Uit: International Management Door de leerstellingen van Friedrich van Hayek zijn…
Uit: International Management
Door de leerstellingen van Friedrich van Hayek zijn de voorstanders van de vrije markt in de tachtiger jaren als overwinnaars naar voren gekomen. Met het “Thatcherisme”, de “Reaganomics” en de opkomst van het Franse economische “liberalisme” als verwijten aan zijn adres vertelt Hayek in het onderstaande artikel de Franse schrijver Guy Sorman hoe democratie vervallen is tot een immorele, onrechtvaardige en toenemend totalitaire zaak, waarin overheden als welvaartsinstituten fungeren die regelmatig blootgesteld staan aan chantage door georganiseerde belangenorganisaties c.q. pressiegroepen.
De econoom en filosoof Hayek – verguisd en vereerd – heeft nog tijdens zijn leven een wereldwijde invloed opgebouwd. Als een gevolg daarvan zijn heel wat zaken in zijn schoenen geschoven: het Thatcherisme, de Reaganomics, de heropleving van het Franse economische “liberalisme”. De stempeltekens van Hayek’s argumentaties – superioriteit van de vrije markt economie, privatisering, vrijheid van onderwijs, en sociale bescherming – zijn in de tachtiger jaren gebruikelijke begrippen geworden.
Hayek, bijna 90 jaar en wonende in Freiburg (West- Duitsland), wordt beschouwd als de intellectuele vader van het moderne liberalisme. Oostenrijker van geboorte studeerde hij in Wenen waar hij deel uit maakte van een groep intellectuelen die een verstrekkende invloed hadden op het denken van de 20-ste eeuw. Tijdgenoten van hem zijn de filosofen Karl Popper en Ludwig Wittgenstein, de bioloog Konrad Lorenz, de econoom Ludwig van Mises, de psycholoog Bruno Bettelheim en de kunsthistoricus Ernst Gombrich! De Britse historicus Isaiah Berlin heeft deze groep beschreven als een stel “monomaniakale genieën”! De meesten van hen kwamen nog voor de tweede wereldoorlog in Londen terecht. Hier publiceerde Hayek zijn provocerend werk, The Road to Serfdom, dat een bestseller werd. In dit boek beschuldigde hij de Britse en de Amerikaanse overheden van socialistische tendensen omdat zij, in een poging om de oorlog te winnen, alle economische middelen centralistisch naar zich toetrokken.
Een dergelijke nationalisatie was onnodig, schreef Hayek. Hij beargumenteerde dat die ontwikkeling zelfs als pervers moest worden opgevat omdat het politieke systeem van de geallieerden daardoor net zo totalitair werd als het model van het nazi regime wat ze bevochten. Sindsdien staat Hayek bekend als de meest beroemde en meest uitgesproken liberale econoom van deze tijd. Hij is zo controversieel dat hij pas op 77 jaar de Nobelprijs won, lang nadat vele van zijn leerlingen deze ontvangen hadden. Na de oorlog vestigde hij zich in Chicago waar tot op heden de universiteit als het baken gezien wordt voor het economisch liberalisme. Op 65 jaar verliet hij Amerika en vertrok naar Freiburg, West-Duitsland, waar hij zijn belangrijkste werken schreef. Hij woont er nog steeds op een comfortabele wijze. Gevraagd naar wat zijn nationaliteit is, antwoordt Hayek zonder aarzelen: “Brits onderdaan, natuurlijk net zoals mijn kinderen”. Zijn dunne snor, zijn wandelstok, zijn horlogeketting en zijn accent roepen echter onweerstaanbaar het Wenen van omstreeks 1900 op.
Liberalisme, beweert Hayek, is de enige, ware, moderne politieke filosofie, de enige die te verenigen is met de exacte wetenschappen, m.n. met de meest recente natuurkundige en chemische theorieën zoals de “wetenschap van de chaos” die door Hya Prigogine geformuleerd is. In een economisch vrije samenleving ontstaat uit de chaos (de wanorde) op natuurlijke wijze ordening: de spontane interactie van miljoenen individuele beslissingen en van even zovele stukjes informatie leidt niet tot wanorde maar juist tot een superieure ordening van de samenleving.
Niemand weet, legt Hayek uit, hoe de economische groei moet worden gereguleerd omdat we in feite niet echt weten wat het mechanisme ervan is. De vrije marktordening is gebaseerd op zoveel individuele beslissingen dat geen enkele computer deze allemaal zou kunnen registreren. Menen dat men met politieke machtsmiddelen (overheidsreguleringen) de vrije markt kan beheersen is gewoon absurd. Het marktmechanisme drijft alleen op het particuliere initiatief. Dirigisme functioneert alleen in kleine groepsgemeenschappen waar alle informatie direct kan worden gecontroleerd. Het is om deze reden dat Hayek het socialisme voornamelijk ziet als een heimwee naar archaïsche (primitieve) samenlevingsverbanden die gekenmerkt worden door stammensolidariteit (stammenmoraal, clangeest, groepsmentaliteit). Voor hem is de superioriteit van het liberalisme boven het socialisme geen kwestie van persoonlijke voorkeur maar een objectief gegeven. Economisch liberalisme is wetenschappelijk superieur aan het socialisme, en vooral aan het marxisme wat Hayek een bijgeloof noemt. “Ik noem elk systeem waarin mensen zich inbeelden meer te weten dan ze werkelijk doen, een bijgeloof”, verklaart hij. “De meeste socialistische intellectuelen zijn, constructivisten, ze overschatten de betekenis van hun eigen denkbeelden”, voegt hij eraan toe. In Hayek’s terminologie is een “constructivist” iemand die er in gelooft dat hij met zijn beperkte kennis van een samenleving één of andere willekeurige abstracte theorie kan opstellen welke hij als model voor alle samenlevingen kan gebruiken. Socialisme is volgens Hayek een intellectuele vergissing, die terug te voeren is naar Descartes. De geschiedenis der mensheid toont aan dat waar de vrije markt functioneert de mensen vrijer, meer gelijk en meer welvarend zijn dan waar de vrije markt niet werkt. Hayek houdt er niet van over de markteconomie te praten. Zijn opvattingen zijn welbekend, zegt hij, vooral in Engeland. Hij bewondert van alle staatshoofden Margaret Thatcher het meest. Hij beschouwt haar als de meest consequente liberalist.
Hayek prefereert te spreken over dat gedeelte van zijn werken dat doorgaans verwaarloosd wordt. “Tweederde van mijn werk is gelezen, het laatste gedeelte heeft te veel verwarring veroorzaakt”, zegt hij en hij verwijst hiermee naar het boek The politica! Order of a Free People een diepgaande kritische afrekening met de democratie, welke hij publiceerde op 80 jarige leeftijd. Hij behandelt hierbij delicate kwesties die gemakkelijk verkeerd kunnen worden opgevat. Hayek is echter onvervaard bij het vooruitzicht algemeen gekoesterde veronderstellingen aan te pakken. 89 jaar zijnde heeft hij geen tijd meer voor spelletjes, hij is uit op de hoofdzaken. ,,Het laatste jaar”, zegt hij, “voel ik dat ik oud geworden ben”.
Democratie, legt Hayek uit, is een fetisj (levenloos ding ter afgodische verering) geworden, een taboe waar men geen vragen over mag stellen. Maar het zijn juist de slecht functionerende democratieën die de moderne staten het mogelijk maken op zovele manieren inbreuk te maken op het persoonlijk leven van mensen. Alles is hierbij een gevolg van het feit, zegt hij, dat woorden hun betekenis verloren hebben. Oorspronkelijk werd in democratieën de staatsmacht (overheidsmacht) beperkt door de constitutie (de grondwet) en door conventies (gewoonten). Geleidelijk aan hebben we in toenemende mate te maken met onbeperkte democratieën, waarbij regeringen alles kunnen doen zolang zij daarvoor maar een meerderheid kunnen verkrijgen. Meerderheidswetgeving heeft het recht vervangen. Het recht zelf heeft zijn betekenis verloren. Recht was traditioneel gesproken een universeel (algemeen) principe. Tegenwoordig is het alleen nog maar een geheel van concreet-positieve wetten gericht op het vervullen van belangen van minderheidsgroepen in het kader van “sociale rechtvaardigheid” (algemeen belang). Maar, zegt Hayek, “sociale rechtvaardigheid” is een fictie (waandenkbeeld), niemand weet wat het inhoudt. Omdat dit woord zo vaag omschreven is, denkt elke minderheidsgroep (pressiegroep) dat zij het “recht” heeft van regeringen c.q. overheden speciale voorrechten af te dwingen, alsof “sociale rechtvaardigheid” een soort toverstok is.
In werkelijkheid gaat het bij hen die “sociale rechtvaardigheid” claimen alleen maar om materiële verwachtingen waarvan men hoopt dat de gulheid van parlementaire wetgevers deze zal vervullen in ruil voor hun politieke stem bij verkiezingen. Regeringen en parlementen zijn op deze manier vervallen tot welvaartsinstituten die regelmatig blootgesteld staan aan chantage door georganiseerde belangengroeperingen (pressiegroepen). Politici zijn geneigd aan deze chantage toe te geven omdat het toekennen van voordelen c.q. privileges hen in staat stelt kiezers te “kopen”. Omdat dit democratisch systeem voornamelijk geïsoleerde minderheidsgroepen zichtbaar bevoordeelt, terwijl toch de kosten op een onzichtbare manier gedragen worden door alle belastingbetalers, kan niemand beoordelen wiens geld aan wie ten goede komt. Deze asymmetrie tussen “zichtbare voordelen” en “onzichtbare kosten” verleidt democratische overheden er toe om steeds meer uit te geven teneinde haar politieke meerderheid te behouden.
In dit systeem, dat men hardnekkig “democratie” blijft noemen, fungeren politici en parlementariërs niet meer als echte afgevaardigden van samenlevingen maar als “business managers” die er op gericht zijn alleen principes te verdedigen. Politieke partijen kunnen ook alleen maar bestaan als ze hun kiezers zoveel mogelijk materiële voordelen beloven. Een bewijs hiervoor is het feit dat wanneer men in een politieke partij fundamentele problemen (doodstraf, abortus, euthanasie) aan de orde stelt, partijleden geen “partijdiscipline” hoeven te tonen. Principiële kwesties zijn in een democratie politiek niet relevant. Daarom is in de analyse van Hayek de democratie immoreel, onrechtvaardig en toenemend totalitair. Individuen zijn niet langer autonoom maar op een horige (slaafse) manier afhankelijk van de goede wil van de staat c.q. overheid. Daar komt nog bij dat democratie direct leidt tot algemene verarming en tot werkloosheid, daar de beschikbare bronnen voor de productie van welvaart door ongeremde uitgavenpatronen onvermijdelijk droogvallen.
Om het democratische ideaal te redden, stelt Hayek voor het huidige democratische systeem te laten vallen en te komen tot wat hij noemt de “demarchie” (ontstaan uit de samentrekking van demos en archie (zeggingsschap). Volgens Hayek zou een demarchie gefundeerd moeten zijn door twee afzonderlijke parlementaire colleges met daarboven, ter arbitrage, een soort van constitutioneel gerechtshof. Het eerste parlement (legislative assembly) zou de algemene rechtsregels van goed gedrag moeten vaststellen en waar nodig aan veranderingen in een samenleving aanpassen. De leden ervan zouden voor een periode van 15 jaar gekozen moeten worden op een leeftijd van 45 jaar, door mensen van dezelfde leeftijd. Eén vijfde van dit college zou jaarlijks moeten worden vervangen. Op deze wijze zouden deze parlementariërs totaal beschermd zijn tegen politieke druk van pressiegroepen en verkiezingen.
Het tweede parlement (government assembly) zou kunnen functioneren zoals de huidige echter met volledige uitsluiting van enige uitvoerende bevoegdheid, louter als een de regering controlerend lichaam. Hayek argumenteert dat het voor parlementariërs niet op te brengen is zowel arbiters als begunstigden te zijn voor staatsgiften. ,,Ik pretendeer niet”, stelt hij, “dat mijn systeem het enig bruikbare is, maar door het formuleren van mogelijke utopieën wordt men het best begrepen”. Na een drie uur durend gesprek geeft Hayek toe dat hij vermoeid is. Zijn ogen glijden over zijn boeken en staren dan door het raam naar de heuvels van het zwarte woud. Freiburg is een rustige kleine stad die ondanks de doorgemaakte catastrofes in het verleden haar burgerlijke levensstijl en universitaire tradities is trouw gebleven. Ik sluit mijn notitieboek en met enige spijt kondig ik aan te vertrekken. Zal ik Hayek ooit terugzien, de denker, door wie vele generaties van liberalen hun intellectuele vitaliteit hebben herontdekt? Voor ik vertrek wendt hij zich tot mij, leunend op zijn wandelstok: “Wat ik u nog te zeggen heb is erg belangrijk. Intellectuele liberalen moeten alle opvattingen die vijandig staan tegenover de kapitalistische economie radicaal aanpakken. De wereldbevolking is zo groot dat alleen een kapitalistische economie in staat is deze te voeden. Als het kapitalisme instort zal de derde wereld van honger sterven, en dat is wat reeds gebeurt in Ethiopië”.