In België is nu door de wet bepaald dat de organen van iemand die is overleden, zonder meer kunnen worden verwijderd en voor transplantatie gebruikt worden.

Wil je dat niet, dan moet je van te voren een codicil gemaakt hebben. Je nabestaanden hebben er geen invloed meer op.

Tot nu toe was het net omgekeerd. Het was zo dat je een codicil maakte als je het WEL wilde. Je bepaalde toen nog zelf welk risico je kon lopen: iemand bepaalt of je dood genoeg bent om je organen uit te nemen, en die kan zich wel eens vergissen. Bovendien is de kans steeds aanwezig dat men fouten maakt of het codicil van “niet-doen” pas achteraf vindt. Al of niet met opzet.

Los daarvan kunnen we deze zaak bezien vanuit libertarisch oogpunt. Dan hebben we te maken o.a. met het eigendomsrecht. Wie is eigenaar van het dode lichaam? Niemand? Dan is het van de “vinder”.

De nieuwe wet gaat er kennelijk van uit dat het lichaam toebehoort aan de staat, en die kan dus bepalen wat hij er mee doet.

En dat is nu net het grote bezwaar dat ik er tegen heb. Het is weer een stap verder op de weg naar de almachtige staat. Niet alleen het dode lichaam, maar de hele mens is eigendom van de staat. De staat bepaalt wat hij wel en niet mag doen. Als hij jong is moet hij een door de staat voorgeschreven opleiding volgen. Voor hij zelfstandig gaat werken, wordt hij gedwongen om te werken aan de “verdediging van het vaderland”. En als hij dan zelf gaat werken, moet hij het grootste deel van zijn productie aan die staat afgeven. En als hij dood gaat, staat diezelfde staat weer klaar om zijn nalatenschap zoveel mogelijk in te pikken.

Mijn eigen ervaring is bovendien dat een dergelijke wet helemaal niet nodig is. Ik heb drie keer persoonlijk meegemaakt dat bij het aanbieden van organen na mijn dood verschillende ziekenhuizen in het geheel geen belangstelling hadden. Ze hadden een overvloed van aanbiedingen. En mocht die situatie nu anders liggen, dan is er door een reclamecampagne gegarandeerd weer voldoende aanbod te creëren.

Ik kan me nog voorstellen dat er uitzonderingsgevallen zijn. Bvb. dat iemand overlijdt die geen familie, vrienden of bekenden heeft. Wat doe je dan met zijn overgebleven bezittingen? Het is denkbaar dat die dan aan de “gemeenschap” toebedeeld worden.

Maar het is niet juist om op basis van deze uitzonderingsgevallen een wet te maken die voor iedereen geldt.