Voor een libertariër is de staat slechts een bende misdadigers[2]. Waarom? De staat schendt niet alleen de libertarische premisse dat eigendomsrechten heilig zijn, maar ook het axioma van geen agressie tegen niet-aanvallers. Maar door een eeuwenlange en bijzonder efficiënte PR-campagne bekijken de meeste mensen het niet op die manier. Daarom weigeren zij bijvoorbeeld te erkennen dat belasting diefstal is[3], het systeem van centrale en nationale banken huichelachtig is[4] en de dienstplicht neerkomt op kidnapping[5]. Indien enkelingen of groepen zulke activiteiten zouden ondernemen, dan zou de aard van hun daden overduidelijk zijn. Maar hoe dan ook, als de regering dit doet, ligt dat anders.

Voor een monarchist[6] is dit te wijten aan het goddelijk recht van koningen. Eigenaardig genoeg zijn er zelfs atheïsten die deze stelling ondersteunen[7]. Anderen aanvaarden de rechtmatigheid van wat de regering doet[8], maar enkel wanneer dit het resultaat is van een democratische stemming. Toch aanvaarden zij niet de daden van de door het volk verkozen Nazipartij in de jaren 1930 en 1940, wat inconsequent is. Velen vitten zelfs op de democratisch verkozen Oostenrijkse Vrijheidspartij in 2000[9]. Evenmin zouden zij het goedkeuren dat een bende van 10 in de woning van een gezin van 4 zou binnenvallen en hen zou “wegstemmen” over de vraag of de bende kan beschikken over de bezittingen van het gezin. Is dit niet vreemd?

Libertariërs koesteren deze populaire vooroordelen natuurlijk niet. Zij vergoddelijken het staatsapparaat ook niet. Hoe machtig de keizer ook is, toch draagt hij geen kleren. Dit gaat op voor elk aspect van de regering, en zeker voor de drie niveaus van het federaal systeem[10]. Het zijn allemaal regeringsagenten, ze schenden allemaal de libertarische axioma’s en moeten allemaal op staande voet worden veroordeeld omdat zij handelen tegen de libertarische voorschriften. Men kan niet ontkennen dat federale regeringen meer onschuldigen vermoorden dan deelstaten[11] en dat deze dan weer losbandiger[12] handelen dan de lokale besturen. Maar zelfs steden en gemeenten, met hun wetten tegen misdaden zonder slachtoffers, die sluitingsuren opleggen en pornografie en prostitutie[13] verbieden, zijn in dat verband helemaal niet zonder schuld. Tot daar het principe.

II. Strategie

Natuurlijk zijn er ook strategische overwegingen. Op dit niveau zijn de zaken duidelijker dan ooit over empirische kwesties: subsidiariteit is het doel. Daarom verkiest een libertariër een stadsbestuur boven een deelstaat en een deelstaat boven een federale staat. Hoe lager het niveau van de regering die onze rechten schendt, ceteris paribus, des te beter. De reden is duidelijk: zo’n samenleving is libertarischer, want er is meer concurrentie tussen steden dan tussen staten en meer tussen staten dan tussen federale regeringen. Concurrentie, zelfs in politieke zaken[14], leidt tot meer vrijheid. Mensen kunnen gemakkelijker een stad die de vrijheid aantast verlaten dan een deelstaat en makkelijker een deelstaat dan een federale staat.

Wanneer bijvoorbeeld een dorp een reglement op de huurprijzen invoert en aldus de woningmarkt verstoort[15], dan is het relatief gemakkelijk om naar de volgende stad te verhuizen. Dit vormt een hinderpaal voor het agressieve gemeentebeleid en spoort de gemeenteraad aan om de vergissing te herstellen[16]. Op z’n minst zullen dan minder mensen worden benadeeld door het woningsocialisme. Wanneer een staat de inwoners op deze manier om de tuin leidt, dan is het moeilijker om op te stappen, maar niet onmogelijk, aangezien er nog 49 andere mogelijkheden zijn. Maar als de federale regering zo’n wetgeving oplegt, zoals in 1942[17], zijn er natuurlijk nog wel andere landen[18], maar verhuizen is dan toch heel wat moeilijker. Dus, hoe lager het bestuurlijk niveau, des te groter is onze materiële greep op de blunders van de overheid.

Maar wat gebeurt er de weinige keren dat de federale regering eigenlijk libertarischer handelt dan haar lokale tegenhangers? Iets dergelijks zou zich hebben voorgedaan toen president Ronald Reagan dreigde de stad New York een geldboete op te leggen indien de stad haar huurwet niet introk[19].

De libertarische analyse van deze toestand is nogal ingewikkeld en kan in twee delen worden gesplitst. Ten eerste is er het empirisch aspect van de strategie. Als het plan van Reagan wordt uitgevoerd, wordt de macht van de federale regering versterkt, met op lange termijn negatieve gevolgen voor de vrijheid, gezien de subsidiariteit. Bovendien wordt het lager bestuursniveau verzwakt ten opzichte van een hoger niveau, om dezelfde reden. Anderzijds is het afschaffen van de huurwet natuurlijk een pluspunt voor het libertarisme, aangezien het de rechten van de eigenaars in kwestie vrijwaart, net zoals, paradoxaal voor niet-economen, de economische welvaart van de huurders.

Welk effect is nu het grootst?[20] Deze vraag is niet onmogelijk te beantwoorden. Het hangt af van de hoofdzakelijk subjectieve termijn binnen welke men de vrijheid wil bereiken[21]. Naarmate deze termijn langer is, wordt het initiatief van Reagan voordeliger, aangezien wij meer aandacht besteden aan de toekomstige negatieve implicaties voor de vrijheid. Met een kortere voorkeurtermijn zouden we meer geneigd zijn om ons te verzetten tegen deze federale poging en in feite de onmiddellijke vrijheid van de huisbazen en huurders van de stad New York op te offeren voor meer kans op vrijheid voor de hele samenleving. Hoe meer geneigdheid tot risico, des te meer neigen wij in de richting van de federale inmenging.

De tweede beschouwing is zuiver een kwestie van principe. In dat geval is de zaak overduidelijk. Huurwetten betekenen een schending van de rechten. De afschaffing ervan, door de duivel zelf als het nodig is, is een stap in de goede richting. Het is niet meer en niet minder dan rechtvaardig de huurwetten uit te roeien, ongeacht de gevolgen voor de toekomstige vrijheid. Amen en uit. Wie zich verzet tegen de opheffing van de huurwetten van de centrale regering, is in dat opzicht geen zuivere libertariër.

III. Bezwaren

Laten wij nu een aantal bezwaren tegen het voorgaande beschouwen.

1. Als de federale overheid toezicht blijft houden op het woningbestand van de stad, betekent dit de doodsklok voor de langetermijnvooruitzichten op vrijheid. Het is een ontkenning van subsidiariteit[22], de laatste hoop voor de individuele vrijheid.

Hoewel dit zeer juist is, en ik twijfel er niet aan, toch is dit bezwaar nog steeds niet ter zake. Wij hebben de kracht van het argument reeds erkend onder het hoofdstuk strategie. Maar nu gaat het om een libertarisch principe, en dus heeft dit geen belang in deze context.

2. De federale regering is een veel grotere vrijheidsovertreder dan de lokale besturen, alleen al omdat zij haar toevlucht neemt tot agressieve oorlogen, wat laatstgenoemde niet doen. Daarom geven wij – niet alleen uit opportunisme maar ook uit principe – de voorkeur aan de lokale besturen in elke onenigheid tussen hen, zelfs in de zeer zeldzame gevallen waarin de centrale staat gelijk heeft en het lokale bestuur niet.

Mijn bewering is dat het aanvoeren van dit argument neerkomt op het vergoddelijken of verketteren van de federale regering. Veronderstel dat er twee gevaarlijke gangsterbendes zijn, de groenen en de grijzen. De groenen zijn veel talrijker en sterker dan de grijzen en ook veel wilder. Op een dag echter zijn enkele leden van de grijzen een onschuldige aan het terroriseren. Denkend aan Don Quichot, overwegen een aantal groenen dit slachtoffer te redden en het stoute plan van de grijzen te verijdelen. Voor wie kiest de libertariër uit principe? De vraag stellen is het antwoord geven. Libertarische principekwesties worden alleen beantwoord op basis van de al of niet schending van het axioma van niet-agressie, totaal los van alle gevolgen of utilitaire overwegingen. Bijvoorbeeld indien een terrorist een volledige stad dreigt op te blazen tenzij wij, de justitie, een onschuldige vermoorden, zoals het zoontje van de krankzinnige bommenlegger, dan zijn wij verplicht om dit te weigeren[23]. “Gere
chtigheid, om het even wat er gebeurt!”, is het libertarische motto.

Het probleem met dit voorbeeld is dat de meeste mensen instinctief alleen letten op het vooruitzicht dat onschuldige burgers zullen sterven. Maar dit is maar een deel van het verhaal. Veronderstel dat er een engelbewaarder was die het leven van het jongetje moest beschermen, en dat de overheid het kind wilde doden om de stad te redden. Heeft deze engelbewaarder dan het recht om alle politieagenten te doden die het kind trachten te vatten om het te doden? Het zoontje is volledig onschuldig van alle kwaad, en zeker van het kwaad van zijn vader. Het kind doden zou dus een moord zijn. Zijn potentiële moordenaars stoppen, zelfs met dodelijke afloop, zou daarom gerechtvaardigd zijn.

Rothbard legt uit:

“Een van de grote gebreken in de slordige orthodoxe benadering is dat men zich blind staart op het recht van één slachtoffer [de stadsbewoners] op zelfverdediging tegen aanvallen, of op zijn goed bedoelde vergissing. Maar jammer genoeg verwaarloost de orthodoxe doctrine het andere slachtoffer [het zoontje van de terrorist in ons voorbeeld]. Het recht [van de zoon] op zelfverdediging wordt ernstig verwaarloosd. De juiste vraag in al deze gevallen is: Zou [de zoon] het recht gehad hebben om [de politieagent] neer te knallen in zijn zelfverdediging? Natuurlijk moet het antwoord, ongeacht onze aansprakelijkheidstheorie, positief zijn; vandaar dat de voorkeur moet gaan naar de strikte aansprakelijkheidstheorie, die zich concentreert op het recht van eenieder op zelfverdediging en niet alleen van een bepaalde beschuldigde”.[24]

Ongeacht de misdaden van de groenen in het verleden en om het even hoeveel slechter zij zijn dan de grijzen, op deze bewuste dag staan zij aan de kant van de engelen, ongeacht hun beweegredenen. Daarom staan wij vandaag aan de kant van de groenen in hun strijd tegen de grijzen.

Maar dit is nu precies het geval met de federale regering en het lokaal bestuur. Het zijn allebei gangsterbendes. Toegegeven, de eerste overheid is veel machtiger en gemener dan de tweede en allebei zijn ze onherkenbaar volgepropt met morele rechtmatigheid dankzij de grootste PR-campagne aller tijden. Maar met al die aanstellerij zijn zij uiteindelijk niet anders dan de groenen en de grijzen, twee gewone straatbendes. De misvatting van de vergoddelijking van de staat is dat regeringen, op welk niveau dan ook, op een hoger moreel peil worden geplaatst dan dat zij verdienen. Neen. Een zorgvuldige analyse zal hen ontmaskeren als de gemene (maar opgeblazen) straatboeven die ze zijn, en ze dienovereenkomstig behandelen. Als de federale regering heel onverwacht in feite toch iets doet dat de vrijheid bevordert, dan moeten wij haar daarvoor principieel feliciteren en steunen.

3. “Als de federale regering zich moeit met gemeentezaken en een behoorlijk bekrachtigde huurwet vernietigt, dan oefent zij toezicht uit op het gemeentelijk woonbeleid en dan moeten libertariërs zich daar principieel tegen verzetten”.[25]

Was dit waar, dan zou dit inderdaad een schending betekenen van de libertarische axioma’s, en niet zo maar een (mogelijke) overtreding uit eigenbelang. Niettemin is het moeilijk deze uitleg te aanvaarden. Het zou impliceren dat de groenen, zelfs in hun beste doen, wanneer zij een onschuldig persoon beschermen tegen de plunderingen van de grijzen, schuldig zouden zijn wat deze daad betreft.

Neem een ander geval. Veedieven stelen de eigendom van een eerlijke boer. Dan komen Lone Ranger en Tonto, die de slechteriken dwingen om de koeien terug te geven aan de wettige eigenaar. In zekere zin hebben onze helden deze koeien “in beslag genomen”. Maar het is zeker denkbeeldig dat men zich alleen op die basis zou verzetten tegen hun reddingsoperatie. Als we dit consequent toepassen, zou geen politiemacht, en zelfs niet een privé-firma[26] of wie dan ook ooit een slachtoffer van een diefstal helpen. Want althans voor een klein ogenblik zou het nodig zijn om zich van andermans eigendom meester te maken.

IV. Rechterlijk activisme

Dezelfde analyse geldt voor de vraag of strenge juristen, die hun opinie baseren op de Grondwet, of rechterlijke activisten, die er allerhande soorten schaduwzijden en uitvloeisels in vinden (bijvoorbeeld zij maken gaandeweg de wet) dichter bij het libertarisme staan. Op strategisch vlak is er een sterk vermoeden dat strenge juristen veel dichter bij het libertarisch principe staan. Dit komt doordat de Amerikaanse grondwet wel vele zwakheden vertoont[27], maar toch een document is dat ruwweg aansluit bij de vrijheid. Maar dit is slechts een empirische veralgemening. Men kan ook een alternatief standpunt innemen. Indien Murray N. Rothbard als rechter van het hoger gerechtshof werd aangesteld, dan zou hij wellicht een grote “activist” zijn. Hij zou zich niet beperken tot de Grondwet, maar zou daarentegen zijn opinie baseren op de veel libertarischer axioma’s van privé-eigendom en niet-agressie, wanneer beide tot verschillende resultaten leiden.

En wat met het libertarisch principe? De kern van de zaak is nu duidelijk: het is onmogelijk vooraf te bepalen of activisme, dan wel constitutionalisme, beter bij het libertarisme aanleunen. Het hangt af van de specifieke beslissingen die de rechters moeten nemen. De kwestie is dat activisme en constitutionalisme valse alternatieven zijn voor de libertariër[28]. Soms zal het ene, dan weer het andere worden gebruikt om het principe te benaderen.

Misschien zal een analoog voorbeeld dit punt beter illustreren. Welke muziek is de beste: traag of snel, luid of zacht, een viool of een piano? Alles hangt ervan af. Deze verschillen zijn gewoonweg irrelevant voor esthetische beschouwingen. Net zoals het verschil tussen activisme en constitutionalisme voor de libertariër.

V. Rodney King

Hierna bespreken we een fictieve persoon, Ronny King genoemd (niet Rodney), om bezwaren in verband met mogelijke historische onnauwkeurigheden te vermijden. Ronny gebruikte zijn voertuig op een zeer gevaarlijke manier door steeds maar de stoplichten te negeren en met snelheden van zowat 160 km/u door de stad te rijden. In een libertarische samenleving, en zelfs in de huidige, zou zo iemand schuldig bevonden worden aan roekeloos gedrag en zelfs aan poging tot moord. Na een wilde achtervolging door de politie werd hij uiteindelijk ingerekend. Hij verweerde zich tegen arrestatie en werd zwaar afgeranseld. Voor de libertariër (en natuurlijk ook voor anderen) is de hamvraag: waren deze slagen gerechtvaardigd?

Een radicaal tegenargument luidt als volgt: in een volledi
g vrije samenleving zou er geen overheidspolitie zijn. Dergelijke diensten zouden geprivatiseerd zijn. Dus als om te beginnen er geen overheidspolitie zou bestaan, dan zouden al deze daden, zoals bekeuringen geven aan voetgangers die niet op de zebrapaden oversteken, oude dames de straat helpen oversteken of het redden van katten, ook niet worden ondernomen. Ipso facto handelde de politie onrechtvaardig en incorrect door Ronny King te achtervolgen en te doen stoppen, laat staan hem af te ranselen.

Vanuit libertarisch standpunt is het probleem met deze benadering dat zij opnieuw de regering vergoddelijkt. Laat dit nu eens en voor altijd duidelijk zijn: de regering is niets anders dan een opgeblazen en verfijnde gangsterbende. Zij heeft geen superbevoegdheden. In het beschreven scenario echter zijn er niet een maar twee soorten boosdoeners: de politie en Ronny King. Allebei handelen ze in strijd met de libertarische principes. De eerste gewoon omdat ze een onderdeel van de staat is en niet een privé-politie[29], en de tweede omdat hij voetgangers en andere weggebruikers in gevaar brengt en bedreigt.

Ja, typisch doet de politie meer kwaad dan een delinquent zoals Ronny. Maar we hebben al begrepen dat de groenen, hoewel ze machtiger zijn dan de grijzen, op een bepaald ogenblik het bij het rechte eind kunnen hebben. In dit geval is het duidelijk dat Ronny King de vrede verstoorde en dat de politie handelde om hem te doen stoppen. Objectief gezien had de overheid gelijk en heeft Ronny verkeerd gehandeld.

Voetnoten:


[1] De auteur dankt Hannah Block voor haar waardevolle redactionele suggesties.

[2] Spooner, Lysander, No Treason, Larkspur, Colorado, (1870) 1966; Block, Walter, “Toward a Libertarian Theory of Guilt and Punishment for the Crime of Statism,” Huelsmann, Guido, ed., The Rise and Fall of the State, verwacht; Block, Walter, “National Defense and the Theory of Externalities, Public Goods and Clubs,” Hoppe, Hans-Hermann, ed., Explorations in the Theory and History of Security Production, verwacht; Rothbard, Murray N., “The Anatomy of the State,” Rampart Journal, Summer 1965; Rothbard, Murray N., The Ethics of Liberty, Humanities Press, Atlantic Highlands, N.J., 1982, pp. 161-188; Hoppe, Hans-Hermann, “The Private Production of Defense,” The Journal of Libertarian Studies, Vol. 14, No. 1, Winter 1998-1999, pp. 27-52.

[3] Rothbard, Murray N., Power and Market: Government and the Economy, Menlo Park Cal.: Institute for Humane Studies, 1970; Rothbard, Murray N., 1994, “Nations by Consent: Decomposing the Nation State,” The Journal of Libertarian Studies, Vol. 11, No. 1, Fall, pp. 1-10; Hoppe, Hans-Hermann, “The Economics and Sociology of Taxation,” Rockwell. L., ed., Taxation: An Austrian View, Boston: Dordrecht, 1992.

[4] Block, Walter, Defending the Undefendable, New York: Fox and Wilkes, 1991[1976]; Hoppe, Hans Hermann, “How is Fiat Money Possible? — or, The Devolution of Money and Credit,” Review of Austrian Economics, Vol. 7, No. 2, 1994, pp. 49-74; Cantor, Paul, 1997, “The Poet as Economist: Shelley’s Critique of Paper Money and the British National Debt,” The Journal of Libertarian Studies, Vol. 13, No. 1, Summer, pp. 21-44.

[5] Rothbard, Murray N., “Abolish Slavery !” Colorado Springs Gazette Telegraph (Pine Tree Column), 13 juli 1967. Herdrukt als “Abolish Slavery: Compulsory Jury Duty Also Is Draft” in Orange County Register, 3 augustus 1967; Block, Walter, Against the Voluntary Military,” The Libertarian Forum.

[6] Hoppe, Hans-Hermann, “The Political Economy of Monarchy, Democracy, and the Idea of a Natural Order,” Journal of Libertarian Studies, Vol. 11, No. 2, 1995, pp. 94-121; Hoppe, Hans-Hermann, “Time Preference, Government, and the Process of Decivilization – From Monarchy to Democracy,” Costs of War, zxzx, ed., city: publisher, year

[7] Hoe kan men anders verklaren dat in deze niet eens antireligieuze tijd, de gunstelingen van de staat en de gewone man zeer ongelijk worden behandeld?

[8] Indien privé-personen deze daden zouden verrichten, zouden zij die nochtans als zijnde immoreel verwerpen.

[9] Deze politieke partij wordt door het gewone volk verworpen vanwege haar zeer onrechtstreekse banden met het Nazisme. Nochtans, wanneer de communisten in vele West-Europese regeringen zetelen, dan horen wij weinig protest van onze leiders en autoriteiten. En toch hebben de communisten veel meer onschuldigen vermoord dan de Nazi’s. Zie hierover Courtois, Stephane, Nicolas Werth, Jean-Louis Panne, Andrzej Paczkowski, Karel Bartosek en Jean Louis Margolin, The Black Book of Communism: Crimes, Terror, Repression, vertaald uit het Frans door Murphy, Jonathan en Mark Kramer, Cambridge, MA: Harvard University Press, 1999; R. J. Rummel, Death By Government, New Brunswick, NJ: Transaction, 1996; Conquest, Robert (1990) The Great Terror, Edmonton, Alberta: Edmonton University Press; Conquest, Robert (1986), The Harvest of Sorrow, N.Y.: Oxford University Press.

[10] Voor een oppervlakkig libertarische benadering die het lokale bestuursniveau verdedigt tegen een zo kritische evaluatie, zie Holcombe, Randall G., The Economic Foundations of Government, New York: New York University Press, 1994. Voor een repliek, zie Block, Walter, “National Defense and the Theory of Externalities, Public Goods and Clubs,” Hoppe, Hans-Hermann, ed., Explorations in the Theory and History of Security Production, verwacht.

[11] Oorlogen worden gevoerd door een land en niet door afzonderlijke deelstaten. Zo ook zijn federale wetten tegen drugs verantwoordelijk voor duizenden doden. Zie hierover Walter Block, Defending the Undefendable, New York: Laissez-Faire Books, (1976) 1991, pp. 39-49; Block, Walter, “Drug Prohibition: A Legal and Economic Analysis,” Journal of Business Ethics, Vol. 12, 1993, pp. 107-118; Block, Walter, “Drug Prohibition, Individual Virtue and Positive Economics,” Review of Political Economy, Oktober 1996, Vol. 8, No.
4, pp. 433-436; Boaz, David, ed., The Crisis in Drug Prohibition, Washington D.C.: The Cato Institute, 1990; Friedman, Milton, “An Open Letter to Bill Bennett,” Wall Street Journal, 7 september 1989; Hamowy, Ronald, ed., Dealing With Drugs Consequences of Government Control, San Francisco, The Pacific Institute, 1987; Rothbard, Murray N., For a New Liberty, Macmillan, New York, 1973, hoofdstuk 6; Szasz, Thomas, Ceremonial Chemistry: The Ritual Persecution of Drugs, Addicts and Pushers, red ed., Holmes Beach FL: Learning Publications, 1985; Thornton, Mark, The Economics of Prohibition, Salt Lake City: The University of Utah Press, 1991.

[12] Hiermee bedoelen we dat zij de libertarische principes schenden.

[13] McGee, Robert, 1993, “If Dwarf Tossing Is Outlawed, Only Outlaws Will Toss Dwarfs: Is Dwarf Tossing a Victimless Crime,” American Journal of Jurisprudence, Vol. 38, pp. 335-358.

[14] Hiermee aanvaarden wij niet het in Chicago gehanteerde begrip van publieke keuze, alsof er een politieke markt zou bestaan, net zoals een economische. Voor een kritiek op deze doctrine, zie Rothbard, Murray N., “Buchanan and Tullock’s The Calculus of Consent.” The Logic of Action Two: Applications and Criticism from the Austrian School. Glos, UK: Edward Elgar Publishing Ltd., 1997, pp. 269-274.

[15] Voor algemene argumenten tegen huurprijscontrole, zie: Arnott, Richard J., en Mintz, Jack M., Rent Control: The International Experience, Kingston Ontario: John Deutsch Institute, 1987; Baird, Charles, Rent Control: The Perennial Folly, Washington D.C.: The Cato Institute, 1980; Block, Walter, and Edgar Olsen, eds., Rent Control: Myths and Realities, Vancouver, The Fraser Institute, 1981; Block, Walter, “The Economics of Rent Control in the United States.” Niet gepubliceerde Ph.D. proefschrift, Columbia University, 1972, Ann Arbor, MI: Xerox University Microfilms, 1976; Block, Walter, “Rent Control: A Tale of Two Canadian Cities,” Mid Atlantic Journal of Business, Vol. 25, No. 7, 1989, pp. 85-88; Block, Walter, “An Analysis and Evaluation of Rental Housing in the City of New York: Supply and Conditions 1975 – 1978 door Peter Marcuse,” International Journal for Housing Science, Vol. 4, Nummer 4, Najaar 1980, pp. 343-359; Block, Walter, “The Negative Impact of Government Policies on the Built Environment,” International Journal of Housing Science, Vol. 5, No. 2, Voorjaar 1981, pp. 131-140; Block, Walter, “Rent Control: A Case Study of British Columbia,” Mid Atlantic Journal of Business, Vol. 30, No. 3, December 1994, pp. 299-304; Block, Walter, “Housing is Not a basic human right, “Canadian Housing, Vol. 6, No. 1. Spring 1989, pp. 30-31; Block, Walter, “Rent Controls–Who Benefits and Who Is Hurt,” Housing in Canada: A Continuing Challenge, Paul Cosgrove en Raymond V. Hession, eds., Don Mills, Ontario: The Canadian Real Estate Association, 1982, pp. 197-209; Block, Walter, “On Rent Control,” David Henderson, ed., The Fortune Encyclopedia of Economics, New York: Warner Books, 1993, pp. 421-425; Block, Walter, A Critique of the Legal and Philosophical Case for Rent Control, verwacht; Block, Walter, Horton, Joseph, en Shorter, Ethan “Rent Control: An Economic Abomination,” International Journal of Value Based Management, Vol. 11, No. 3, 1998, pp. 253-263; Cragg, J.G., “Rent Control Report” opgedragen door British Columbia Rentalsman, vlugschrift, 1974; Downs, Anthony, Residential Rent Controls: An Evaluation, Washington: The Urban Land Institute, 1988; Grant, R.W., Rent Control and the War Against the Poor, Manhattan Beach: Quandary House, 1989; Johnson, M. Bruce, ed., Resolving the Housing Crisis: Government Policy, Decontrol, and the Public Interest, San Francisco: The Pacific Institute, 1982; Salins, Peter D., The Ecology of Housing Destruction: Economic Effects of Public Intervention in the Housing Market, New York: New York University Press, 1980; Tucker, William, The Excluded Americans: Homelessness and Housing Policies, Washington D.C., Regnery Gateway, 1990.

[16] Deze stimulans wordt fel afgezwakt doordat verkiezingen slechts om de twee of vier jaar plaatsvinden en de kiezer onmogelijk zijn goed- of afkeuring over een bepaalde handeling van de raadsleden kan uiten; in de plaats daarvan worden de kandidaten geëvalueerd op hun volledige regeerperiode. Op de markt daarentegen wordt elke dag met geld gestemd en kan men zijn voorkeur voor bepaalde producten of diensten specificeren. Bovendien, als het geld verstandig wordt uitgegeven, dan heeft de consument er voordeel bij; in de politiek bestaat er geen analoge situatie. Dit betekent dat de verstandige en de domme kiezer hetzelfde lot ondergaan.

[17] Supra, voetnoot 13.

[18] Dit is de kern van het argument tegen de wereldregering; als Big Brother het heft in handen neemt, kan men nergens op aarde terecht.

[19] De Britse Premier Margaret Thatcher, die de centrale regering vertegenwoordigde, had ongeveer dezelfde verhouding met de socialistische stadsbesturen, en vooral de Londense gemeenteraad.

[20] Voor een debat tussen twee libertariërs over het 14de amendement, zie Healy, Gene, “Liberty, States’ Rights, and the Most Dangerous Amendment
“, Liberty, augustus 1999, pp. 13-16; Pilon, Roger, “In Defense of the Fourteenth Amendment,” Liberty, februari 2000, pp. 39-45; Healy, Gene, “Roger & Me,” Liberty, februari 2000, pp. 46-49; Pilon, Roger, “I’ll Take the 14th”, Liberty, maart 2000, pp. 15-16

[21] Zie Rothbard, Murray N., “Production: The Rate of Interest and Its Determination,” Man, Economy and State, Auburn AL: Mises Institute, 1993, hfst. 6.

[22] Novak, Michael, The Spirit of Democratic Capitalism, Simon & Schuster, New York, N.Y. 1978; Novak, Michael, “The Liberal Society as Liberation Theology,” Notre Dame Journal of Law, Ethics and Public Policy, Volume 2, No. 1, 1985.

[23] Voor een verdediging van deze bewering, zie Block, Walter, “Replies to Levin and Kipnis on Blackmail,” Criminal Justice Ethics, Vol. 18, No. 2, zomer/herfst 1999, pp. 23-28; voor een kritiek hierop, zie Levin, Michael, Blockmail, Criminal Justice Ethics, Vol. 18, No. 2, zomer/herfst 1999, pp. 11-18.

[24] Rothbard, Murray N., “Law, Property Rights, and Air Pollution,” Economics and the Environment: A Reconciliation, Walter Block, ed., Vancouver: The Fraser Institute, 1990, p. 240. Rothbard was in eerste instantie een slachtoffer aan het verdedigen van een schietpartij door iemand die op een aanvaller schoot en bij vergissing dit slachtoffer raakte. Ik heb zijn tekst geëxtrapoleerd en aangevuld met de woorden tussen haakjes, zodat hij past in onze discussie.

[25] Dit argument heb ik te danken aan Guido Huelsmann.

[26] Rothbard, Murray N., For a New Liberty, Macmillan, New York, 1973, chapter 11; Tinsley, Patrick, “Private Police: A Note”, The Journal of Libertarian Studies, Vol. 14, No. 1, Winter 1998-1999, pp. 95-100.

[27] Er was jammer genoeg dat probleempje met de post, om niet te spreken van de slavernij.

[28] Barnett, Randy E., “Judicial Conservatism v. A Principled Judicial Activism” in “Symposium on Law and Philosophy” 10 Harvard Journal of Law and Public Policy 273 (1987).

[29] Wij houden geen rekening met het feit dat de politie wetten tegen slachtofferloze misdaden oplegt aan de onschuldige overtreders van daden die te maken hebben met seks, drugs, gokken, enz.