Antwoord aan Mevr. W. Albada.

In haar reactie op mijn artikel “Eigendom is geen eeuwigdurend recht” vestigt Mevr. Albada de aandacht op een dimensie van het recht die te vaak uit het oog verloren wordt, vooral in libertarische kringen, nl. de “procedure”, d.w.z. de vraag naar betrouwbare technieken om het recht te doen zegevieren in betwiste gevallen.

De procedure omhelst o.m. het toewijzen van de bewijslast, de aanvaardbaarheid van verschillende bewijsmiddelen, de regels voor de interpretatie van woorden en daden, enz. Ze mag niet verward worden met kwesties van substantieel recht, d.w.z. kwesties die betrekking hebben op de geldigheid van regels van substantieel recht.

Mijn stelling over de contingentie van het beschikkingsrecht -nl. dat dat recht verdwijnt als de feitelijke grondslag ervan (het gebruik van het middel in kwestie) ophoudt te bestaan- ligt op het vlak van de geldigheid van het substantieel recht. Het is mogelijk te oordelen in abstracto over de geldigheid van een voorgestelde rechtsregel via de techniek van deductie uit bepaalde principes. Met zo’n oordeel is echter nog niet uitgemaakt wat men precies moet doen om zo’n regel toe te passen. Dat is het domein van de procedure. De betrouwbaarheid van de procedure is een kwestie van ervaring, vindingrijkheid, integriteit en goede wil – van de rechtspraktijk, niet van de rechtstheorie.

Vragen als die welke Mevr. Albada opwerpt kunnen niet in abstracto beslist worden. Ze hebben niet alleen betrekking op het teloorgaan van het beschikkingsrecht: dergelijke vragen kunnen ook gesteld i.v.m. het ontstaan ervan: wanneer heeft men genoeg gedaan om aanspraak te kunnen maken op het beschikkingsrecht? Het is echter niet omdat die vragen in concrete gevallen kunnen gesteld worden dat we moeten twijfelen aan de geldigheid van het principe dat mensen het beschikkingsrecht hebben over middelen die zij door hun arbeid geproduceerd hebben! Dit gezegd hebbend vind ik in de reactie van Mevr. Albada geen argument ter weerlegging van mijn stelling. Integendeel: zij schrijft uitdrukkelijk dat een schip beschikbaar wordt voor nieuwe toeëigening als kapitein en bemanning het verlaten – intenties van de eigenaar spelen daarbij geen rol.