“Het heeft geen zin om je tijd te geven aan een ideaal, dat zeer waarschijnlijk in je korte leven niet verwezenlijkt wordt.”

Dergelijke opmerkingen hoort ieder van ons wel eens als we proberen om ons vrijheidsideaal verder uit te dragen. En dan heel vaak van mensen die het in de grond van hun hart helemaal met ons eens zijn, maar die toch denkfouten maken.

Toen op de Kringavond in Rotterdam/Vlaardingen dit onderwerp ter sprake kwam, werd onmiddellijk een uitspraak van Willem de Zwijger aangehaald: “Men hoeft niet te slagen om standvastig door te gaan.” En dat is juist. Het werken aan een goed ideaal is op zichzelf al een bevredigende bezigheid. Zoals ook uitgedrukt door: “The joy is in the making”.

Maar wat is het alternatief? Het collectivisme tracht ons steeds meer te knechten en te onderdrukken. Dit geldt zowel voor het collectivisme van onze eigen overheid, als voor het communistische collectivisme uit het Oosten. We kunnen ons als makke lammeren naar de slachtbank laten voeren en als struisvogels de kop in het zand steken, maar we kunnen ook met opgeheven hoofd als vrije mensen alles doen om onze vrijheid te behouden. Overgeven of strijden? En als u doordenkt, zult u beslist tot de conclusie komen dat er in de overgave geen geluk mogelijk is. Iemand die zijn ogen sluit voor de werkelijkheid kan nooit echt gelukkig zijn, of, zoals Ayn Rand stelt: “There is no value in the unreal.”

Bovendien blijkt uit de afgelopen paar jaar dat we wél resultaten boeken. Onze ideeën worden steeds meer verbreid. Steeds meer mensen worden overtuigd van het goede in ons vrijheidsideaal. Het gaat alleen te langzaam naar onze zin. Het zou sneller kunnen als allen die nu nog twijfelen of tegen de strijd opzien, ervan overtuigd raken dat het goed is om mee te doen. Goed en in hun eigen belang.

Er waren eens twee kikkers die speelden met elkaar. Plotseling vielen ze beiden in een pot met room. De eerste kikker begon te jammeren dat hij nu verloren was, dat hij ging verdrinken en sterven. Hij liet de moed zakken, zakte weg in de room en verdronk. De tweede kikker echter spartelde en spartelde door. Hij wilde zich niet overgeven en bleef vechten. Dit deed hij zo lang dat hij echt moe werd en werkelijk niet meer kon. Tot zijn verwondering zakte hij toen niet weg in de room, want die was boter geworden. Hij kon uitrusten kwam op krachten en vanaf zijn vaste ondergrond kon hij toen naar de vrijheid springen.