In een Amerikaanse filmklassieker wordt de alom geerde en godvrezende Dr. Jekyll via een…
In een Amerikaanse filmklassieker wordt de alom geerde en godvrezende Dr. Jekyll via een zelfgefabriceerd drankje, ’s avonds en ’s nachts telkens lastiggevallen door een bloeddorstige Mr. Hyde.
Frankrijk – voor de Fransen affectueus ‘Marianne’ – heeft gedurende de dolle viering van de ‘200ste’ ’14 Juillet’ een aantal al even tegengestelde aspecten, gezichten en herinneringen ten toon gespreid.
De aanleiding van mijn bezoek was het Parijse Libertarische Congres, van 9 tot 12 juli, eerst aangekondigd van 10 tot 13 juli, maar gezien de organisatoren met nog twee andere tijdzones hadden af te rekenen, de Libertarische en de Franse, was het resultaat heel behoorlijk. Ongeveer honderd deelnemers. Heel wat Belgen en Nederlanders. Ook Denen, Noren, Zweden, Britten, Zwitsers, Finnen, Spanjaarden en Amerikanen. De meest opvallende waren echter de Fransen, jammer genoeg in negatieve zin. Behalve de van vroeger bekende gezichten – sprekers en organisatoren – heb ik er niet één kunnen ontdekken, maar wellicht heb ik niet goed genoeg gekeken!
Als ‘vrijheidsconventie’ in het teken van ‘Les Droits de l’Homme’ had ze, dat moeten we eerlijk toegeven, heel wat concurrentie. De Rarijse muren, metrostations, kranten, tijdschriften en zelfs de cafés en restaurants waren dicht beschreven en behangen met de meest uiteenlopende ‘liberté’s’, ‘égalité’s’, ‘droits de l’homme’ en ga maar door. Libertarische science fiction die zelfs Robert Heinlein zich niet had kunnen indenken en die we de Dr. Jekyll-kant kunnen noemen. De Mr. Hyde-kant was dat in dezelfde adem moord, bloedbad en geweld even goed scoorden. Dat beide, vrijheid en geweld, eikaars feitelijke tegengestelden zijn is duidelijk vooralsnog bij weinig Fransen doorgedrongen en, gezien hun quasi-totale afwezigheid op het congres, is er weinig hoop dat dit binnen afzienbare tijd zal veranderen. In een café zag ik, op een terrastafeltje, een gelegenheidsbierkaartje met een hartje dat hing aan twee gekruiste gevechtsbijlen, onder een proletariërsmuts. In de metrostations maakte een grote plaat reclame voor een of nadere Lotto. Vier hoofden waren afgebeeld, die van Lodewijk XVI, Danton, Robespierre en La Fayette met een wel erg lugubere tekst: “Citoyens, Tout se Joue sur Nos Têtes! (“Burgers, speelt allen boven onze hoofden!”) ” In het sinds ’87 geopende ‘Pare de La Villette’ waren er speciale tentoonstellingen die een aantal realisaties van Franse geleerden in verband brengen met 1789, iets wat wellicht aan te nemen is gezien het toch vrijere ‘milieu’ voor wetenschapsmensen (Dr. Jekyll) en niettegenstaande de bloedrode schaduw van het terreurregime enkele jaren later (Mr. Hyde): het Metrische Stelsel in 1793, het potlood in 1795, de conserven in 1796.
Een belangrijke plaats in La Villette werd toegewezen aan de ‘L’Astronomie, Origine de la Science’, met als ondertitel deze tekst die elk libertarisch hart sneller doet slaan: ‘Voie Royale de la Raison’. De Hyde-kant is wel dat de zetel van het Koninklijke Verstand, het hoofd van Lodewijk XVI, rond die tijd met één guillotinegreep van elke ‘Voie Royale Vitale’ werd gescheiden. Volgens de inrichters (en Mr. Hyde) was de oprichting, in 1795, van het ‘Bureau des Longitudes’, veruit de indrukwekkendste prestatie in deze discipline!
Ook het onderwijs kwam in de kijker. Het blijkt dat het onderwijs vanaf 1793 voor iedereen toegankelijk werd terwijl het, ik citeer letterlijk, ‘noch gratis noch verplichtend was’: de ouders van de leerlingen betaalden voldoende voor de studies van hun kinderen om de instellingen te doen floreren. Secundair onderwijs werd ook op grotere schaal opengesteld door de oprichting van een school per departement, voor 12 tot 18-jarigen, die hun richting vrij konden kiezen (ook gefinancierd door de ouders). Goed werk, Dr. Jekyll!
‘La Cité’, afkorting voor ‘La Cité des Sciences et de (‘Industrie’ is een groot tentoonstellingsgebouw van het La Villette-centrum, een moderne staal-, aluminium-, plastics- en glasconstructie. Velen zullen haar ongetwijfeld de ‘Tweede Raffinaderij’ van Parijs noemen, naast het al veel eerder afgewerkte Beaubourg/Centre Pompidou. Zelf houd ik van deze sobere, functionele stijl waar pijlers dienen om iets te ondersteunen en waar luchtverversingskanalen en electriciteitsleidingen een esthetiek vormen die mij meer aanspreekt dan gedrukte bloemen op de muren, gipsdruiven of glazen watervallen van net-echt-kristal. In het boek ‘De Eeuwige Bron’ van Ayn Rand (Uitg. A.J. LUITINGH, Laren, N.H.) zegt architect Henry Cameron tot de hoofdfiguur Howard Roark, ook architect (de puntjes zijn uit de tekst zelf, Cameron is stervende): “Hou een oog op de lichte metaalindustrie, Howard … Over een paar jaar zul je ze verbazingwekkende dingen zien doen … Hou ook de plastics in de gaten, daar komt een volkomen … nieuw… tijdperk … uit voort… Je zult nieuwe gereedschappen moeten vinden, nieuwe middelen, nieuwe vormen … Je zult … moeten tonen wat voor rijkdommen het menselijk brein kan voortbrengen …” (dit werd geschreven in 1943!). Het architecturaal concept van ‘La Cité’ is van Dr. Jekyll (Adrien Fainsilber). Het werd gefinancierd door Mr. Hyde (de overheid, hoe zou het anders!).
In dezelfde ‘La Cité’ wordt gedemonstreerd hoe goed men op weg is het ‘voedselprobieem’ op te lossen: groenten, aardappelen, fruit, granen worden in bakken boven elkaar gekweekt. Hetzelfde water circuleert alsmaar rond, in gesloten circuit, en brengt de zorgvuldig gedoseerde voedingsstoffen aan. Speciale lampen vervangen de zon. In zonrijke streken zoals de Sahara, Soedan, Ethiopië en Sahel kan uitsluitend zonenergie benut worden. Een oppervlakte gelijk aan die van het dak volstaat. De groei is veel sneller dan in open veld en de produkten zijn nutritief evenwaardig of zelfs beter. Een variant is de druppelbevloeiing, in Israël reeds op grote schaal toegepast, die weinig water behoeft en waaraan ook de voedingsstoffen worden toegevoegd. De kweek in waterbakken, of zelfs met wortels in de open (bevochtigde) lucht is al aan industriële toepassing toe. Er zijn reeds bruikbare methodes voor een ietwat vergelijkbare produktie van vee en vis, met eveneens minimale milieubelasting en zonder dierenmishandeling – met respect, als men wil, voor de ‘rechten der dieren’. De aarde te klein voor te veel mensen? Laat ze vrij, laat de vrije markt spelen voor een oordeelkundig en optimaal gebruik van grondstoffen, grond, lucht en noem maar op. Met als toemaatje, meer levensgeluk voor veel meer mensen. Armoede, overdreven milieubelasting, verspilling van grondstoffen, het zijn alle door overheidsinterventie ontstane problemen die, dat is duidelijk, niet op te lossen zijn door nóg meer interventie.
Niet de rechten van dieren maar de onze hadden we elke morgen voor ogen bij het ‘Petit Déjeuner’. Eerst dacht ik dat dit op speciaal verzoek was van onze Franse Congres-gastheren maar het bleek al vlug dat ze hingen te pronken aan de muur van menig Parijs café, restaurant en hotel. Het is de Franse’Déclaration des Droits de l’Homme’ waaraan Mr. Hyde verraderlijk had toegevoegd: ‘et du Citoyen’. Deze ‘Droits de l’Homme et du Citoyen’ dateren officieel van 20,21, 23, 24 en 26 augustus 1789, dus na de ‘Bezetting van de Bastille’ van 14 juli 1789 en nog voor de Eerste Republiek. Zij werden goedgekeurd door Lodewijk XVI, nog in het bezit van zijn hoofd en zijn volle ‘Raison Royale’. Ik neem aan dat, als hij de libertarische theorieën had gekend en in de tijd had kunnen vooruitzien, hij de expliciete bevestiging zou geëist hebben van het fundamentele principe dat iedereen eigenaar is van het eigen lichaam … en elk onderdeel daarvan!
Laten we echter overstappen naar een ander chapiter. Ik wordt zelf al even luguber als de Parijse reclameontwerpers.
Volgt nu een vertaling van de ‘Preambule’ en van de eerste twee artikels. Niettegenstaande een aantal dubbelzinnigheden zal de reactie van menig libertariër wellicht zijn: “Ik ben 200 jaar te laat geboren!” maar, zoals we nu weten, ze zijn slechts sporadisch en voor een korte periode toegepast en een overeenstemmende consistente houding van de overheid is er nooit uit voortgekomen. Vermelde dubbelzinnigheden zijn daar zeker niet vreemd aan geweest en het bewijst verder dat verklaringen alleen niet genoeg zijn. De middelen moeten zo georganiseerd en gebalanceerd worden dat elke stap over de limiet onmiddellijk kan worden ongedaan gemaakt.
VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS EN VAN DE BURGER
PREAMBULE. De Vertegenwoordigers van het Franse volk nemen in overweging dat het niet kennen, het veronachtzamen of het misprijzen van de rechten van de mens de enige oorzaak is van alle publiek onheil en eveneens van alle overheidscorruptie. Zij hebben besloten in een plechtige verklaring, deze natuurlijke, onvervreemdbare en in alle omstandigheden te eerbiedigen rechten uiteen te zetten zodat deze verklaring, steeds aanwezig is bij alle leden van de leden der samenleving, hen steeds hun rechten en plichten voor ogen houdt, zodat de handelingen van de wetgevende macht en deze van de uitvoerende macht op elk ogenblik kunnen getoetst worden aan het doel van elke politieke instelling en aldus bijdragen tot het behoud van de grondwet en het geluk van allen.
ART. 1. De mensen worden vrij geboren en blijven het, en zijn onderling gelijk in hun rechten, terwijl de sociale verschillen enkel mogen steunen op het gemeenschappelijk nut.
ART. 2. Het doel van elke politieke associatie is het behoud van de natuurlijke rechten – die niet kunnen voorgeschreven worden – van de mens; deze rechten zijn de vrijheid, de eigendom, de veiligheid en het zich verdedigen tegen verdrukking.
Deze ‘Déclaration’ telt heel wat meer artikels, en is nog een stuk langer dan die van de Verenigde Naties van 1948. Ze verkondigt even goed heel wat negatieven en tegenstrijdigheden qua individuele vrijheden, maar ze bewijst ook, samen met de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van enkele jaren daarvoor (1776) en nog enkele andere documenten uit dat tijdperk, dat heel wat mensen de vrijheidsprincipes, zoals Libertariërs die stellen op grond van een objectieve, logische redenering en zoals zij die verdedigen, even goed kenden en konden definiëren. De dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden die de diverse teksten vertonen komen waarschijnlijk voort uit compromissen die ze hebben moeten sluiten met hun medestanders. Zo kunnen we ons bijvoorbeeld heel goed indenken dat hun oorspronkelijke voorstel was:
VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS
PREAMBULE. De natuurlijke, onvervreemdbare en in alle omstandigheden te eerbiedigen rechten van ieder mens zijn:
ART 1. De mensen worden vrij geboren en blijven het, en zijn onderling gelijk in hun rechten.
ART 2. Deze rechten zijn: de vrijheid, de eigendom en het zich verdedigen of laten verdedigen tegen elke vorm van fraude en/of agressief geweld of dreiging daarmede, zelfs als die van de staat uitgaat. ‘Agressief’ betekent hier: gewelddadige initiatieven nemen. Met ‘geweld’ wordt louter fysiek geweld bedoeld.
ART. 3. Voornoemde vrijheid omvat de vrijheid al dan niet toe te treden tot of deel uit te maken van enige maatschappelijke organisatie, steeds zonder enige agressieve daad uitgaande van wie dan ook en zonder de noodzaak de eigen rechtmatige woonplaats te moeten verlaten.
Als duidelijk blijkt dat de vrijheid zo goed werd begrepen door een aantal alleszins invloedrijke mensen waarom, dat is de vraag die zich opdringt, is het dan zo misgelopen? Ligt het aan de compromissen die zij aanvaard hebben? Ongetwijfeld hebben die een rol gespeeld. Toch blijft de vraag open waarom er nooit en nergens een samenleving geweest is, of noem het een staat, die zónder compromissen georganiseerd kon worden. Verdedigen wij een in de praktijk ontoepasbaar, of onleefbaar, of zelfs onmogelijk systeem? Logischerwijze kan dat alleszins niet uit onze stellingen worden afgeleid, integendeel. Wij kunnen in alle redeneringen die tot niet-vrije situaties leiden, fouten tegen de logica en de realiteit aanwijzen.
Op de conventie, in zijn ‘workshop’, stelde Henry M. Holzer, eens advocaat van Ayn Rand, zich dezelfde vraag. Hij gaf tevens zijn antwoord: “Opvoeden, opvoeden en nog eens opvoeden!” (‘To teach, to teach and again to teach!’). Een deelnemer, Michiel van Notten, verdedigde de stelling dat de oplossing lag in het demonopoliseren van de overheidsmacht. Hij bedoelde waarschijnlijk het systeem voorgesteld door Murray Rothbard van concurrerende beschermingsorganisaties actief op een vrije markt (in een eigen ‘workshop’ heeft Van Notten een nieuwe ‘Verklaring van de Rechten van de Mens’ voorgesteld, het onderwerp van een binnenkort te publiceren studie).
Geen van de voorgestelde methodes zijn met elkaar in strijd en zij getuigen van het feit dat de optimistische visie blijft overheersen. De voor ons aangewezen weg lijkt dan: rustig verder gaan en blijven ‘opvoeden’, opvoeden dus in de zin van: artikels, brochures of boeken schrijven, voordrachten geven, conventies organiseren. Dit in afwachting van, of ondertussen strevende naar, voldoende politieke invloed om het systeem zelf gewijzigd te krijgen.
Tot besluit van dit artikel nog even terug naar Mitterandië, zoals iemand op de Nederlandse televisie Frankrijk noemde, en de viering van ‘le 14 juillet’, die besloten werd met een donderende ‘Marseillaise’ gezongen door de Amerikaanse zangeres Jessye Norman op de Place de la Concorde met haar enorme Champs-Elysées, samen met een publiek geschat op bijna één miljoen. Het refrein werd keer op keer herhaald:
Aux armes, Citoyens
Formez vos bataillons
Marchons, marchons
Qu’un sang impur
Abreuve nos sillons.
Het principe dat het bloed van sommige mensen ‘onrein’ zou zijn is duidelijk niet door Adof Hitler uitgevonden, en of het vergoten wordt om ‘de dorst te lessen van onze greppels’, of vernietigd in gaskamers maakt geen wezenlijk verschil uit. Ook niet of het bloed van bijna 1.200 hoofden die gedurende de 13 maanden van het terreurregime van 1793/1974 rolden op diezelfde Place de la Concorde (toen Place de la Révolution) in de riolen vloeide van Parijs of terecht kwam in Hitler’s massagraven en, wat het principe betreft, evenmin of het om 1.200 of om 6.000.000 moorden gaat.
Natuurlijk, wie leeft door het zwaard zal door het zwaard ten onder gaan. Ik ken het spreekwoord en ben het eens met het principe. Dit gebeurde echter in naam van de Rechten van de Mens, enkele jaren eerder plechtig uitgeroepen en erkend door de meeste terechtgestelden, Lodewijk XVI inbegrepen. Anderzijds denk ik niet dat libertarische ideeën door geweld kunnnen opgedrongen worden. De filosofie en de maatschappijvisie die ze huldigen zijn gebaseerd op rede, overreding en wederzijdse toestemming. Ik denk dat een maatschappijvorm alleen kan bestaan als ze steunt op een groot deel van de mensen die de samenleving vormen. Alleszins blijkt geen tirannie lang te kunnen bestaan als het grootste deel van de bevolking er tegen is. Wie zei er dat de mensen het politieke gezag hebben dat ze verdienen?
Maar dat alles is geschiedenis en verleden tijd. Belangrijk zijn alleen het heden en de toekomst, en dat is het feit dat slechts enkele Franse toegewijde en overtuigde Libertariërs er in geslaagd zijn, met erg beperkte middelen, heel weinig beschikbare tijd en heel grote financiële risico’s niet alleen een congres van intellectueel hoog niveau te organiseren, maar bovendien enkele nieuwigheden te initiëren: het was het eerste congres met simultane vertalingsfaciliteiten, het was het goedkoopste congres uit de serie ingezet in Zürich in 1982 en het was een congres dat de meeste afwisseling bood, met een bezoek aan de ‘Hotel de Ville’ – waar we in de receptiezaal de opstelling konden bewonderen voor de ontvangst van President Cory Aquino, voorzien voor de volgende dag, door Jacques Chirac, burgemeester van Parijs, compleet met drie tronen op een podium, zoals het Hunne Hooglieden past, gekeerd naar een zaal met een duizendtal vergulde stoelen voor de gasten in Empirestijl, of was het ‘Lodewijk XVI’?
Twee recepties op het stadhuis van het IIe arrondissement, de voorstelling van de in 1942 zonder toestemming van de auteur gemaakte en gerestaureerde film ‘NOI VIVI’, ‘We The Living’, van Ayn Rand, voor zover ik weet een Europese première en, last but not least, de gelegenheid om onze talrijke buitenlandse vrienden weer een keer te ontmoeten en op die manier vast te stellen dat we niet zó alleen staan als we dikwijls de indruk krijgen in onze eigen omgeving. Mijn en onze dank daarvoor aan de inrichters.