‘Er waart een spook door Europa’. Een spook dat bestuurders en politici er toe brengt gevaren te zien waar ze niet zijn, ondertussen de bevolking nodeloos op stang en landbouw en industrie al even nodeloos op kosten jagend.
‘Er waart een spook door Europa’. Niet het spook van het communisme, waar Marx en Engels het 150 jaar geleden over hadden in hun Manifest, maar – misschien nog erger – het spook van de onwetendheid. Een spook dat bestuurders en politici er toe brengt gevaren te zien waar ze niet zijn, ondertussen de bevolking nodeloos op stang en landbouw en industrie al even nodeloos op kosten jagend.
Een van de gedaanten die het tegenwoordige spook aanneemt die van een nitraatfobie: de onberedeneerde angst voor nitraat en nitriet in voedsel en drinkwater, die onder meer ten grondslag ligt aan de Nitraatrichtlijn. Nitraat en nitriet zijn verdacht omdat ze bijdragen aan het ontstaan van maagkanker. Die verdenking ontstond in de jaren vijftig toen onderzoekers ontdekten, dat van nitraat afgeleide verbindingen, de zogeheten N-nitrosamines schade veroorzaakten aan het DNA. Die verbindingen kunnen ontstaan, zo luidde de redenering, doordat nitraat zich in de mond omzet in nitriet, dat vervolgens reageert met secundaire amines in voedsel tot kankerverwekkende nitrosamines.
Naast de ‘jacht’ op nitraat en nitriet in groenten en vlees heeft de nitraatfobie geleid tot de stelling dat nitraat ook niet in drinkwater hoort. Daarom moet het verbannen worden uit de grondstof daarvoor het grond- en oppervlaktewater. Het voert te ver om alle politieke en pseudo-wetenschappelijke argumenten van de laatste dertig jaar te herhalen, maar het eind van het liedje is dat Nederland in zijn geheel ‘nitraatgevoelig’ is en dat de bijbehorende strenge eisen voor gebruik van (kunst-)mest de Nederlandse landbouw op achterstand zet vergeleken met het buitenland.
Ondertussen heeft bijna vijftig jaar epidemiologisch onderzoek nooit enig verband heeft kunnen aantonen tussen het nuttigen van nitraat via groenten en drinkwater en het ontstaan van maagkanker. Integendeel zelfs. Halverwege de jaren tachtig constateerde de epidemioloog Richard Doll uit Oxford dat mensen die in een kunstmestfabriek werken waar ammoniumnitraat wordt gemaakt, niet meer kans op maag- of andere vormen van kanker hebben dan anderen.
Sterker nog, ze bleken zelfs gezonder, omdat hun risico om te overlijden aan hart- en vaatziekten en ademhalingsziekten, lager was dan gemiddeld. Laatstgenoemd genoemd verschijnsel was overigens niet statistisch significant en kan ermee te maken hebben gehad dat de arbeiders in de kunstmestfabriek niet mogen roken. Zoals terroristen inmiddels ook hebben ontdekt is ammoniumnitraat namelijk erg explosief. De verminderde kans op hart- en vaatziekten kan overigens wél biochemisch worden verklaard, omdat nitraat de vorming van bloedpropjes tegengaat.
Halverwege de jaren negentig stelden de Zweedse onderzoeker Jon Lundberg van het Karolinska Instituut en zijn Britse collega Nigel Benjamin van de Medische Faculteit in Exeter vast dat de maag zeer veel van het gas stikstofmonoxide (NO) bevat. In een serie ingenieuze experimenten toonden ze aan dat het gas een belangrijke, zo niet een doorslaggevende rol speelt bij het onschadelijk maken van bacteriën in de maag.
Hoewel vaak gedacht wordt dat maagzuur (voornamelijk zoutzuur, HCl) daarvoor verantwoordelijk is, blijkt dat de combinatie van maagzuur en stikstofmonoxide een barrière tegen voedselvergiftiging schept die vele malen efficiënter is. Waar Salmonella, E.coli en andere boosdoeners uren kunnen overleven in maagzuur alleen – en dus in de dunne darm terecht kunnen komen – houden ze het bij een combinatie van maagzuur en stikstofmonoxide minder dan een uur uit.
De vraag was waar de relatief grote hoeveelheden stikstofmonoxide vandaan kwamen. Er is een cellulair productieproces, waarvoor het aminozuur arginine als grondstof dient, maar daarmee konden de grote hoeveelheden in de maag niet worden verklaard. Uit de anorganische chemie is echter al langer bekend dat nitriet in aanwezigheid van een sterk zuur wordt omgezet in stikstofoxiden, waaronder stikstofmonoxiden. Deze reactie bleek ook hier doorslaggevend.
Bacteriën die zich in holten in het ruwe gedeelte van de tong bevinden zetten nitraat om in nitriet. Het nitriet komt in de maag terecht en wordt door het zoutzuur aldaar omgezet in stikstofmonoxide. Na zijn heilzame werk te hebben gedaan, diffundeert het gas naar het bloed, waar het wordt omgezet in nitraat. Een deel ervan wordt afgevoerd naar speekselklieren in de mond en dient daar weer als grondstof voor nitriet. Een eventuele overmaat wordt via nieren en urine afgevoerd. Daarnaast wordt nitraat ook rechtstreeks uit voedsel opgenomen en naar de speekselklieren getransporteerd.
Het lijkt erop dat nitraat en nitriet een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van maag-darm infecties. Naar schatting doen zich jaarlijks 4,5 miljoen gevallen voor van gastro-enteritis, waarvan eenderde is veroorzaakt door ziekteverwekkers in voedsel. In de meeste gevallen blijven de gevolgen beperkt tot een of enkele dagen diarree en buikpijn, maar jaarlijks zijn er ook enkele honderden gevallen waarbij voedselinfectie leidt tot ernstige aandoeningen (Guillain Barré-syndroom, Hemolytisch Uremisch Syndroom) en zelfs tot overlijden (20 – 200 gevallen per jaar).
Een andere beruchte maaginfectie is die met Helicobacter pylori, een spiraalvormige bacterie die maagzweren veroorzaakt en verantwoordelijk wordt gehouden voor de ontwikkeling van een bepaald soort maagkanker, adenocarcinoom geheten. Ook deze bacterie wordt effectief bestreden door nitriet. Anders dan gedacht zou dat betekenen dat nitraat in de voeding eerder beschermt tegen maagkanker dan dat het die veroorzaakt.
Nitraat en de daarvan afgeleide verbinding nitriet bieden mogelijk ook bescherming tegen andere vormen van infectie. Cariës bijvoorbeeld, maar ook zweertjes in de mond bijmensen die worden bestraald. De al genoemde Lundberg onderzoekt of kunstspeeksel verrijkt met nitriet daar uitkomst kan bieden. Zijn Britse collega Benjamin ontwikkelde een zalf op basis van nitriet tegen huidinfecties, waaronder zwemmerseczeem. De ontsmettende werking van nitriet in speeksel zou ook ten grondslag kunnen liggen aan het fenomeen dat mens en dier instinctief letterlijk hun wonden likken.
De rol van nitraat en nitriet bij het tegengaan van bacteriële infectie kan waarschijnlijk ook het verschijnsel ‘blauwe baby’s’, ofwel methaemoglobinaemie, verklaren. De Amerikaan Comley die het verschijnsel voor het eerst beschreef in 1945 noemde het ‘bronwater methaemoglobinaemie’ en legde een duidelijke verband met zelfgegraven drinkwaterputten. Het is niet onwaarschijnlijk dat die putten te dicht in de buurt van ‘plee’ of ‘septic tank’ werden gegraven, waardoor het water besmet raakte met bacteriën. In latere publicaties en discussies is dat wat op de achtergrond geraakt en richtte de aandacht zich vooral op nitraat. Naar nu blijkt ten onrechte. De ‘blauwe baby’s’ stierven niet aan een overdosis nitraat, maar aan een ernstige bacteriële besmetting.
Terwijl het onderzoek van de laatste tien, vijftien jaar laat zien dat nitraat en nitriet essentieel zijn voor de gezondheid, gaan bestuurders en politici er nog steeds van uit dat beide stoffen levensgevaarlijk zijn en dat de blootstelling via voedsel en drinkwater drastisch moet worden verminderd. We noemden al de Nitraatrichtlijn. Daarnaast moet ook het nitraatgehalte in bladgroenten als sla en spinazie worden teruggedrongen, terwijl recent ook de normhoeveelheid nitriet voor het conserveren van vlees (voornamelijk worsten) is verlaagd. Nitriet wordt niet louter toegevoegd voor de kleur, zoals sommigen menen, maar vervult een belangrijke rol bij het voorkomen van besmetting van het vlees met Clostridium botulinum.
Het gevolg van dit soort maatregelen is dat nitraat en nitriet ten onrechte worden ‘gedemoniseerd’. Op de website van het Voedingscentrum (eerlijk over voeding), maar ook op die van de ‘officiële’ Voedsel- en Warenautoriteit wordt nog steeds het verhaal verteld, dat nitraat via de vorming van nitriet en nitrosamines kankerverwekkend is. Daarom verdient het, nog steeds volgens Voedingscentrum en VWA, aanbeveling om niet vaker dan twee keer per week nitraatrijke groenten te eten. Dat zijn niet alleen sla en spinazie, maar bijvoorbeeld ook raapstelen, rode bietjes, spitskool en Chinese kool. Als je die groenten eet, moet je dat niet samen doen met vis- of schelpdieren, omdat, aldus de VWA, de combinatie nog eens extra kankerverwekkend is.
In plaats van het promoten van deze baarlijke nonsens zouden VWA en de verantwoordelijke overheden (Ministeries van LNV en VWS en de Europese Commissie) er beter aan doen om de wetenschappelijke literatuur van de laatste tien jaar nog eens na te lezen. Als ze dat doen, komen ze waarschijnlijk tot de conclusie, dat de normen voor nitraat in drinkwater en in voedsel nog eens tegen het licht gehouden moeten worden. Waarbij, anders dan tot op heden, ook wordt gekeken naar positieve effecten van nitraat en nitriet op de gezondheid en dan vooral de beschermende rol tegen bacteriële infecties.
Misschien komen ze dan wel tot de conclusie dat nitriet ze niet zo zwaar moeten tillen aan de gehaltes nitraat in groenten en drinkwater. Of houden ze toch liever vast aan het sprookje van het gevaarlijke nitraat en nitriet omdat een evaluatie hen niet zo goed uitkomt in het licht van alle discussies en alle kosten die gemoeid zijn geweest met de Nitraatrichtlijn?
|
Mooi verhaal zoals het hier nu staat. Het gaat vooral in op het verband tussen nitraat en aanverwanten en de gezondheid van de mens. Wat ik dus mis is het gevolg van een teveel aan nitraat in het ecologisch systeem en de daarmee samenhangende biodiversiteit. Dit lijkt mij minstens even belangrijk. Naast de mens is er nog zoiets als ander leven dat wij moeten respecteren. Daarnaast schijnen wij als mens vaak te vergeten dat wij nog altijd afhankelijk zijn van het ecologisch systeem en biodiversiteit. Ik begrijp wel dat het moeilijk is effecten te voorspellen voor het complexe aards systeem. Het enige dat mij rest is aan te geven dat wij misschien als mens zoveel mogelijk moeten proberen onze invloed te beperken door bv. onze “rommel” zoveel mogelijk op te ruimen, zoals bijvoorbeeld het overmatig dumpen van nitraten.
Comments are closed.