Patrick Buchanan’s nieuwe boek “The Death of the West” identificeert een sociaal probleem van de eerste orde en verdient het door velen gelezen te worden.
Patrick Buchanan’s nieuwe boek “The Death of the West” identificeert een sociaal probleem van de eerste orde en verdient het door velen gelezen te worden.
Een probleem identificeren, ook al is het groot, is op zich geen opzienbarende prestatie. Wat Buchanan’s bijdrage opmerkelijk maakt is dat hij een probleem aan de orde stelt waarvan de gezagsdragers ons vertellen dat het niet bestaat, of dat het geen probleem is maar een zegen. In het huidige intellectuele klimaat vereist het een onafhankelijke geest en zelfs moed om te zeggen wat Buchanan zegt. Het feit dat het boek een bestseller is geeft aan dat er genoeg mensen zijn die hun gezonde verstand behouden hebben.
Buchanan beweert dat het Westen – de Christelijke landen – gedoemd zijn. De geboortecijfers zijn overal gedaald beneden het niveau van vervanging. Tegelijkertijd infiltreren Derde Wereld immigranten massaal het Westen, waar ze zich sneller voortplanten dan de oorspronkelijke bevolking. Binnen enkele decennia zullen het Westen en haar eigendommen zonder strijd zijn overgenomen door mensen die vreemd of vijandig staan tegenover de Westerse beschaving. Onze kinderen zullen minderheden zijn in een vreemd land.
Deze suicidale ontwikkeling is het resultaat van een culturele revolutie die Buchanan omschrijft als de de-Christenisering van het Westen. Dit wordt van binnenuit gepromoot door linkse intellectuelen en wordt geassocieerd met de ideeën van seculier humanisme, feminisme, egalitarianisme, moreel relativisme, multiculturalisme, positieve discriminatie, sexuele bevrijding, en hedonisme. Deze revolutie heeft de wil van mensen uitgehold om een productief leven te leiden, zich voort te planten, en om hun eigen cultuur te onderkennen en te verdedigen.
De bewijzen die Buchanan presenteert om deze stelling te onderbouwen zijn indrukwekkend. Helaas zijn zijn argumenten omtrent oorzaak en gevolg dat niet. Zijn voorstellen voor een contrarevolutie komen er in het kort op neer om hem, of iemand als hem, president te maken.
Hij stelt voor om de Republikeinse partij nieuw leven in te blazen door een programma op te nemen van strenge selectieve immigratiebeperkingen, het treden uit diverse internationale organisaties en het stoppen deze te financieren. Tevens dienen de meeste V.S. troepen zich terug te trekken uit het buitenland. Allemaal prachtig. Aan de andere kant wil hij een speciaal overheidsbeleid ten behoeve van de familie. Dit beleid is inkomstenneutraal en zou worden gefinancierd via belastingen op consumptie en import. Het beleid zou de successierechten afschaffen over onroerend goed dat minder waard is dan 5 miljoen dollar. Daarnaast zou het in een belastingaftrek voorzien van drieduizend dollar per kind. Verder zou het belastingprikkels instellen voor werkgevers ten gunste van het in dienst nemen van ouders versus niet-ouders en families met één werkende ouder versus families met twee werkende ouders. Buchanan zou ook rechters met een soortgelijk gedachtengoed aanstellen voor het Hoge Gerechtshof en zou het openbare onderwijs decentraliseren.
Het is niet nodig om de details en de inconsistenties van dit programma nader te bestuderen. De fout ervan is namelijk fundamenteel en overduidelijk wanneer je beseft wat het programma niet behelst (namelijk, datgene waarvan Buchanan blijkbaar meent dat het niet verantwoordelijk is voor het probleem dat hij wil oplossen). Hij gelooft dat een contrarevolutie uitgevoerd kan worden binnen het institutionele kader van een een moderne, gecentraliseerde democratisch georganiseerde natie-staat met haar kern van “sociale” instellingen zoals sociale zekerheid, ziekenfondsen, werkloosheidsuitkeringen en openbaar onderwijs.
Maar deze stelling is tegengesteld aan het gezonde verstand en elementaire economische en politieke theorieen die juist de democratische verzorgingsstaat aanwijzen als de oorzaak van het probleem.
Democratie,- de regering door de meerderheid – kent noodzakelijkerwijs de verplichte herverdeling van inkomen en eigendom. Het afnemen van sommigen – degenen die iets hebben – en het geven aan anderen – degenen die iets niet hebben. De prikkel om wel iets te hebben wordt zo verminderd en de prikkel om niets te hebben wordt zo vergroot. En aangezien datgene wat de bezitters hebben iets “goeds” is en waaraan de niet-bezitters lijden “slecht” is, is het resultaat van zulke herverdeling het beperken van de produktie van “goed” en het stimuleren van de produktie van “slecht”.
Wanneer individuen namelijk worden ontdaan van de verplichting om voor hun eigen inkomen, gezondheid, veiligheid, pensioen, en kinderonderwijs te zorgen zijn de verplichte overheids”verzekeringen” een systematische ondergraving van de persoonlijke verantwoordelijkheid, de familie, verwantschap, gemeenschap, en de kerk. De omvang en het blikveld van de particuliere zorg worden op die manier kleiner. Verantwoordelijkheid, lange termijn visie, burgerschap, vlijt, gezondheid, en conservatisme (“goed”) worden gestraft, en hun tegengestelden (“slecht”) worden gestimuleerd.
Om het Westen te laten herleven moeten deze debiliserende instituten worden afgeschaft en de sociale zekerheid moet weer gelegd worden bij het individu, de verzekeringsmaatschappijen en de liefdadigheid.
Maar het is niet alleen de democratie waar het probleem zit. Wat aan de wortel van het probleem ligt is het instituut staat, d.w.z., een dwangmatig territoriaal monopolie over de uiteindelijke beslissingen en rechtspraak compleet met de macht wetten te maken en belasting te heffen.
Men kan zich afvragen hoe het mogelijk is dat de ideeen die Buchanan verafschuwt zoals secularisme, feminisme, relativisme, multiculturalisme, etc., tot meer konden uitgroeien dan de persoonlijke denkbeelden van enkele geisoleerde individuen? Het duidelijke antwoord daarop is dat het alleen mogelijk was via de macht om wetten te maken, dwz, om uniforme regels op te leggen aan alle inwoners en hun privéeigendom binnen een bepaald gebied. Wanneer deze ideeën niet in wetten zouden zijn vastgeled zouden ze weinig of geen schade hebben berokkend. En het is alleen de staat die wetten kan maken en afdwingen.
Op een meer fundamenteel niveau is het echter zo dat de staat niet louter een instrument is maar ook een uitvoerder. Openbaar onderwijs en sociale zekerheid, en ideeën zoals secularisme, moreel relativisme, etc., hoefden niet eens opgelegd worden aan de staat. De staat heeft namelijk zijn eigen belangen in het stimuleren van zo’n programma.
Zoals men zou kunnen verwachten zal een orgaan als de staat dat gerechtigd is om recht te spreken en belasting te heffen deze macht niet alleen gebruiken maar ook een neiging vertonen de belastingopbrengst te vergroten en haar wettelijke macht en bemoeienis uit te breiden. En aangezien de staat daarbij tegenstand ondervindt bij haar burgers is het in het belang van de staat om deze tegenwerkende krachten te verzwakken. Dat is de aard van de staat en iets anders verwachten is naïief.
Dit betekent bijvoorbeeld dat burgers moeten worden ontwapend. Maar het betekent ook dat het bemiddelende instituten moet verzwakken en uiteindelijk moet vernietigen. De familie, de clan, stam, gemeenschap, vereniging, en kerk met hun eigen interne lagen en rangen van autoriteit. Zelfs wanneer het gaat om een beperkt bebied van rechtspraak bedreigen deze instituten en autoriteiten de positie van de overheid als ultieme territoriale beslisser. De staat moet, om haar claim als ultieme rechter te bekrachten, alle onafhankelijke rechtsgebieden en rechters uitschakelen. Dit vereist de uitholling of zelfs de vernietiging van de autoriteit van de hoofden van huishoudens, families, gemeenschappen, en kerken.
Dit is het onderliggende motief van de meeste overheidsmaatregelen. Openbaar onderwijs en sociale zekerheid dienen dit destructieve doel. De promotie van feminisme, anti-discriminatie, positieve discriminatie, relativisme, en multiculturalisme doen het evenzeer. Ze ondermijnen allemaal de familie, de gemeenschap en de kerk. Ze “bevrijden” het individu van de discipline van deze instituten, om ze uiteindelijk, tegenover de staat, “gelijk,” geisoleerd, onbeschermd, en zwak te maken.
Met name het uitbreiden van het multiculturele beleid naar het gebied van immigratie, waar Buchanan zo over klaagt, ligt hieraan ten grondslag. Eerder zijn de familie, gemeenschaps, regionale, en religieuze verbanden uitgehold. Daarna wordt een omvangrijke buitenlandse immigranteninvasie – met name wanneer men komt uit vreemde en afgelegen plaatsen – door de heersende neoconservatieve-sociaal democratische elites geacht datgene te vernietigen wat nog over was aan nationale identiteit en verbondenheid. Om zo het doel van de ultieme staat van een VS-geleide, multiculturele Wereldorde verder te promoten.
Het laten herleven van het Westen vereist dat de centrale natie-staat moet worden weggehakt, en dat de beperkende cq. beschermende instituten zoals de familie, de gemeenschap, en de kerk worden hersteld naar hun oorspronkelijke positie als deel van een natuurlijke orde die bestaat uit een reeks van concurrerende rechtsgebieden en rangen van autoriteit.
Weinig of niets van dit alles zal nieuw zijn voor conservativen, maar Buchanan schijnt dat niet te zien. Hij uit weliswaar enige kritiek op de democratie maar biedt geen principieel argument. Hij beweert zelfs dat “als Amerika gestopt is een Christelijke natie te zijn dan is dat omdat het gestopt is een democratisch land te zijn.” Dit is een opmerkelijke uitspraak gezien het feit dat zowel de familie als de Christelijke kerk geen democratische instituten zijn (en voor zover ze dat wel zijn zitten ze in de problemen).
Uiteindelijk zet Buchanan zijn kritiek niet helemaal door. Er is geen vleugje van anti-statisme te vinden in zijn boek. De status quo van een centrale democratische natie-staat wordt zonder morren geaccepteerd. De strijd voert tussen Republikeinen en Democraten, de oplossing zou moeten komen van Washington DC, en Richard Nixon en Ronald Reagan (en in mindere mate Robert Bork, John Ashcroft, en George W. Bush) zijn “good guys.” Buchanan concludeert niet wat het gezonde verstand en theoretische analyse suggereren: dat de beide partijen, het congres, het Hoge Gerechtshof, en de president (en zijn “good guys”) – het democratische systeem – iets te maken zouden kunnen hebben met de dood van het Westen.
Toch komt Buchanan’s falen niet als een complete verrassing. Je hoeft alleen maar te denken aan zijn eerdere aanvallen op de klassieke vrijhandelsdoctrine en de “overleden Oostenrijkse econoom” Mises, of aan zijn protectionistische oproepen om Amerikaanse produkten te kopen. Dezelfde onwetendheid inzake economische theorie die hij in deze gevallen ten toon spreidde belet hem om de hier besproken materie tot in de kern te begrijpen.
Gedurende zijn verloren presidentiele campagnes presenteerde Buchanan zich als een revolutionair. Als een sterke voorstander van een sterke centrale overheid en zijn levenslange verbondenheid met Washington DC is hij in feite deel van het establishment (hoewel hij daarvan het enfant terrible zou kunnen zijn). Het is niet waarschijnlijk dat hij alsnog leert wat hij nog niet gedaan heeft. In plaats daarvan zal hij doorgaan om veel van zijn talent te verspillen in contraproductieve politieke campagnes en manoeuvres. Toch zou zijn “Death of the West” de katalisator kunnen vormen voor de vorming van een echte contrarevolutionaire beweging om het Westen nieuw leven in te blazen. Als de slimsten en meest nieuwsgierigen van zijn lezerskring maar inzien welke rol de staat en de democratie spelen in de ondergang van het Westen.
Hans-Hermann Hoppe, die door Lew Rockwell “een nationale schat” werd genoemd is senior medewerker aan het Ludwig von Mises Instituut, professor in de economie aan de Universiteit van Nevada, Las Vegas, en redacteur van The Journal of Libertarian Studies.
“Democracy: The God That Failed” is zijn achtste boek.
Noot van de vertaler: het origineel bevindt zich hier.
Dit artikel is eerder verschenen op MeerVrijheid