De huidige discussie in de Belgische pers over het begrip “fiscale amnestie” toont op zeer…
De huidige discussie in de Belgische pers over het begrip “fiscale amnestie” toont op zeer schrijnende wijze aan hoe moreel verziekt het politieke establishment wel is. Links en rechts hoort men lieden met luide stem verkondigen dat zij morele bezwaren hebben tegen de fiscale amnestie, die zij als een aanfluiting van de rechtvaardigheid bestempelen.
Dat die maatregel het rechtvaardigheidsgevoel van vele mensen schokt is een feit, maar geen grond voor overhaaste conclusies. Wie zichzelf respecteert zal eerst willen nagaan of zijn rechtvaardigheidsgevoel wel in orde is, of het geen misgroei is, beïnvloed door allerhande irrationele factoren.
In zijn roman Huckleberry Finn laat Mark Twain de hoofdfiguur verontschuldigingen uiten voor het feit dat hij optrekt met de gevluchte slaaf Jim, hoewel hij weet “dat het verkeerd is een nikker te helpen”. Twain steekt zo de draak met het rechtvaardigheidsgevoel van het blanke Zuiden, dat niet meer is dan een platvloers conformisme – helemaal geen bron van morele deugdzaamheid. De huidige verontwaardiging over de fiscale amnestie is van een al even verdacht allooi als het rechtvaardigheidsgevoel dat Huck Finn tot zijn merkwaardige verontschuldiging aanzette.
De “morele” bezwaren die tegen de fiscale amnestie worden geopperd berusten blijkbaar vooral op de stelling dat het niet juist is dat mensen die voordeel hebben gehaald uit het overtreden van de wet vrijuit gaan (natuurlijk zijn er ook veel mensen die gewoon zeggen: “Als ik dat geweten had, dan had ik het ook gedaan” – maar die opmerking speelt geen grote rol in de publieke verklaringen over ons onderwerp). De genoemde stelling kan alleen maar als basis dienen voor de morele toon van de bezwaren omdat vele mensen schijnen te geloven dat het overtreden van de wet hetzelfde is als het begaan van onrecht. Uiteraard is het verkeerd dat iemand die voordeel haalt uit een onrechtmatige daad vrijuit zou gaan , maar de vraag is natuurlijk of het overtreden van een wet inderdaad ook een onrechtmatige handeling is.
Dat zal wel afhangen van de wet in kwestie!
Is het onrechtmatig en dus moreel afkeurenswaardig de belastingwet te overtreden? Om deze vraag te beantwoorden moet men eerst duidelijkheid verwerven betreffende de aard van het belastingsfenomeen zelf. Een belasting is een som die men betaalt onder bedreiging met geweld (straf). Zij is geen prijs voor een overeengekomen dienstverlening, geen lidgeld voor deelname in de activiteiten van een club, maar – zoals overigens officieel wordt toegegeven – een “aanslag”. Belastingheffers zeggen niet: “als u zoveel betaalt dan zullen we dit of dat voor u doen”; zij zeggen: “als u zoveel betaalt dan zullen we ons daarmee tevreden stellen (tenminste voor dit jaar), maar als u niet betaalt dan zullen we gewoon nemen wat we nodig menen te hebben, en desnoods sluiten we u op”. Zowel naar aard als naar oorsprong is belastingheffing niets anders dan georganiseerde roof en afpersing, diefstal gepleegd door de politiek sterken ten nadele van de politiek zwakken.
Vermits de politiek sterken de wet dicteren, is het eerste wat zij doen hun diefstal te legaliseren en tegelijkertijd de pogingen tot zelfverdediging van de anderen strafbaar te maken. Belastingontduiking, d.w.z. zelfverdediging, is ongetwijfeld onwettig. Maar is zelfverdediging onrechtmatig? Begaat men een fout wanneer men gelooft een betere bestemming te hebben voor de vruchten van zijn arbeid dan ze af te staan aan een kaste of groep die geen treffender monument heeft dan een tot de sterren reikende schuldenberg en een opgezwollen organisatie waarvan de efficiëntie zeker niet is toegespitst op de officieel verkondigde doelstellingen?
De evidente waarheid betreffende de aard van de belastingheffing wordt voor velen verdoezeld door de idee dat iedereen belasting betaalt. Dat is echter een administratieve fictie. Het belastingssysteem is een belasting/subsidiesysteem, en niet iedereen ontvangt evenveel subsidies. Het systeem heeft maar één bestaansreden, en die is “van de enen nemen en aan anderen geven”. Miljoenen mensen leven van de verdeling van de belastingbuit, d.w.z. van de werkzaamheid van het geïnstitutionaliseerde staatsgeweld. Zij betalen geen belastingen, zij worden uit de belastingopbrengst betaald. Dat zij nu en dan bepaalde papiertjes invullen verandert daar niets aan.
Met welk recht heffen de enen belastingen op de anderen? In de gehele politiekwijsgerige literatuur is er nooit een ook maar enigszins steekhoudend antwoord op die vraag gegeven, behalve dan dit: “Met het recht van de sterkste”. Maar de aantasting van dat recht is een wankele basis voor morele verontwaardiging. Niet de belastingontduiking maar de belastingheffing zelf is moreel verdacht.
Niet de ontduiker maar de heffer verdient een blaam. De politicus die luidop morele bezwaren oppert tegen fiscale amnestie zet de moraal op haar kop (als hij al niet alleen maar het wapen van de psychische intimidatie hanteert om zijn eigen bron van inkomsten veilig te stellen).
Fiscale amnestie is er wanneer het politieke establishment tot zijn slachtoffers zegt: “Vrees niet, we zullen u niet langer afnemen wat uzelf geproduceerd hebt”. Dat te zeggen is zijn eerste morele plicht, en zeker geen reden tot morele verontwaardiging.