Op grond van nuchtere kosten-batenanalyse zou de toepassing van het voorzorgbeginsel ook wel een tandje lager mogen.

‘Better safe than sorry.’ Dit is de kern van het voorzorgsbeginsel. Overal om ons heen zien we de toepassing ervan. Wij hebben vangrails naast de snelweg en leuningen langs de trappen. Maar niet elke trap heeft een leuning. Dat geldt bijvoorbeeld voor de ladder van de glazenwasser. Dat geldt ook voor de ladders in de sluizen, hetgeen soms huiveringwekkende taferelen oplevert indien een passerende schipper via deze weg zijn St. Bernhard tracht uit te laten. We nemen deel aan het verkeer, ook al kost dat mensenlevens. We geven via de belastingen geld uit aan de brandweer, maar niet iedere woning heeft een sprinkler-installatie. En zelfs tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog waren er nog mensen die geen atoomvrije schuilkelder in hun achtertuin hadden. Met andere woorden, een risico-vrije wereld is ondenkbaar en er zijn grenzen aan het voorzorgbeginsel. Sommige risico’s worden door ons zo klein ingeschat dat we niet bereid zijn daarvoor extra uitgaven te doen. Immers, als we dat wel zouden doen, dan betekent dat dat we andere behoeften niet kunnen bevredigen. En daaronder zijn natuurlijk ook de voorzorgsmaatregelen begrepen die wij wensen te nemen uit hoofde van andere risico’s die wij meer waarschijnlijk achten. Kortom, de toepassing van het voorzorgbeginsel ontkomt niet aan de normale prioriteitsstelling op basis van een nuchtere kosten-batenanalyse die wij ook op alle andere gebieden toepassen.

Stagnatie

De laatste tijd wordt er nochtans meer prioriteit aan het voorzorgbeginsel gegeven dan in het verleden het geval was; zo zelfs dat de Eurocommissaris voor Gezondheid en Consumentenzaken, David Byrne, voorzichtig de vraag opwierp of er misschien niet sprake was van ‘risico-paranoia’. Zijn pogingen om daaraan iets te doen door wat hij de Europese ‘GMO-psychose’ (GMO = genetisch gemodificeerde organismen) noemde te doorbreken, zijn overigens tot op heden op niets uitgelopen. Ook zijn collega, de Eurocomissaris voor handel, Pascal Lamy, heeft er last van. Er bestaan namelijk grote verschillen tussen risico-appreciatie tussen de VS en Europa. Deze geven aanlei ding tot handelsconflicten, bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik van groeihormonen voor vleesproduktie en het gebruik genetische modificatie bij plantaardige voedselproduktie. In de VS hebben mensen en dieren reeds jarenlang zonder problemen genetisch gemodificeerd voedsel gegeten. In Europa geldt dit als Frankenstein-voedsel. Dit alles heeft een negatieve invloed heeft op de wederzijdse handelsbetrekkingen. Zoals gebruikelijk zien de Amerikanen hierin weer het zoveelste bewijs van Europees protectionisme. Zij worden in deze opvatting gesterkt door het feit dat Europese kaas, wijn en bier met genetisch gemodificeerde enzymen wordt verrijkt, zonder dat iemand zich daar kennelijk druk over maakt.

Volgens Jaap Hanekamp, van de Stichting Heidelberg Appeal Nederland (HAN, die zich tot doel stelt het publiek, media en politiek van zo objectief mogelijke informatie te voorzien op het gebied van milieu, biotechnologie en aanverwante terreinen) kent het voorzorgbeginsel ambivalentie ten opzichte van wetenschappelijk kennen en kunnen. Aan de ene kant wordt beklemtoond dat wetenschappelijke kennis grenzen heeft en omgeven is met onzekerheden: hèt bestaansrecht van het voorzorgbeginsel. Aan de andere kant staat de eis van wetenschappelijke zekerheid in relatie tot het aantonen van absolute veiligheid bij de introductie van nieuw produkten of processen. Per saldo marginaliseert het preventiedenken wetenschappelijke kennis. In plaats daarvan laat het politieke overwegingen en irrationele angsten prevaleren. Een strikte toepassing van het voorzorgbeginsel leidt ertoe dat men g een actie onderneemt voordat men er zeker van is dat deze geen schade veroorzaakt. Maar volledige zekerheid kan nooit worden gegarandeerd. Het resultaat is verlamming en stagnatie.

Trial and error

Het voorzorgbeginsel is bovendien blind voor de kosten of schade van de handhaving van de technologische status quo. Immers, de risico’s van de bestaande produkten en processen worden als gegeven beschouwd en niet aan dezelfde rigoreuze criteria onderworpen. Maar de groei van de welvaart is voor een belangrijk deel te danken aan innovatie en de ontwikkeling van de technologie. Wanneer deze worden afgeremd, heeft dat een negatief effect op de economische groei, hetgeen evenzeer risico’s met zich brengt. Geen vooruitgang zonder risico’s. ‘Trial and error’ is daarvan een essentieel onderdeel. Een strikte toepassing van het voorzorgbeginsel beperkt daartoe de mogelijkheden. Aldus Hanekamp.

Overmatige toepassing van het voorzorgbeginsel is schadelijk voor de samenleving. Een voorbeeld daarvan is de beperking van het gebruik van DDT in de Derde Wereld, waardoor malaria weer in opkomst is. Ook is het voorzorgbeginsel debet aan de belemmeringen voor de toepassing van GMO’s in de voedselproduktie in de ontwikkelingslanden, die tot veiliger en goedkoper voedsel kunnen leiden met meer voedingswaarde, hetgeen dus een waardevolle bijdrage kan leveren aan de bestrijding van de honger in de wereld. Daarnaast kan de toepassing van GMO’s een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van ontbossing in de Derde Wereld, doordat bestaande landbouwgrond en een grotere opbrengst opleveren.

Ambitie

Kortom, een strikte toepassing van het voorzorgbeginsel kan leiden tot een verstikking van innovatie, een belemmering van de handel, en het verlies aan mensenlevens door verbod op het gebruik van pesticiden en GMO’s. Als het voorzorgbeginsel in het verleden op dezelfde manier zou zijn toegepast als thans, dan hadden wij het zonder auto’s, treinen, vliegtuigen, medicijnen enz. moeten stellen die ons leven thans zo veel aangenamer maken.

Zoals reeds opgemerkt, neemt Europa ten aanzien van de toepassing van het voorzorgbeginsel in relatief terughoudende positie in. En dan te bedenken dat Europa op de Top is Lissabon in 2000 de ambitie heeft uitgesproken in tien jaar tijd de meest concurrerende, dynamische kennis-intensieve regio ter wereld te willen worden!

Drs. H.J. Labohm is als gastonderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’.

Dit artikel is eerder verschenen in de de Staatscourant, van 11 december 2002.