingswaren.
De reden waarom de consument dus vertegenwoordigers kiest die voor hem bepalen aan welke vereisten een product moet voldoen is dus duidelijk: Politici krijgen het mandaat van de kiezer om hun tijd te wijden aan complexe problemen die de individuele consument niet aankan. Dat die kiezer daarbij op voorhand niet exact kan weten wat de standpunten van de verkozenen zijn spreekt voor zich. In dat geval zou een verkiezing inderdaad nutteloos zijn. De kiezer kiest echter voor een kandidaat die vanuit dezelfde waarden en pricipes vertrtekt als hem. De kiezer maakt hier dus een veronderstelling. Namelijk dat indien hij (de kiezer) evengoed zou geïnformeerd zijn (lees: indien hij evenveel tijd aan complexe materies kan besteden), hij dezelfe keuzes zou maken dan zijn verkozene. Die verkozene beslist namelijk op basis van de waarden en pricipes die hij gemeen heeft met zijn kiezers.
Ik begrijp best dat jullie de vrijheid van het individu hoog in het vaandel dragen. Maar als ik jullie website (en deze tekst) bestudeer valt me toch het volgende op. Sommige mensen denken dat je de wereld kunt organizeren volgen één principe: voor het libertarisme is dat individuele vrijheid, voor anderen is dat een centrale econische macht. Het is echter duidelijk dat dit steeds tot totaal absurde stellingen leidt die elke voeling met de werkelijkheid verloren zijn. De enige oplossing ligt in een pragmatische mix van al die tegengestelde principes.
Michaël Lenaerts schreef: “De reden waarom de consument dus vertegenwoordigers kiest die voor hem bepalen aan welke vereisten een product moet voldoen is dus duidelijk: Politici krijgen het mandaat van de kiezer om hun tijd te wijden aan complexe problemen die de individuele consument niet aankan. ”
Volgens mij heeft Michiel dus niets begrepen van het bovenstaande artikel. De schrijver beweert niet dat consumenten _altijd_ slim genoeg zijn om _precies_ te weten welke producten goed voor hem zijn, want dat zijn ze vaak niet. Wel is het zo dat:
1. De consument daarom de te minder kan weten welke politici voor de consument kunnen beslissen welke producten goed voor hem zijn, en omdat zijn stem een verwaarloosbare invloed heeft op de democratie hij er ook geen aandacht aan zal besteden.
2. Dat poltici niet een ‘maat’ van goedheid aan iedereen zouden mogen opdrigen; iedereen heeft het recht om zijn eigen keuzes te maken zelfs waneer het domme keuzes zijn. Geen enkele politicus heeft het recht om zijn keuzes aan mij op te dringen. Er kunnen best concurrerende keurmerkbedrijven bestaan die aan consumenten de dienst aanbieden van het keuren en testen van producten; sterker nog dit soort bedrijven bestaat al.
Comments are closed.